Lemniscaat 2018, 452 pagina's - € 29,95
Wikipedia: Ad Verbrugge (1967) en website Centrum Èthos: Govert Buijs (1964) en Jelle van Baardewijk (1982)
Korte beschrijving
Centraal in deze lijvige cultuurfilosofische studie staat de vraag wat het goede leven is en hoe de vrije markt het zicht op het goede leven verruimt dan wel belemmert. Door de eeuwen heen zijn verschillende visies op het goede leven geformuleerd, maar volgens de auteurs staan daarin vijf dimensies centraal: relaties met medemensen, instituties, het lichaam, de natuur en de zindimensie. De auteurs laten in het eerste deel zien hoe de menselijke vrijheid centraal kwam te staan in visies op het goede leven en ook ten grondslag ligt aan de moderniteit en de vrijemarkteconomie. In het tweede deel laten ze zien hoe de moderniteit en de vrije markt van invloed zijn geweest op de vijf dimensies van het goede leven. Hun visie is tamelijk donker: zij zien de vrije markt als een nieuwe dwangbuis waarin de vrijheid van de mens teniet wordt gedaan. Een nieuwe visie op mens en wereld is nodig. Het derde deel bevat vertaalde tekstfragmenten. Goed geschreven boek, primair bedoeld als examenkatern in het filosofieonderwijs op het vwo, maar interessant voor een breed publiek. Voorzien van illustraties in zwart-wit en een register.
Tekst op website uitgever
De vrije markt is overal: ze verspreidt zich over de hele wereld en haar rol in ons persoonlijke leven is groter dan ooit. Allerlei goederen en diensten zijn toegankelijk geworden voor steeds meer mensen en het mondiale welvaartsniveau was nooit eerder zo hoog. Toch dringt zich de laatste jaren ook de vraag op naar de schaduwkanten van de globaliserende markt. Wat gebeurt er met een samenleving als allerlei maatschappelijke sectoren steeds meer in termen van de markt worden uitgelegd? Wat doet het met de kwaliteit van onze relaties als mensen zichzelf en elkaar als homo economicus opvatten en zij zichzelf gaan begrijpen als producerende, consumerende en concurrerende individuen? Bovendien, kunnen we ons op de lange termijn wel een dergelijke economische bedrijvigheid veroorloven, bijvoorbeeld ten opzichte van de natuur? En welke rol speelt de moderne techniek in dit verband?
Fragment uit hoofdstuk 8. de Januskop van instituties
7. Een nieuwe lange weg door de instituties?
Van oudsher beschikken mensen over het vermogen om instituties in te richten om de onzekerheid en dreigende destructiviteit van de natuur en van menselijke relaties tegen te gaan. Maar soms is het middel erger dan de kwaal: instituties kunnen zelf knechtend en onderdrukkend worden. Momenteel worden in allerlei maatschappelijke sectoren keiharde afrekenregels en prestatiemodellen gehanteerd, die het goed leven eerder lijken te fnuiken dan te bevorderen.
Tevens lijkt het van eminent belang dat er een subtiele machts- en samenwerkinsbalans bestaat tussen de diverse institutionele domeinen, tussen markt, overheid,civil society en kennisinstituten (scholen, universiteiten). Alleen wanneer zij elkaars uitwassen in toom houden, zijn ze gezamenlijk in staat het goede leven te faciliteren. Een allesbeheersende familiesfeer, zonder staat of markt, leidt al snel tot maffiapraktijken en/of tribalisme, is totaliteit; een marktsfeer zonder ene duidelijk regulerende overheid en ook respect voor het private leven, levert een neodarwinistische wereld van 'struggle for life' en 'survival of the fittest' op, waarin grote inkomens- en vermogensconcentraties samengaan met verpaupering en fysieke en/of psychische uitbuiting. Het heeft er alle schijn van dat de hier bedoelde balans in de laatste jaren vergaand verstoord is ten gunste van een qua reikwijdte ongeremd marktdenken dat inhoudelijk tegelijk heel beperkt is. (pagina 221)
Lees ook Tijd van onbehagen : filosofische essays over een cultuur op drift (uit 2004) en Staat van verwarring : het offer van liefde (2013) van Ad Verbrugge.
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen