zondag 5 juli 2020

Sanne Bloemink

Uitgeverij Pluim 2020, 111 pagina's € 12,99
 

Website Sanne Bloemink (1973)

Korte beschrijving
Dit boekje, een soort essay, van auteur en journalist Sanne Bloemink (1973) is verschenen in de serie 'Vitale ideeën voor de wereld van morgen'. Twee onderwerpen springen eruit: klimaat en biodiversiteit. Het gaat daarbij niet alleen om praktische oplossingen (bv. geen fossiele brandstoffen; natuurgebonden maatregelen), maar ook hoe planten en dieren in hun (voort)bestaan een rol kunnen spelen en een stem kunnen krijgen in hun toekomst: een dialoog met behulp van kunstmatige intelligentie, uitmondend in zelfstandig handelen. Om zo te laten zien dat hun inbreng even waardevol is als die van andere organismen (de mens staat niet boven de natuur). Het ontwikkelen van een ecologische economie. Wat heeft de natuur ons te vertellen, vanuit het perspectief van o.a. de dieren. De eigendunk van mensen wordt ter discussie gesteld (in ons DNA zitten ook onderdelen van o.a. virussen). Het streven naar samengaan van natuur, politiek en wetenschap is het doel van deze discussie. Interviews met mensen uit diverse disciplines leveren het materiaal daarvoor. En dat alles in de zoektocht naar een vertrouwenwekkende toekomst. Een op de toekomst gericht, vernieuwend discussiestuk over het voortbestaan van mens, natuur en biodiversiteit. Respect voor de leefwereld om ons heen vanuit dat perspectief.

Tekst op website uitgever
Terwijl mensen over de hele wereld binnen bleven kwam de natuur tot leven. Vogels floten erop los, de lucht was frisser dan ooit en de herrie van het verkeer verstomde. Walvissen waren voor even verlost van de door zeetankers veroorzaakte geluidsoverlast en zeeschildpadden legden hun eieren op verlaten stranden. Dit tijdelijke venster op een andere wereld geeft hoop voor de toekomst.
De covid-19-pandemie wijst ons op het feit dat we niet zijn losgezongen van de materiële wereld, maar hier een integraal onderdeel van uitmaken. Alles is met alles verbonden en het wordt tijd dat we deze ecologische verbondenheid gaan voelen en erkennen. Maar hoe doe je dat?
Deze vraag stelt Sanne Bloemink zich al een aantal jaren. Hoe raak je verbonden met de omgeving, met de natuur? Waar begint die relatie? Bloemink sprak hierover met vooruitstrevende wetenschappers, kunstenaars, schrijvers en denkers die zoeken naar nieuwe perspectieven op de omgeving. Hun werk is beangstigend, desoriënterend en opwindend tegelijk. Dus houd je vast.
Sanne Bloemink (1973) is schrijver en journalist. Eerder schreef ze Hypermama (2008), Happy Me (2012) en Diagnosedrift (2018). Ze publiceert regelmatig in De Groene Amsterdammer.

Fragment uit 4. Ondergrondse schimmeldraden
'We staan op een kruispunt in de geschiedenis.' 'De coronacrisis is een kans.' Het zijn zinnen die ik de afgelopen maanden zo vaak heb gelezen dat ik er al een flinke dosis irritatie bij voel. Want iedereen berijdt zijn eigen stokpaardje en betoogt dat 'juist nu' de tijd rijp is om ... en dan volgt het specifieke doel: thuiswerken, basisinkomen, vergroering, etc. De vraag is in hoeverre aan al die hooggespannen verwachtingen zal worden voldaan. Bovendien is het nog de vraag of het wel gepast is om in deze crisis 'een kans' te zien, nu duidelijk is dat wereldwijd de impact van de gevolgen van COVID-19 keihard en vooral zeer ongelijk verdeeld is. Want hoe makkelijk is het voor mij om van achter mijn laptop over kansen te schrijven terwijl overal ter wereld werknemers in vitale beroepen, meestal juist de laagst betaalde beroepen, veel meer risico lopen dan ik?
Toch is het niet voor niets dat zo veel journalisten en schrijvers de drang voelen om die zin, of vergelijkbare zinnen, op te tikken en de wereld in te gooien. Want uiteindelijk geloof ik ook dat de coronacrisis, naast al het leed dat wordt veroorzaakt, tegelijkertijd een venster zou kunnen bieden op een nieuwe wereld. Dat is in eerste instantie een gevoelskwestie. Voor het eerst heb ik een sterk gevoel van iets wat ik eigenlijk al wist. Dat weten is door deze crisis echter meer 'doorleefd' geraakt. het is het gevoel dat ik onderdeel ben van een groter geheel. Dat de acties van ieder individu uitmaken voor de gezondheid van het collectief. Dat de samenleving door en door sociaal is en dat de 'wij' van die samenleving zich aan het uitbreiden is, voorbij de mens. 'Het virus herschrijft onze verbeelding. Wat als onmogelijk voelde is denkbaar geworden ... Het lijkt erop dat we een nieuwe structuur van gevoel aan het leren zijn,' schrijft Kim Stanley Robinson in The New Yorker (1 mei, 2020).
Schimmeldraden onder de grond vormen een communicatienetwerk en verbinden bomen met elkaar; dit netwerk maakt al die bomen samen tot een bos. Ik ben een individu, maar tegelijkertijd ben ik onderdeel van het ecosysteem van mijn lichaam, waarin naast menselijke celen talloze microben leven die continu DNA met elkaar uitwisselen. Bovendien kan het virus zomaar mijn lichaam binnendringen via het lichaam van mijn buurvrouw, het ecosysteem van mijn straat. Ik ben onderdeel van het ecosysteem van mijn stad, mijn land en uiteindelijk van het ecosysteem van de aarde. Als ik een telefoon koop, dan gaat er ergens in Afrika een arme loonarbeider de mijn in om grondstoffen voor die telefoon te winnen. Voor die mijn is een bos gekapt waardoor de vleermuis, een bron van ziekteverwekkende virussen, dichter bij deze arbeider komt te leven. De arbeider heeft honger en eet een gorilla op, bushmeat voor de nodige proteïne. Als hij nog minder inkomsten heeft, gaat hij misschien schubdieren stropen en verkopen aan een tussenhandelaar die de dieren weer verkoopt op een wet market in China. Alles is met alles verbonden. (pagina 102-104)
 
Citaat uit een recensie
Redenen om dit boek wel te lezen
Het is een groot geluk dat Bloemink zo veel eigenzinnige initiatieven in dit boek bij elkaar brengt. Zoals het Linnaeusproject, dat inspeelt op het feit dat de grootste rijkdom aan diversiteit ter vinden is op plekken waar de levensstandaard van mensen het laagste is.
  Misschien kunnen dieren een digitale portemonnee krijgen waarmee ze hun menselijke medebewoners gaan betalen om hen te beschermen? Hoe controversieel ook, dit soort wilde ideeën smaken naar meer. (Uit: Rouwen om een gletsjer en andere wilde ideeën, Trouw, woensdag 12 augustus 2020)

Sanne Bloemink schreef samen Christien Brinkgreve en Eric Koenen: Taalkracht : andere woorden andere werelden (in 2020) en Weten vraagt meer dan meten : hoe het denken verdwijnt in het regime van maat en getal (in 2017)

Lees ook: De soldaat was een dolfijn : over politieke dieren van Eva Meijer (uit 2017)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Paul Verhaeghe 6

De Bezige bij 2020, 134 pagina's € 14,99 

Wikipedia: Paul Verhaeghe (1955)

Korte beschrijving
Essay over de vraag hoe we de corona(covid-19)crisis kunnen aangrijpen om andere keuzes te maken. Leidraad voor het essay zijn de drie vragen van Kant: Wat kunnen we weten, wat mogen we hopen, wat moeten we doen? De auteur voegt een vierde vraag toe: Wat moeten we vrezen? De vrijemarktsamenleving lijkt in haar eindfase te zijn, de klimaatverandering vraagt om oplossingen, covid-19 legt vele misstanden bloot. De vrees is dat alles hetzelfde blijft en dus erger wordt. De hoop is gericht op echte verandering, op een economie die ondergeschikt is aan de samenleving, op economische groei die vervangen wordt door duurzaamheid, op een nieuw type leiderschap, op onderwijs waar kinderen opgroeien tot kritische mensen. Hoop op dat we kiezen voor wat ons leven tot leven maakt. In de anderhalvemetersamenleving moeten we een veilige manier vinden om elkaar stevig te omhelzen. Paul Verhaeghe is klinisch psycholoog en hoogleraar aan de Universiteit Gent en publiceerde eerder o.a. 'Het einde van de psychotherapie' (2009), 'Identiteit' (2012), 'Autoriteit' (2015) en 'Intimiteit' (2018). Met eindnoten. 
 
Tekst op website uitgever
De wereld staat op z'n kop. De coronacrisis raakt iedereen en we moeten ons allemaal aanpassen aan een samenleving die we nog niet kenden. Dit brengt een onvermijdelijk besef met zich mee: de ongebreidelde groei waar we eeuwenlang naar streefden is niet langer verdedigbaar.

Paul Verhaeghe betoogt dat we deze crisis moeten aangrijpen om ingrijpend andere keuzes te gaan maken. Welke kant willen we op met onze economie? Hoe moeten we ons verhouden tot elkaar, en tot het milieu? Tegelijkertijd analyseert hij de impact van deze crisis op individueel niveau. Welk effect heeft dit "nieuwe normaal' op ons welbevinden? Hoe kunnen we omgaan met eenzaamheid en onzekerheid, en is het vol te houden
om niet te worden aangeraakt?

Als geen ander is Paul Verhaeghe in staat om de maatschappij en het individu met elkaar in verband te brengen. Hij toont wat we weten, wat we moeten vrezen, waarop we kunnen hopen en wat we kunnen doen – om sterker uit dit tijdperk te komen dan we erin gingen.

Fragment uit Wat moeten we doen?
Een slecht leven, zowel in de morele zin als in de betekenis van ongelukkig, heeft altijd te maken met een teveel of een te weinig. Goed is de juiste maat, met een noodzakelijke afweging binnen de context. Op een feest eet en drink je meer dan op een doordeweekse dag. Wie zich iedere dag volvreet en klem zuipt, of omgekeerd, wie voortdurend calorieën telt en enkel bronwater drinkt, is fout bezig. Hetzelfde geldt voor erotiek. De oversekste man of vrouw die van het ene bed in het andere duikt, alle standjes, genders en nieuwste gadgets uitprobeert, en dankzij een cocktail van viagra en cocaïne blijft  excelleren vindt zijn of haar tegendeel in de gefrustreerde asceet die seks afgezworen heeft en er bijgevolg de hele dag aan zit te denken. Dergelijke gewoontepatronen zijn slecht omdat ze noch een goed leven noch genot opleveren, en nog destructief zijn.
  De aristotelische regel is even eenvoudig als universeel. Moed houdt het tussen overmoed en lafheid, gematigdheid tussen losbandigheid en ascese, kalmte tussen driftkikkergedrag en kalmeerpillenapathie, en dat telkens opnieuw afhankelijk van de omstandigheden. Wie het juiste midden vindt tussen wantrouwen en goedgelovigheid, tussen passief meewerken en ellebogenwerk, tussen onderdanigheid en het betwisten van elk gezag, tussen gierigheid en verkwisting, die bezorgt zichzelf en anderen een pak ellende Een maatschappij die haar leden voorhoudt dat iedereen hogere 'targets' moet bereiken, steeds meer moet bezitten en meer moet presteren, is een immorele maatschappij, die mensen nog ongelukkig maakt ook.
  Wat wij onder 'groei' begrijpen, vinden we bij Aristoteles terug onder de term pleonexia, het altijd maar meer willen hebben van bezit, roem en veiligheid. Zijn visie daarop is even duidelijk als vernietigend. Pleonexia ligt aan de basis van een ongelukkig leven en creëert een gevaarlijke maatschappij. Het is slecht voor het individu omwille van drie redenen. De eerste is dat meer willen hebben geen eindpunt kent: nooit is genoeg. De tweede is dat het criterium altijd de ander boven ons is, waardoor afgunst de toon zet in de sociale verhoudingen. De derde is dat naarmate we meer van iets hebben, het genot geringer wordt. Het is gevaarlijk voor de maatschappij omdat een samenleving die pleonexia bevordert zichzelf op een hellend vlak plaatst, van spanningen naar conflicten naar uiteindelijk oorlog. (pagina 108-111)   
 
Fragment uit een recensie
Het belangrijkste wat wij moeten vrezen is dat er niets zal veranderen en dat wij volharden in onze destructieve patronen. Volgens Verhaeghe heeft de periode van covid-19 des te duidelijker aan het licht gebracht hoever de mensheid verwijderd is geraakt van de natuur. Hij noemt de pandemie een gevolg van onze levenswijze, waarvan consumentisme een ander vernietigend aspect is. Met verbazing luistert hij de oorlogsretoriek waarmee wij het virus te lijf gaan, alsof ons lijf niet nauw samenleeft met virussen, schimmels, bacteriën. Wij zijn in zijn ogen onze plaats vergeten en hebben ons met een beroep op God en de Bijbel het recht toegeëigend ons boven de natuur te stellen, en alles wat onder ons staat te gebruiken. (uit: Nieuw crisis, nieuwe taal in VK, zaterdag 29 augustus 2020)

Andere boeken van Paul Verhaeghe:  Liefde in tijden van eenzaamheid : over drift en verlangen (2009), Het einde van de psychotherapie  (2011) Identiteit (2012), Autoriteit (2015) en Intimiteit (2018).


Wanda de Kanter

Uitgeverij Pluim 2020, 77 pagina's € 10,99
 

Wikipedia: Wanda de Kanter (1959)

Korte beschrijving
De coronapandemie vergt vele slachtoffers onder (vooral) kwetsbare mensen en geeft aanleiding tot ongekend strenge maatregelen om erger te voorkomen. De epidemie die het gevolg is van roken, vergt nog veel meer slachtoffers onder (vooral) kwetsbare mensen en wordt nauwelijks opgemerkt en bestreden. De verkoop van tabak gaat door; de overheid verdient veel aan accijnzen; verborgen beïnvloeders stimuleren het gebruik; een fijnmazig internationaal netwerk van draagkrachtige en hooggeplaatste belanghebbenden vertraagt tegenmaatregelen en produceert pseudo-wetenschappelijk 'tegenbewijs'. Wanda de Kanter, longarts, strijdt tegen het roken en tegen het grootkapitaal dat daarvan profijt heeft ten koste van miljoenen slachtoffers. Het verhaal is eerder verteld, maar het is origineel om het opnieuw te presenteren tegen de achtergrond van de coronapandemie. Het is een alarmerend pamflet met veel beweringen en heel veel feiten.

Tekst op website uitgever
Er woekert al jaren een onzichtbare maar extreem dodelijke epidemie in onze samenleving. Jaarlijks vallen er wereldwijd miljoenen doden en zieken door roken, fastfood en alcohol, en die industrieën richten hun marketing bewust op kinderen uit de lagere socio-economische klassen. Net mensen uit die geleding van de maatschappij werden ook de eerste coronaslachtoffers, waardoor zij eindelijk even zichtbaar werden. We hebben te maken met een gezondheidscrisis van jewelste, maar de overheid grijpt niet in. Als we onze samenleving sterk en veerkrachtig willen houden, moeten we af van het idee dat dergelijke gedragsziekten gewoon vrije keuzes zijn, en moeten we de mechanismen erachter begrijpen. Wanda de Kanter laat zien hoe dit rotte systeem werkt, waarin mensenlevens worden ingeruild voor grof geld, en onderzoekt hoe we kunnen veranderen voor een sterkere, gezondere en eerlijkere wereld.
Wanda de Kanter is longarts in het Antoni van Leeuwenhoek en activist tegen de tabaksindustrie. Dat doet ze door in te zetten op rookpreventie, en juridische strijd te leveren.

Fragment uit 3. Waarom doet Nederland niets?
Hoe zit het nu echt met het concept vrijheid? Tegenwoordig wordt vrijheid verward met de vrije markt. Hoe consequent zijn we eigenlijk als we het over vrije keuze hebben? Een brommerhelm en een verkeersgordel verplichten we, dat leidt tot geen enkel protest. Het zal niet lang meer duren of een fietshelm wordt ook verplicht om vijfentachtig doden per jaar te voorkomen. Als er zalm in de supermarkt ligt die bij drie mensen diarree veroorzaakt, is de volgende dag alle zalm in alle supermarkten verwijderd, want levensgevaarlijk. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft geluk gehad dat zij niet verantwoordelijk is voor spataderen in de slokdarm, levercirrose, ernstig overgewicht en kanker - de industrieën hebben ervoor gezorgd dat dat buiten hun aandachtsgebied valt. De eventuele risico's van een zoetje leiden tot vele wetenschappelijke publicaties. Tientallen kankerverwekkende stoffen in tabak vallen erbuiten. Onder het mom van vrije keus wordt tabak getolereerd. Terwijl het net zo verslavend is als heroïne (dertig doden per jaar) en cocaïne (twintig doden per jaar). Er zijn toch maar heel weinig mensen voorstander van dat ook deze middelen gelegaliseerd zullen worden. Het feit dat de tabaksindustrie legaal is, wil niet zeggen dat het een 'rechtvaardige' industrie is. Er zijn zoveel zaken legaal geweest, zoals slavernij en kolonialisme en zelfs heksenverbranding, die bij nader inzien toch immorele, gewetenloze industrieën waren. Asbest was ooit een legaal product. Nadat duidelijk werd dat asbest na dertig tot veertig jaar een verhoogde kans op mesothelioom (borstvlieskanker) gaf, werd het in Nederland verboden. Er zijn vijf- tot zevenhonderd asbestdoden per jaar tegenover twintigduizend tabaksdoden. (pagina 54-55)