maandag 29 november 2021

Matthijs de Ridder

De eeuw van Charlie Chaplin
De Bezige bij 2017, 592 pagina's - € 30,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Korte biografie van Matthijs de Ridder (1979)

Korte beschrijving
Het oeuvre van de Belgische schrijver en literatuurcriticus Matthijs de Ridder (1979) is op zijn 37ste al omvangrijk te noemen. Daaraan kan nu dit indrukwekkende boek over de tragikomische filmster Charlie Chaplin (1889-1977) worden toegevoegd. Vele honderden boeken en artikelen werden door De Ridder geraadpleegd om te komen tot deze bijna zeshonderd pagina’s tellende biografie. In zes 'aktes' met een 'voorprogramma' beschrijft hij niet alleen het onrustige leven van deze iconische 'zwerver', maar ook de invloed die zijn veelal geëngageerde films wereldwijd hadden op de publieke opinie. Omdat Chaplins eerste films komisch waren en zonder geluid, bereikte hij een groot internationaal publiek. Door de politiek linkse strekking van veel van zijn uitingen werd Chaplin in Amerika beticht van communistische sympathieën, wat hem deed besluiten terug te keren naar Europa. Doorwrocht en met vlotte pen beschrijft de auteur Chaplins bekendste films met relevante achtergronden. De door de tijd kleiner wordende groep Chaplin-bewonderaars zal deze excellente beschrijving van het leven en de films van de legendarische acteur en 'schlemiel' ongetwijfeld met applaus ontvangen.

Tekst op website uitgever
Toen Charlie Chaplin begin 1914 zijn camera voor het eerst op de wereld richtte, had hij geen idee wat hij van de moderne tijd kon verwachten. Alles ging razendsnel. Binnen een jaar was hij de beroemdste man ter wereld. Maar de nieuwe tijd had ook een andere kant. In de voortdenderende twintigste eeuw belandde de tramp onherroepelijk in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog, moest hij zich met veel fantasie staande houden in het door de Grote Depressie getroffen Amerika en kwam hij oog in oog te staan met Adolf Hitler. Voor Chaplin er erg in had, was hij zelf een icoon van de moderne tijd geworden.

Matthijs de Ridder vertelt op sprankelende wijze over een tijdperk vol slapstick en drama. Aan de hand van nieuwe bronnen werpt hij een frisse blik op het leven en werk van Chaplin. Tegelijkertijd is De eeuw van Charlie Chaplin een opmerkelijke cultuurgeschiedenis van de moderne tijd die tot de dag van vandaag onze kijk op de wereld bepaalt.

Fragment uit Koorddansen door de Jazz Age
Simpel vermaak voor verfijnde gasten

Het was even wennen. Jim Tully had tegenover Chaplin altijd een standsverschil gevoeld, maar nu behandelde de filmmaker hem als zijn gelijke. Toen in de loop van de avond werd voorgesteld een spelletje charade te spelen, stond Chaplin er zelfs op dat hij aan zijn team werd toegevoegd - hij kon wel een geletterde ziel aan zijn zijde gebruiken. Dat bleek wel op het moment dat er een woord met vier lettergrepen geraden moest worden. Chaplin draaide zich om naar Tully en zei lachend: 'Och God, ik ken helemaal geen woorden met vier lettergrepen.'


  'Hoewel we hetzelfde opmerkingsvermogen hadden', schreef Tully later, 'was hij mij de baas op het vlak van sociale vaardigheden.' Dat was een vriendelijke manier om te zeggen dat Chaplin een gewiekste charmeur was. Zolang hij de regie in handen had, wilde de filmmaker zijn meerder wel erkennen in een talentvolle schrijver als hij. Onzeker over hoe het verder moest met The Circus zocht Chaplin bevestiging bij de schrijver die hij ondanks alles was blijven bewonderen. Hoe langer hij verbannen was uit zijn studio hoe meer hij begon te twijfelen aan de zeggingskracht van zijn film.
  Niet dat Chaplin naar buiten toe liet uitschijnen dat hij vreesde dat The Circus een mislukking zou worden. In het najaar van 1926, toen het ernaar uitzag dat de film snel in de zalen zou verschijnen, ronkten advertenties als nooit tevoren. 'The Circus is Charlies wonderfilm', verzekerde een paginagrote aankondiging in oktober van dat jaar in Variety. 'Een oproer van voet tot voet, van flits tot flits, van begin tot het eind.' Maar zelfs op deze advertentie prijkte de merkwaardige slagzin die hij al vanaf december 1925 had gebruikt: 'a lowbrow comedy for highbrows'. Krantenartikelen die de persmap naar de letter volgden, lieten daar doorgaans nog een extra relativerende mededeling op volgen: 'Hoewel het een aantal zonderlinge ingrediënten bevat en een snuifje liefde, is het verhaal gespeend van extreme pathos of tragedie.'
  Deze waarschuwingen waren een directe reactie op de ontvangst van The Gold Rush, die niet alleen in de Europese, maar ook in de Amerikaanse pers ingehaald was als een kunstwerk van ongeëvenaarde klasse. 'The Gold Rush is een meesterwerk over het leven,' had Hollywood News bijvoorbeeld meteen na de première uitgeroepen:

Het is de kroon op het werk van een meesterlijke komiek - nee, van een meesterlijke artiest. Het grappige mannetje met het grappige loopje is in The Gold Rush verdwenen. In zijn plaats is een genie opgestaan, die begrijpt wat het is om mens te zijn, een man die het leven doorziet, met alle humor, pathos, plezier en verdriet die erbij hoort. Chaplin is geslaagd waar nog geen andere artiest in is geslaagd, hij heeft de ziel van een man op de dunne film vastgelegd. Hij heeft een meesterwerk geschapen.

Verheugd over het feit dat zijn werk als grote kunst werd gewaardeerd, maar beducht voor het effect dat die bijval in het vervolg kon hebben, zocht Chaplin bijna onmiddellijk naar een manier om de serieuze kritiek wat in te tomen. Uiteraard wilde hij zijn nieuwe fans niet meteen van zich vervreemden, maar hij vreesde wel dat The Circus niet dezelfde artistieke waardering zou oogsten als zijn voorganger. In een poging zijn gesofisticeerde vrienden binnenboord te houden, kondigde hij The Circus daarom vanaf het begin aan als simpel vermaak voor verfijnde geesten. (pagina 313-314)

Artikel: ‘U bent populair’, zei hij tegen Chaplin, ‘omdat u door de massa wordt begrepen.’ (maart 2020) en De eeuwige tramp, annex goede voorouder (november 2021)

Terug naar Overzicht alle titels


Adriaan van Dis 2

De wandelaar
CPNB 2021, 197 pagina's 

Oorspronkelijke uitgave 2007.

Was het boek dat tijdens de editie van Nederland Leest 2021 centraal stond

Wikipedia: Adriaan van Dis (1946)

Korte beschrijving
Midden in Parijs leidt de Nederlandse rentenier Mulder (60) een zorgeloos bestaan, totdat op een dag een huis vol illegalen bij hem in de buurt in vlammen opgaat. Daarbij ontsnapt er ook een hond, die zich aan Mulder hecht. Door de wandelingen die Mulder nu met de hond gaat maken, ziet hij opeens de andere kant van Parijs: naast het toeristische, blanke, welvarende gedeelte zijn er de straten vol daklozen, junkies, bedelaars en vooral talloze illegalen. Een ontmoeting met een militante predikant zet de ongelovige Mulder verder aan het denken, en langzaam maar zeker begeeft hij zich in die andere wereld en zet hij zich in voor zijn kansloze medemensen (en dan vooral voor een paar specifieke individuen), hetgeen hem door de gevestigde orde niet in dank wordt afgenomen. Een zeer fraaie en subtiele roman die een knappe weergave biedt van een verschuiving in het perspectief van een vertegenwoordiger van de blanke bovenklasse en zo een van de grootste problemen van onze tijd zeer stijlvol (en vaak ook vriendelijk-geestig) behandelt zonder in pamflettisme te vervallen. Normale druk.

Tekst op website CPNB
Voor Nederland Leest 2021 wordt in november een unieke uitgave van het geprezen werk De wandelaar van Adriaan van Dis uitgegeven, met een bijzonder nawoord van Margot Dijkgraaf. ‘Eén boek, duizend gesprekken’ is het devies waarmee Nederland met elkaar in gesprek gaat over dit boek. Nederland Leest is er voor iedereen, daarom worden er ook een grootlettereditie en een editie in makkelijke taal uitgegeven van De Wandelaar. Het geschenk voor Nederland Leest Junior is dit jaar Katvis van Tjibbe Veldkamp. Deelnemende bibliotheken geven in november De wandelaar cadeau aan bezoekers en deelnemende scholen geven Katvis cadeau aan leerlingen.

Fragment
Twee grote branden in één week. Dit keer aan de rand van de stad, in een goedkoop hotel en in een doorgangshuis voor asielzoekers. Opnieuw waren er illegalen en vluchtelingen onder de slachtoffers. De krantenkoppen schreeuwden schande. Opzet werd niet uitgesloten. De kleine minister eiste een onderzoek naar alle overbevolkte, bouwvallige en brandgevaarlijke panden. Er verschenen plattegronden en lijsten in de kranten. Gevels werden met dreigementen beklad. Voor de televisiecamera's garandeerde de burgemeester een veilig onderkomen voor alle bewoners die op last van de brandweer hun huizen moesten verlaten. Het gerucht ging dat wie niet over geldige papieren beschikte, zou worden uitgezet. Sindsdien waren er hele families voortvluchtig. De politie hield strenge identiteitscontroles in de buitenwijken. Er was een man neergeschoten. Een onschuldig kind gewond geraakt. Buurtbewoners liepen te hoop. En om het ongenoegen kracht bij te zetten werden er in de weekeinden tientallen auto's meer dan normaal in de fik gestoken.
  De onrust sijpelde naar de binnenstad. Stille tochten voor slachtoffers eindigden in rellen. Politieauto's werden bekogeld. Jongeren klonterden samen op markten en pleinen. In het café spraken de obers ferme taal.
  En Mulder?
  Mulder wandelde met zijn hond en stond stil onder het lichtgroene dak van een tot parasol gesnoeide plataan. Hij bewonderde de acrobatiek van tuinlieden die met metershoge roterende snoeimessen rijen kastanjes in het gelid schoren, inspecteerde de werkzaamheden in de boomgaard van de senaat, waar de uitbottende takken volgens vast patronen werden vastgebonden - plat gespreid als een opengeslagen boek, in de vorm van een driehoek of menora. Wat met de mensen niet lukte, leefde de stad uit op haar parken. De voorstad mocht branden, op het gazon werd niet gelopen. Niets werd er beter bewaakt, omheind en verzorgd dan dat. Mulder zag alleen de netheid.
  En de hond?
  Die sprong op de heuphoge muur die het park omringde om zijn baas recht in de ogen te kunnen kijken. Ze liepen even hoog met elkaar op. Wang tegen wang. Het leek of de hond hem iets wou zeggen. Maar Mulder keerde zich van hem af. En ook 's avonds op bed ontweek hij die sprekende ogen aan het voeteneind en gooide hij een deken over zijn kop. De hond schudde zijn blinddoek telkens af en bleef kijken. Mulder kon er niet van slapen. Hij verborg zich achter een boek, maar ergerde zich aan het gehijg achter de kaft, hij vrat een doos chocolaatjes leeg, trok een fles wijn open, smeerde toastjes vette kaas, dacht aan zijn cholesterol en voerde de helft aan de hond. Daar werden ze allebei zo wakker van  dat er een tweede fles aan moest geloven - een loodzware bordeaux. En de nacht bleef maar duren.
  'Wat wil je van me?' riep hij ten einde raad.
  De hond zweeg. Maar zijn ogen zeiden: Ik lik een bedelaar en jij wast mijn snuit.
  Je ziet hoe iemand dood wordt getrapt en maakt je zorgen over de vouw in je broek.
  je geeft geld aan zwervers, maar durft ze geen hand te geven.
  Je aait mij, maar je aait ook de dertig jassen in je kast.
  Je kleedt je voor de buitenwereld, maar laat geen mens in je leven toe.
  Je haalt je neus op voor dronkenlappen en drinkt in je eentje twee flessen.
  Je geeft af op ongure types in de kerk en steelt een kaars bij Maria.
  Je zegt dat je niet in God gelooft. Maar om wie roep je dan midden in de nacht?  (pagina 65-66)

Lees ook: KliFi : woede in de republiek Nederland (2021)

Terug naar Overzicht alle titels


zaterdag 20 november 2021

Jan Warndorff

Ik ben de wereld : anders denken in de 21e eeuw
Lemniscaat 2021, 128 pagina's  - € 19,99

Korte bio van Jan Warndorff (1965) en zijn website

Korte beschrijving
Enkele jaren geleden verraste de filosoof Jan Warndorff met zijn boek 'Geen idee' (2017)*. Daarin doet hij een warm pleidooi om het leven vanuit een soort 'geleerde onwetendheid' te leven. Zijn inspiratiebron en richtsnoer daarbij was de Spaanse filosoof José Ortega y Gasset. Die speelt in zijn nieuwe boek ook nog een rol, maar meer op de achtergrond. In 'Ik ben de wereld' probeert Warndorff de lezer te bewegen tot 'anders denken'. Hij wil daarbij het dualisme tussen denken en werkelijkheid opheffen door uit te gaan van 'dit is wat hier gebeurt'. Het boek leest als een mengeling van mindfulness, belichaamde cognitie en 'het overzichtseffect' dat astronauten ervaren wanneer ze vanuit de ruimte naar ons aardbolletje kijken. Warndorff is wars van dogmatisme en indoctrinatie, hetzij door religie, politiek of wetenschap. Ook is het boek, net als zijn vorige boek, laagdrempelig en verliest hij zich nergens in al te abstracte filosofische bespiegelingen. Een plezierig boek voor een breed publiek, dat tot (zelf)reflectie aanzet over zingeving en de eigen omgang met de wereld.

Tekst op website uitgever
Het roer moet om! Willen we een ecologische ramp afwenden dan moeten we andere prioriteiten stellen, anders omgaan met de natuur en met elkaar. Deze omslag vereist dat we eerst het denken zelf ter discussie stellen. Het westerse denken veronderstelt een afstand tussen de mens en de wereld. Wij benaderen de werkelijkheid van buitenaf en proberen die wetenschappelijk te doorgronden. Dat heeft geleid tot een enorme technologische ontwikkeling, maar heeft ons ook ongevoelig gemaakt voor de wonderbaarlijkheid van het bestaan. Warndorff roept ertoe op het denken te erkennen als een moreel geladen handeling waarmee we onze werkelijkheid mede vormgeven. Vervolgens kunnen wij een betrokken vorm van denken ontwikkelen die ons er steeds aan herinnert dat wij onderdeel zijn van een groter geheel, met onze medemens en de natuur. Wij staan niet los van de wereld; we zijn de wereld.

Fragment uit 2. De kronkel
In de een of andere uithoek van het in talloze zonnestelsels flonkerend uitgegoten heelal was eens een planeet waar schrandere dieren het kennen uitvonden. Dat was de meest hoogmoedige en leugenachtige minuut van de 'wereldgeschiedenis', maar toch niet meer dan een minuut. na enkele ademtochten van de natuur verstarde de planeet en de schrandere dieren moesten sterven. - Zo zou iemand een fabel kunnen verzinnen en toch niet voldoende geïllustreerd hebben, hoe beklagenswaardig, schimmig en vluchtig, hoe doelloos en willekeurig het menselijk intellect binnen de natuur aandoet.

Met deze ronkende zinnen opent de Duitse filosoof Friedrich Nietzsche zijn essay Over waarheid en leugen in buitenmorele zin (1873). Hoewel hij het menselijk intellect misschien een beetje te kort doet - het is immers krachtig genoeg gebleken om deze hele planeet tot de rand van de afgrond te duwen! - schetst hij hiermee wat in de daaropvolgende decennia het grondthema zou worden van de kritische filosofie: het op zijn plaats zetten van het menselijk intellect, vooral in zijn moderne, rationalistische vorm. En hij formuleert ook precies de clou waar het om draait, door te zeggen dat het kennen werd 'uitgevonden'. Wat heel iets anders is dan hoe de moderne filosofie en wetenschap het altijd hebben voorgesteld, namelijk als iets wat de oude Grieken hebben ontdekt, en wat men in de 17e eeuw, met de Verlichting, heeft herontdekt. Juist door deze uitvinding voor te stellen als een ontdekking ontstaat een soort kortsluiting in het Denken, als een lus die zich tot in het oneindige kan herhalen. Dit is 'de kronkel' die we in dit hoofdstuk gaan onderzoeken, en daarvoor moeten we zogezegd afdalen naar de machinekamer van de moderne Europese geest. Hoe werkt deze kronkel precies, en hoe is die tot stand gekomen? We zullen nu ook beter gaan zien hoe dit samenhangt met de typische Europese arrogantie ten aanzien van andere culturen en de aarde als geheel. Maar vooral zullen we leren om de Europese manier van Denken te onderkennen als inderdaad een bepaalde, cultuurhistorische manier van Denken, en dus niet de enige echte - waardoor de opening ontstaat om weer op een andere, nieuwe manier te gaan Denken en ook te leven. (pagina 49-50)

Terug naar Overzicht alle titels

Ta-Nehisi Coates

Tussen de wereld en mij
AUP 2015, 148 pagina's  - € 14,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Leestip van Adriaan van Dis, tijdens een interview met Marcel Bouwman in Veghel (Podiumzaal, Noordkade op uitnodiging van Bibliotheek Veghel)

Oorspronkelijke uitgave: Between the world and me (2015)

Wikipedia: Ta-Nehisi Coates (1975)

Korte beschrijving
Een brief van een zwarte journalist aan zijn vijftienjarige zoon, hoewel de eerste bladzijden meer lijken op een niet zo origineel pamflet over de langetermijngevolgen van de slavernij in de Verenigde Staten. De lezer moet zich daardoor niet laten afschrikken, want vanaf pagina 19 gebeurt het: indringende verhalen over alle eerste indrukken – als kind, scholier, student, sappelende freelance journalist – die bij de auteur hebben geleid tot een prangende vraag: hoe overleef je (jij, mijn zoon) in hedendaags Amerika als je een zwarte huid hebt? Want die huid is onontkoombaar, ook als je gestudeerd hebt of rijk geworden bent, en daaronder zit een lichaam dat nog steeds verdedigd moet worden tegen vernietiging – bijvoorbeeld door politieagenten die je op de snelweg aanhouden. De schrijver, die zichzelf 'als overlevende van een grote natuurramp' ziet, probeert af te rekenen met 'de Droom', de illusie dat zwarten kunnen leven als bevoorrechte blanken. Want al die mensen 'die zichzelf wit noemen' blijven voor 'hun beschaving' andere rassen met minder rechten nodig hebben – als een soort 'goedkope benzine'. Indringende verhalen over veertig jaar ervaringen als zwarte man in Amerika.  Originele focus op huid en lichaam, angst, illusies en één hartverscheurend geval van politiegeweld.

Tekst op website uitgever
Tussen de wereld en mij is een lange brief van Ta-Nehisi Coates aan zijn vijftienjarige zoon, waarin hij beschrijft hoe het is om als zwarte jongen op te groeien in Amerika. Een Amerika dat zichzelf voorhoudt dat raciale tegenstellingen tot het verleden behoren, maar waar aanhoudende gewelddadige incidenten tegen de zwarte bevolkingsgroep een andere werkelijkheid laten zien.

Coates maakt pijnlijk duidelijk hoezeer racisme in de Amerikaanse cultuur zit verankerd en dat gewelddadige uitspattingen geen toevallige incidenten zijn, maar voortkomen uit scheve machtsverhoudingen en diepgewortelde maatschappelijke noties. Hij kijkt vanuit een historisch perspectief en beschrijft hoe raciale gedachten door de eeuwen heen zijn geëvolueerd. Volgens Coates is racisme vooral een fysieke ervaring, waarbij de lijfelijke dreiging tegen ‘black bodies’ telkens een andere vorm aanneemt: van slavernij en opsluiting tot buitensporig politiegeweld. Hij neemt de lezer aan de hand mee door zijn leven. Daarbij probeert hij één vraag te beantwoorden: is het in Amerika mogelijk om geweldloos in een zwart lichaam te leven? - Winnaar van de National Book Award voor non-fictie 2015.

Fragment uit II.
Momenteel is de kreet 'politiehervorming' in zwang, en mogen de gedragingen van onze van staatswege aangestelde hoeders niet alleen bogen op aandacht van het voetvolk maar ook van de president. je hebt vast wel horen praten over diversiteit, sensitivitytrainingen en lichaamscamera's. Dat is allemaal prime en nodig, maar het is ontoereikend en het laat de mensen in dit land in de waan dat er tussen hun eigen mentaliteit en die van hun beschermers een groot verschil zou zijn. In werkelijkheid is de politie een afspiegeling van Amerika met al zijn verlangens en angsten, en wat je ook van het strafrechtelijk beleid van dit land mag vinden, je kunt niet zeggen dat het door een repressieve minderheid wordt opgelegd. De misstanden die uit dit beleid zijn voortgekomen - de uitdijende penitentiare staat, de willekeurige detentie van zwarte mensen, het martelen van verdachten - zijn het resultaat van democratisch welgevallen. Dus wie kritiek wil hebben op de politie moet ook kritisch zijn op het Amerikaanse volk dat de politie de getto's instuurt met dezelfde zelfopgewekte angsten die ervoor zorgden dat de mensen die dachten dat ze wit waren de steden uit en de Droom in vluchtten. Het probleem met de politie is niet dat het fascistische zwijnen zijn, maar dat ons land wordt geregeerd door de zwijnen van de meerderheid.

Sommige van deze dingen wist ik ook toen al, in Rankin Chapel, al kon ik ze toen nog niet formuleren. Het vergeven van de moordenaar van Prince Jones had ik in elk geval niet relevant gevonden. Die moordenaar was de directe articulatie van alles waar dit land in gelooft. En aangezien ik bewust was opgevoed, zonder geloof in een Christelijke God, kon ik in de dood van Prince geen hoger doel zien. Ik vond, en vind nog steeds, dat wij zelf onze lichamen zijn, dat mijn ziel het voltage is dat door neuronen en zenuwen wordt geleid, en dat mijn geest mijn vlees is. Prince Jones was uniek, en ze hadden zijn lichaam vernietigd, zijn schouders en armen verschroeid, zijn rug opengereten, zijn long, nier en lever versneden. Ik voelde mezelf daar een ketter, door mijn geloof in een leven van maar één kans en mijn geloof in het lichaam. Ik kon niet geloven in vergeving voor het vernietigen van het lichaam van Prince Jones. En daarom deed ik niet mee toen de rouwenden het hoofd in gebed bogen; ik geloofde niet dat de leegte zou antwoorden. (pagina 80-81)

Terug naar Overzicht alle titels

Maarten Boudry 2

Waarom ons klimaat niet naar de knoppen gaat (als we het hoofd koel houden)
Prometheus 2021, 144 pagina's  - € 15,--

Wikipedia: Maarten Boudry (1984)

Korte beschrijving
Als we de opwarming van het klimaat een halt toe willen roepen, ontkomen we niet aan een grootschalige energietransitie. Daarbij moeten we echter wel het hoofd koel blijven houden, zo betoogt Maarten Boudry in dit boek. Hij trekt een parallel met het verontrustende rapport 'De grenzen aan de groei', dat de Club van Rome begin jaren zeventig presenteerde. Dat doemscenario is nooit uitgekomen en Boudry is er van overtuigd dat dat ook ditmaal niet gaat gebeuren, omdat de mensheid over een groot vernuft en aanpassingsvermogen beschikt, zoals ze meermaals in het verleden heeft laten zien. Voorwaarde is dan wel dat we niet om ideologische redenen blokkades gaan opwerpen zoals het uitsluiten van kernenergie, aangezien deze CO2-loze vorm van energieopwekking onmisbaar is om ons huidige welvaartsniveau te handhaven. Die welvaart is nu eenmaal noodzakelijk om de energietransitie te kunnen bekostigen en daarom zou ook het uitbannen van economische groei, zoals momenteel door klimaatalarmisten wordt gepropageerd, eveneens een onverstandige beslissing zijn. Nu de gemoederen rondom het klimaatbeleid sterk op beginnen te lopen, is deze nuchtere kijk op de materie van Maarten Boudry uitermate welkom.

Tekst op website uitgever
Precies een halve eeuw geleden voorspelden onheilsprofeten dat de mensheid afstevende op een catastrofe: uitputting van grondstoffen, milieuvervuiling, bevolkingsexplosie, gat in de ozonlaag. Stop de groei, klonk het overal, of de boel ontploft. Maar waarom kregen deze doemdenkers dan ongelijk? Hoe slaagden we erin om al die rampspoed af te wenden? In zijn nieuwe boek legt filosoof en ‘verbeterlijke optimist’ Maarten Boudry uit hoe we de klimaatcrisis kunnen oplossen, zoals we ook eerdere ecologische rampen hebben afgewend. Fossiele brandstoffen maakten ons rijker en welvarender dan ooit tevoren, maar nu is het hoog tijd om ze vaarwel te zeggen. Dat kunnen we zeker, aldus Boudry, maar dan moeten we dringend uit een ander vaatje tappen. Bij een uitdaging van zo’n grote omvang kunnen we ons niet de luxe van ideologische dogma’s en heilige huisjes veroorloven. We moeten het klimaatprobleem rationeel en pragmatisch aanpakken, we moeten groots en ambitieus denken, en we moeten vooral het hoofd koel houden. Als we daarin slagen, kunnen we er een prachtige eenentwintigste eeuw van maken. Maarten Boudry (1984) is wetenschapsfilosoof en houder van de leerstoel Etienne Vermeersch aan de Universiteit Gent.

Fragment uit (de) Epiloog: hoogmoed en valse bescheidenheid
Een terugkerend motief bij klimaatactivisten is dat van menselijke hoogmoed. In zijn klimaatboek Hoe gaan we dit uitleggen schrijft Jelmer Mommers dat de wortel van al onze ecologische problemen ligt bij de arrogante opvatting van de mens dat hij 'heer en meester' kan zijn over de natuur: 'Alle milieucrises die we nu hebben zijn het gevolg van dat ene waanidee'. Sommige profeten zien de hovaardigheid als eigen aan onze menselijke soort, maar in de meeste vertellingen van deze morele fabel is er een soort zondeval, doorgaans gesitueerd rond de opkomst van de wetenschap of de industriële revolutie. In Less is More schrijft Jason Hickel bijvoorbeeld dat de ideologie van overheersing, exploitatie en dominantie werd uitgevonden door vroegmoderne natuurfilosofen, de ideologen van de wetenschappelijke revolutie. De Engelse filosoof Francis Bacon (1561-1626) wilde de natuur doorgronden aan de hand van de experimentele methode, om haar vervolgens te overmeesteren en te knechten. De Franse filosoof René Descartes (1596-1650) zag de natuur als één grote mechanische constructie die beantwoordt aan vaste en blinde natuurwetten. De mens, oogappel van de Schepper, was het enige bezielde en bewuste wezen. Alle andere levende wezens waren volgens Descartes zielloze machines, die je dus zorgeloos kon exploiteren en voor menselijk gebruik aanwenden.

Tijdens de Verlichting, aldus Hickel, viel de hele westerse beschaving in de ban van deze ideologie van overheersing. Naarmate de westerse mens de wereld doorgrondde, verwierf hij (het waren doorgaans mannen) ook steeds meer macht over haar. Daardoor kregen we het steeds hoger in onze bol. We waanden onszelf verheven boven de natuur, zelfstandig en soeverein. En toen moest de industriële revolutie nog komen. Zoals Prometheus het vuur van de goden stal, zoals Adam en Eva stiekem van de verboden vrucht proefden, zo haalde de vermetele westerse mens fossiele smurrie uit de aarde en werd terstond bevangen door grootheidswaan.

Die aanklacht van profeten tegen onze menselijke arrogantie is deels begrijpelijk. De laatste eeuwen hebben we inderdaad ontzettend veel schade aangericht aan ecosystemen, door de combinatie van bevolkingsexplosie, technologische ontwikkeling en welvaartstoename. Onze voorouders hebben de natuur schaamteloos uitgebuit en geplunderd, om nog te zwijgen van hun medemens. Toch slaat de notie van een zondeval rond de industriële revolutie nergens op. Mensen hebben de natuurlijke grondstoffen van deze planeet altijd uitgebuit en naar hun hand gezet. De gedachte dat we ooit in harmonie met de natuur leefden, is een hardnekkige mythe. Zelfs als jager-verzamelaars richtten we al ecologische verwoestingen aan. Onze voorouders plunderden de wilde natuur net zolang tot er niets meer te vreten viel, en trokken vervolgens verder. Door die levensstijl hebben we talloze diersoorten uitgeroeid. Overal waar homo sapiens zijn intrede maakt, verdwijnen enige tijd later de meeste grote landdieren van de aardbodem. Een paleontologische whodunit, met telkens minder dan wijzelf als hoofdverdachte. (pagina 113-114)

Lees ook: Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat (uit 2019)

Terug naar Overzicht alle titels


Jan-Werner Müller 2

Wat is echte democratie?
Nieuw Amsterdam 2021, 272 pagina's € 24,99

Oorspronkelijke titel: Freiheit, Gleichheit, Ungewissheit: Wie schafft man Demokratie? (2021)

Wikipedia: Jay-Werner Müller (1970)

Korte beschrijving
De auteur, een prominente Amerikaanse politicoloog en publicist van Duitse origine, gaat in op de wereldwijd goedgekeurde voorkeur voor democratie, niet alleen de Amerikaanse. Veel aandacht is er voor namaakdemocratie, vooral van populistische zijde, en voor de wezenskenmerken van echte democratie, namelijk gelijkheid, vrijheid en onzekerheid. Hij benadrukt het belang van intermediaire instituties, met name gezonde politieke partijen en massamedia. Een zeer genuanceerd betoog met veel verwijzingen naar de actualiteit, in en buiten de Verenigde Staten, en naar de politicologische literatuur. Vlot leesbaar, maar  allesbehalve oppervlakkig. Met eindnoten en een register. Een belangrijk boek voor een geschoold publiek met politieke belangstelling.

Tekst op website uitgever
Met de opkomst van illiberale leiders, toenemende onvrede over de politiek, Brexit en een incompetente president van de oudste, nog steeds sterkste democratie is de democratie in crisis, zegt men. Dit betekent echter niet dat de democratie in een hopeloze staat verkeert.

Jan-Werner Müller analyseert wat de fundamentele principes van democratie zijn en stelt dat democratieën in staat moeten zijn conflict en samenwerking in evenwicht te brengen, om effectief te functioneren zonder diepgaande verschillen te onderdrukken en om onzekerheid te kunnen accepteren.

Müller onderzoekt tal van lastige vragen over de staat van de democratie. Daarmee vormt Wat is echte democratie? een scherpe analyse van wat democratie kan betekenen in een tijdperk van big data en sociale vervreemding.

Fragment uit 3. Kritische infrastructuur
Vertegenwoordigingsclaims door partijen die conflicten opzetten zijn niet primair claims op de waarheid. Hannah Arendt stelde dat meningen moeten worden ingetoomd door feiten, maar het gaat ook duidelijk om partijpolitieke zienswijzen, en daar is niets mis mee. Zoals gezegd komen burgers in een pluralistische omgeving tot verschillende politieke oordelen op basis van hun persoonlijke levenservaringen, wegen ze uiteenlopende feiten anders af en ook zullen ze uiteenlopende subjectieve criteria aanleggen ('ik ben wars van risico's en jij niet'). Vandaar ook dat de democratie geen project kan zijn waarbij het gaat om de concretisering van één enkele, volledig politiek waarheid. Daar komt bij, aldus Arendt, dat in de politiek dé waarheid vroeg of laat een despotisch karakter krijgt.
  Het is maar een standpunt dat gemakkelijk tot misverstanden kan leiden, maar de Oostenrijkse rechtstheoreticus Hans Kelsen, misschien wel de grootste rechtsgeleerde van de twintigste eeuw, betoogde terecht dat democratie diepe filosofische affiniteit heeft met het relativisme: verschillende mensen zien de wereld op verschillende manieren en streven verschillende doelen na; als ze van elkaar verschillen is dat niet per se omdat ze egoïstisch of dom zijn, of de feiten niet kennen. Vormen van filosofisch absolutisme - het tegenovergestelde van onzekerheid, zou je kunnen zeggen - leiden volgens Kelsen daarentegen tot de legitimering van autocratische bewindsvormen. Bij verkiezingen gaat het er niet om de waarheid te vinden; ware dat wel zo dan kon er niet zoiets bestaan als een loyale en erkende oppositie. In plaats daarvan zouden we moeten aannemen dat verliezers die bij hun standpunten blijven gewoon leugenaars zijn.
  Vertegenwoordigingsclaims - en het keuzepalet bij verkiezingen - zouden natuurlijk ingeperkt moeten worden door wat we best 'feiten' kunnen noemen. De Protocollen van de Wijzen van Sion is ook een specifieke 'representatie' van de samenleving en van een 'conflict', eigenlijk is er nauwelijks een scherper omlijnde 'visie op tegenstellingen' denkbaar - maar die tekst is uiteraard gen gerechtvaardigd onderdeel van de democratische politiek. Anders liggen de zaken wanneer alle partijen zich bijvoorbeeld scharen achter de elementaire wetenschappelijke consensus over de opwarming van de aarde, maar vervolgens tot botsende oordelen komen rond de vraag hoe belangrijk het lot van onze kinderen en kleinkinderen is (de Nu-Gewoon-Lekker-Feestenpartij zal dat anders zien), of hoe optimistisch we moeten zijn over de waarschijnlijkheid van technologische doorbraken die grote delen van de planeet zouden redden door het klimaat te manipuleren, of over de vraag of de preventie van klimaatrampen überhaupt mogelijk is in een kapitalistisch economisch systeem. Voorbeelden te over. (pagina 127-129)

Lees ook: Wat is populisme? (2017)

Terug naar Overzicht alle titels

Markus Gabriel

Morele vooruitgang in duistere tijden : universele waarden voor de 21ste eeuw
Boom 2021, 319 pagina's - € 24,90

Oorspronkelijke uitgave: Moralischer Fortschritt in dunklen Zeiten Universale Werte für das 21. Jahrhundert (2020)

Wikipedia: Markus Gabriel (1980)

Korte beschrijving
Het valt niet te ontkennen dat de mensheid zich sinds de Verlichting moreel verbetert.  Er bestond geen twijfel aan wat van waarde is en waar onze plichten liggen. Tegenwoordig overheersen eerder scepticisme en relativisme met alle vreselijke gevolgen van dien. In dit aanstekelijke boek drukt de Duitse filosoof Markus Gabriel ons op 't hart om dit defaitisme te stoppen. Kern van zijn betoog is de claim dat er morele feiten zijn die onafhankelijk van ons bestaan, die we kunnen leren kennen en die een universele strekking hebben. Deze grondgedachte is voor veel hedendaagse filosofen moeilijk te verdragen. Gabriels verdediging gebruikt een keur aan argumenten uit de theoretische filosofie en legt deze vervolgens uit aan de hand van actuele, sociaaleconomische voorbeelden uit de praktijk. Uit naam van morele autonomie en democratische rechtsstaat kiest Gabriel duidelijk partij en schrikt daarbij niet terug voor stevige uitspraken. Vercommercialiseerde publieksfilosofie noch steriele academisch woordenbrij. Een heerlijk boek dat een groot aantal lezers verdient.

Tekst op website uitgever
‘In deze duistere tijden wordt het licht van het morele inzicht systematisch aan het zicht onttrokken, door de verspreiding van nepnieuws, politieke manipulatie, propaganda, ideologieën en overige wereldvisies. Tegenover de sluipende uitholling van de fundamenten van de democratische rechtsstaat doe ik in dit boek een eerste aanzet tot een nieuwe verlichting.’ De traditionele waarden van de verlichting, het fundament van de democratische rechtsstaat, worden van alle kanten bedreigd. In zijn nieuwe boek leidt Markus Gabriel ons uit de duisternis met een vurig pleidooi voor een nieuwe verlichting, gebaseerd op universele waarden voor de 21ste eeuw. De steeds snellere wetenschappelijke en technologische vooruitgang kan alleen slagen als de morele vooruitgang gelijke tred houdt. We hebben dringend behoefte aan een innovatief concept van samenwerking tussen wetenschap, politiek en bedrijfsleven om een sociaal systeem te ontwerpen dat gericht is op morele vooruitgang. Markus Gabriel (1980) verwierf zijn status van briljant filosoof mede door zijn benoeming als jongste hoogleraar van Duitsland. Bij Boom verscheen eerder Gabriels trilogie over het nieuwe realisme in Nederlandse vertaling: Waarom de wereld niet bestaat (2014), Waarom we vrij zijn als we denken (2016) en De zin van denken (2019).

Fragment uit hoofdstuk 4. Morele vooruitgang in de eenentwintigste eeuw
Het is een fout van onze tijd, een systematische zwakte van de ideologie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw, om te geloven dat wij onszelf volledig kunnen begrijpen met behulp van natuur- en sociaalwetenschappelijke modellen. Door deze dwaling verliezen wij ons moreel kompas en weten we niet meer wat te doen en wat te laten, omdat we de relevante bron van kennis uit het oog verliezen - ons moreel inzicht en onze zelfkennis, die zich hebben ontvouwen in de intellectuele geschiedenis.
  De wetenschapsgelovige ideologie van onze tijd, die meent dat alle kennis uiteindelijk wetenschappelijk kan worden gemodelleerd en in kwantitatieve verhoudingen kan worden weergegeven, levert een aanzienlijke bijdrage aan de verduistering van onze horizon. Vanuit een dergelijk perspectief is namelijk niet te begrijpen hoe objectieve en tegelijk van de geest afhankelijke morele feiten, die wij niet kunnen kennen door middel van wetenschappelijke modellering en empirische studies, überhaupt kunnen bestaan.
  We leven ook in duistere tijden waarin het project van verlichting en de democratische rechtsstaat in gevaar zijn, omdat sociale media, kunstmatige intelligentie en andere vormen van digitale vervorming van de menselijke geest welig tieren, en soms actief en opzettelijk de waarheid, feiten, kennis en ethiek ondermijnen.

Onze ultramoderne kennismaatschappij van de eenentwintigste eeuw heeft op wetenschappelijk-technologische vooruitgang gebaseerde systemen voortgebracht die onze morele vooruitgang blokkeren, doordat ze ons vertrouwen in waarheid, kennis, realiteit en ons geweten schaden met nepnieuws, digitale bewaking, propaganda en cyberoorlogsvoering. Dat is de paradox van onze tijd. Daarom is het dringend noodzakelijk een passend beeld van onszelf als vrije geestelijke wezens in het centrum van de morele reflectie te plaatsen, zodat we deze onevenwichtigheid kunnen corrigeren.

Veel morele feiten hebben altijd volkomen voor de hand gelegen - het zijn altijd morele vanzelfsprekendheden geweest die bijna nooit in twijfel worden getrokken en meestal niet eens worden opgemerkt. Toch zijn er altijd individuen en groepen mensen geweest die er baat bij hadden om dit feit als onjuist af te doen of het eenvoudigweg te negeren. Morele vanzelfsprekendheden - zoals de verwerpelijkheid van slavernij en de laagheid van racisme - kunnen systematisch worden verdoezelf door mensen te ontmenselijken, en zo geweld en wreedheid als gerechtvaardigd voor te stellen. Dit is nu juist een belangrijke functie va politieke propaganda, manipulatie, ideologie en andere vormen van wat in de ideologietheorie 'vals bewustzijn' wordt genoemd.
  In onze huidige wereldhistorische situatie wordt deze functie met name vervuld door sociale netwerken en zoekmachines, waarvan de algoritmen erop gericht zijn ons geen moment van onze schermen te laten opkijken. Ze maken ons stelselmatig afhankelijk van en zelfs ronduit verslaafd aan informatie en allerlei nieuws, waarbij hun waarheidsgetrouwheid een ondergeschikte rol speelt. Het enige doel is dat wij gegevens consumeren en tegelijkertijd produceren, waardoor de algoritmen van de techmonopolies worden verbeterd: hoe meer gegevens wij door ons gebruik aan sociale netwerken verstrekken, hoe beter ze erin slagen ons naar meer te doen verlangen. Klik voor klik, like voor like, creëren we een onzichtbare digitale drug. (pagina 230-232)

Terug naar Overzicht alle titels

Caroline Koetsenruijter

Het agressieparadijs : wat we moeten doen om de verhuftering in Nederland te stoppen
S2 uitgevers 2021, 152 pagina's  - € 20,--

Korte biografie van Caroline Koetsenruijter (1979)

Korte beschrijving
Miljoenen mensen, verzorgenden, leraren, agenten, ambtenaren en anderen, krijgen in hun werk te maken met intimidatie. Dit is agressief gedrag dat bewust door mensen wordt ingezet om anderen onder druk te zetten en om daarmee hun zin door te kunnen drijven. Agressie is een verdienmodel met de werkende als slachtoffer. Ingegaan wordt op de achteloosheid waarmee wij agressie gedogen, waarom agressie loont en wat de oorzaken ervan zijn. Verder wordt uitvoerig stilgestaan bij perspectieven voor oplossingen en over moraliteit. Een voor een breed publiek geschreven boek dat aan onder andere de politiek, media, politie en de rechtspraak een oproep doet om de verhuftering in Nederland te stoppen.

Tekst op website uitgever

Wij Nederlanders zijn Europees kampioen wat betreft agressie- en geweldsincidenten tegen verpleegkundigen, leerkrachten, winkelpersoneel, ambtenaren en andere werkenden. Hoe zijn we in een situatie beland waar professionals elkaar vertellen dat agressie erbij hoort? Waar politici het verkeerde voorbeeld geven? Wie komt nog op voor de verpleegkundige die wordt bedreigd? Wie zorgt ervoor dat de privégegevens van de kritische journalist niet online verspreid worden? Wie zorgt ervoor dat de juf, het supermarktpersoneel en de politieman veilig en zonder intimidatie hun werk kunnen doen? Onze achteloosheid is opmerkelijk: we doen veel te weinig om de agressie in te dammen. Dat werkt in het voordeel van de agressor en onze samenleving betaalt de prijs. Ook de professional zelf laat zwijgend en lijdzaam de tsunami aan agressie over zich heen komen. De agressor komt er zo niet alleen mee weg, maar wordt er zelfs voor beloond. Dat moet stoppen. In dit baanbrekende boek doet agressie-expert Caroline Koetsenruijter een vlammende oproep aan politici, rechtspraak, politie, Openbaar Ministerie, werkgevers, werknemers, vakbonden, media en betrokken burgers om de verhuftering in Nederland te stoppen. Want als wij de ambulancebroeder niet kunnen beschermen tegen de explosief stijgende agressie in Nederland, waarom zou hij ons dan nog redden van een hartaanval?

Fragment uit 4. Perspectieven voor oplossingen
4.2 Verpest het verdienmodel

Als we de winst die een agressor uit zijn gedrag en de situatie weet te halen willen aanpakken, moeten we zijn businesscase verpesten. We moeten een strategie ontwikkelen voor instrumentele en calculerende types: die zullen we niet bereiken via advertenties in de Volkskrant, met een campagne of met een spotje op tv. We moeten op een praktische manier duidelijk maken aan de agressor: jij komt er niet meer mee weg.

Dat betekent dat we zijn of haar win-winsituatie moeten omzetten naar een lose-losesituatie. Op dit moment loopt het om flink amok te maken aan de balie, want dan word je eerder geholpen. Je hoort er vervolgens niks meer van en je besluit het vaker te doen. Maar wat nu als het gedrag in het moment niks meer oplevert: je wordt niet eerder geholpen én je krijgt na afloop te maken met de nieuwe veiligheidsregisseur van de organisatie? daar moeten we naartoe.

Dit vraagt om meerdere acties: professionals opleiden en trainen die in het verhitte moment kunnen doen wat gedaan moet worden. Ondanks het feit dat er veel beloofd wordt bij agressietrainingen, is dit zelfs na zeer veel training niet voor ieder professional weggelegd. Maar samen lukt het vaak beter. Extra belangrijk wordt dan wat er gebeurt na de amokmakerij of de agressie: stel nu dat het de professional door de spanning niet goed lukte in het moment te begrenzen, dan moet er na afloop iets gebeuren wat resoneert bij de agressor. De beoogde winst moet direct en ter plekke worden gedegradeerd, en hier komt de veiligheidsregisseur om de hoek kijken. De veiligheidsregisseur reageert met behulp van 'de gouden driehoek' naar de agressor:

1. er volgt zeker een reactie;
2. deze reactie volgt direct na de agressie, in elk geval binnen 48 uur;
3 er volgt een negatieve consequentie van enige zwaarte.

Maar vóór de nieuw aan te stellen veiligheidsregisseur in actie kan komen, moet er wel eerst gemeld worden. Dat vraagt om normstelling en om een 'verinnerlijking' van die norm. Met alleen een nieuw beleidsstuk schieten we weinig op. De norm moet niet alleen tot leven worden gebracht, hij moet ook worden voorgeleefd. Dat brengt ons bij het maatschappelijke speelveld van politiek, media en werkgevers. Zij zijn allen aan zet. (pagina 78-79)

Lees ook: Wat een hufter! ergernis, lichtgeraaktheid en maatschappelijke verruwing van Bas van Stokkom (uit 2010)

Terug naar Overzicht alle titels


donderdag 18 november 2021

John Tierney & Roy F. Baumeister

De kracht van het negatieve : en hoe je die positief kunt inzetten
Uitgeverij Nieuwezijds 2021, 310 pagina's - € 24,95

Oorspronkelijke titel: The power of bad : how the negativity effect rules us and how we can rule it (2019)

Wikipedia: John Tierney (1953) en Roy F. Baumeister (1953)

Korte beschrijving
Mensen hebben de neiging om zich meer te laten beïnvloeden door negatieve gebeurtenissen dan door positieve; dit noemt men het negativiteitseffect. Vanuit de herkenning van dit verschijnsel kunnen slechte ervaringen positief worden gebruikt. Aan de hand van praktijksituaties en psychologisch onderzoek - over zaken en politiek, zowel privé als in de maatschappij, in de liefde, thuis en op school en op het werk - wordt deze theorie nader uitgewerkt. Hoe je negatieve ervaringen om kunt zetten in een positieve houding wordt stapsgewijs en heel concreet uiteengezet. Voor geïnteresseerden in de werking van de menselijke geest biedt dit boek nieuwe mogelijkheden om hun blik op de wereld positiever te laten zijn. De auteurs zijn een Amerikaanse wetenschapsjournalist en een Australische onderzoekspsycholoog die tevens bijzonder hoogleraar aan de VU in Amsterdam is.

Tekst op website uitgever
‘Het belangrijkste boek op het grensgebied van psychologie en politiek dat ik ooit heb gelezen.’ – Martin E.P. Seligman

‘Deze fascinerende kijk op de negativiteitsbias (...) kan je nieuwe inzichten geven in de menselijke natuur, je wereldbeeld veranderen, en inderdaad, je opvrolijken.’ – Steven Pinker

• Waarom blijft een slechte indruk langer hangen dan een goede? • Waarom heeft geld verliezen meer impact dan geld verdienen? • En waarom focussen we ons op dat ene punt van kritiek en negeren we de complimenten?

Dat komt door de kracht van het negatieve, de zogeheten negativiteitsbias. John Tierney en Roy F. Baumeister laten zien hoeveel sterker het negatieve is dan het positieve, en hoe dat ons en de wereld beïnvloedt – van het nieuws en de politiek tot onderwijs, opvoeding, religie, relaties en werk.

Het goede nieuws is dat er strategieën bestaan om het negatieve te ontkrachten of in ons voordeel te laten werken, en zo valkuilen te vermijden die relaties, carrières, bedrijven en landen te gronde richten. In plaats van te wanhopen over wat er misgaat in je leven en in de wereld, kun je je richten op wat wel goed gaat – en hoe je dat nog beter kunt laten gaan.

John Tierney is wetenschapsjournalist bij The New York Times. Roy F. Baumeister is onderzoekspsycholoog aan de universiteit van Queensland, Australië en bijzonder hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Eerder schreven ze de internationale bestseller Wilskracht.

Fragment uit (de) Proloog - Het negativiteitseffect
Je moet het slechte met het goede nemen, wordt wel eens gezegd. Maar dat is niet hoe de hersenen werken. Het evenwicht in ons hoofd en in ons leven is fundamenteel verstoord, iets waarvan wetenschappers zich nu pas bewust worden: slecht is sterker dan goed.
  Deze kracht van het negatieve heeft in de academische literatuur diverse namen: de negativiteitsbias, het negativiteitsvooroordeel of eenvoudigweg het negativiteitseffect. Hoe het verschijnsel ook wordt genoemd, bedoeld wordt dat we de neiging hebben om ons meer te laten beïnvloeden door negatieve gebeurtenissen en emoties dan door positieve. We zijn van slag na een woord van kritiek, terwijl een regen aan complimenten ons onberoerd laat. We zien het vijandige gezicht in de menigte, maar zien alle vriendelijke glimlachten over het hoofd. Het negativiteitseffect klinkt deprimerend - en is dat ook vaak - maar we hoeven ons hier niet bij neer te leggen. Het slechte is sterker, maar het goede kan winnen als we weten waar we tegen op moeten boksen.
  Wanneer we het negativiteitseffect herkennen en voorbijgaan aan onze aangeboren responsen, kunnen we destructieve patronen doorbreken, effectiever over de toekomst beslissen en de opmerkelijke voordelen van deze bias benutten. Slechte ervaringen, slecht nieuws en negatieve gevoelens vormen krachtige drijfveren - juist de krachtigste - om sterker, slimmer en vriendelijkere te worden. Het negatieve kan prima worden benut, maar alleen als het rationale brein de irrationele impact ervan begrijpt. Om het negatieve te kunnen verslaan, vooral in een digitale wereld die de kracht ervan vergroot, zijn wijsheid en inspanning nodig.
  Het negativiteitseffect is een simpel principe met niet zo simpele gevolgen. Wanner we niet inzien hoe de kracht van het negatieve ons beoordelingsvermogen verstoort, nemen we slechte besluiten. Onze negativiteitsbias verklaart grote en kleine verschijnselen: hoe landen zich in rampzalige oorlogen storten, waarom buren ruzie met elkaar maken en echtparen scheiden, hoe de economie stagneert, waarom kandidaten hun sollicitatiegesprek verknallen, hoe scholen hun leerlingen tekortdoen. Het negativiteitseffect zorgt ervoor dat reputaties geruïneerd raken en bedrijven failliet gaan. Het stimuleert tribalisme en vreemdelingenhaat. Het verspreidt nepnieuws dat leidt tot meer boosheid in het Westen en meer honger in Afrika. Het wakkert morele paniek aan onder zowel liberalen als conservatieven. Het vergiftigt de politiek en zorgt ervoor dat demagogen verkiezingen winnen. (pagina 7-8)

In 2012 verscheen van beide schrijvers: Wilskracht : de herontdekking van de grootste kracht van de mens (Uitgeverij Nieuwezijds)

Terug naar Overzicht alle titels

Lianne Tijhaar

Down to earth : technologie voor wereldverbeteraars
Lontano 2021, 96 pagina's € 15,--

Korte bio van Lianne Tijhaar (19?)

Korte beschrijving
Aan de hand van vijf interviews staat wetenschapsjournaliste en filosofiedocente Lianne Tijhaar stil bij de invloed van technologie op onszelf en de wereld. Na een inleiding van de auteur gaat het bij techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek over de waarden die we willen meegeven aan techniek. Met de Franse intellectueel Bruno Latour bespreekt ze de band tussen ecologie en technologie. De toeslagenaffaire lag aan de basis van een vraaggesprek met de Amerikaanse politicologe Virginia Eubanks over de impact van moderne technologieën op sociale rechtvaardigheid. Vervolgens komt de macht van techreuzen aan bod bij internetpionier Marleen Stikker. Het Brits-Indiase echtpaar Jon Ardern en Anab Jain vertelt ten slotte over hun designontwerpen waarmee ze de mensheid direct, tastbaar en emotioneel de gevolgen van hun daden (bijvoorbeeld klimaatopwarming) willen laten ervaren. Nawoord van onderzoeker John van de Pas en Leon Heuts, hoofdredacteur van wetenschapswebsite NEMO Kennislink. Niet geïllustreerd. Sobere lay-out.

Tekst op website uitgever
Technologie heeft de rol van religie overgenomen. Met een technical fix hopen we alle problemen de wereld uit te helpen. Hoewel we weten dat elke oplossing minstens net zo veel nieuwe problemen introduceert, hangt er rond technologie altijd nog een zweem van magie. Het is lastig te beoordelen wat de invloed is van technologie op onszelf en onze omgeving. Dit boek introduceert daarom handvatten van denkers, ontwerpers en kunstenaars die down to earth stilstaan bij wat technologie doet. Ze laten zien hoe we een nieuwe balans kunnen vinden tussen technologie, mens en andere aardbewoners. Down to earth presenteert niet alleen ideeën, maar markeert de start van Earthlinks, een nieuwe beweging voor iedereen die de urgentie voelt om samen te werken op het snijvlak van geesteswetenschappen en technologie. Lianne Tijhaar is wetenschapsjournalist en programmamaker, hoofdredacteur van Bij Nader Inzien en filosofiedocent aan onder meer de Universiteit van Amsterdam.

Fragment uit 2. Vast in ons vooruitgangsdenken
In gesprek met Bruno Latour - Parijs, Frankrijk

Vraag: Hoe kun je van mensen verwachten dat ze handelen als ze niet weten wat ze moeten doen?
BL: We weten niet wat we moeten doen, omdat we niet weten waar we zijn. Het is een probleem van lokalisatie. We dachten op een aarde te leven die onuitputtelijk was. Dat idee van een onbeperkte aarde, uitgevonden in de zeventiende eeuw, was vanaf het begin af aan een utopie. Nu moeten we opeens leren leven in een andere wereld. Hoe doe je dat? Dat is geen politieke vraag, geen technologische vraag, geen ethische vraag. Het zijn al deze vragen tegelijk.
  We moeten herlokaliseren. Er ontstaat een nieuw ecosysteem, waarvan we niet weten hoe de zaken met elkaar verbonden zijn. We verschuiven naar een andere grond. Op deze nieuwe grond kunnen we dingen doen die we voorheen niet konden. Zo'n verschuiving maakt veel mensen bang. terecht, het is ook moeilijk.
  Het enige wat je kunt doen is op verschillende manieren beschrijven en onderzoeken waar we zijn. Dat vraagt om verbeeldingskracht. Zo hebben we het altijd gedaan. In de zeventiende eeuw, tijdens de wetenschappelijke revolutie, begonnen we planeet aarde op een wetenschappelijke manier te zien. We vonden allerlei nieuwe technieken uit. Leren leven op een andere planeet is al door oneindig veel mensen gedaan.

Vraag: Wat maakt het dan nu zo lastig?
BL: Onze verbeelding wordt verlamd door het oude idee van vooruitgang. Het probleem is dat er één richting lijkt te zijn. Je ziet het in de landbouwcrisis: we lopen totaal vast in ons vooruitgangsdenken. Het idee van 'doorgaan' zit ons in de weg. De Denen realiseren zich plotseling dat ze alle nertsen moeten doden, maar de vraag moet zijn: waarom hebben we überhaupt nertsen.
  Bij elke innovatie of nieuwe technologie moet je de vraag stellen: hoeveel andere dingen zijn eraan verbonden? Wat gaat er verloren? Wat is de winst? technologie zit nooit in het ding. Het gaat erom wat het doet. Opnieuw, we hebben het over ecosystemen. Iedere techniek opent nieuwe ecosystemen en kan andere gebouwde omgevingen verwoesten. Die mogelijke gevolgen moet je onderzoeken. Verbeeldingskracht is wat we nodig hebben. (pagina 33-34)

Artikel: Over algoritmes en rechtvaardigheid: ‘Mensen zijn gevormd door techniek maar je hoeft de Coronacheck-app niet te omarmen’ (Trouw, 15 november 2021)

Lees ook: Waar kunnen we landen? : politieke oriëntatie in het nieuwe klimaatregime van Bruno Latour (uit 2018), Het internet is stuk van Marleen Stikker (uit 2019) of Op de vleugels van Icarus : hoe techniek en moraal met elkaar meebewegen van Peter-Paul Verbeek (uit 2014).

Terug naar Overzicht alle titels

donderdag 11 november 2021

Marian Donner 2



De grote weigering

Prometheus 2022, 119 pagina's  - € 16,99
Uit de reeks Nieuw Licht

Wikipedia: Marian Donner (1974)

Korte beschrijving
Een boeiend boek over politieke filosofie, de mensheid en anti-kapitalisme. De auteur onderzoekt hedendaags consumentisme en uitputtende productie aan de hand van filosoof Herbert Marcuses ‘De eendimensionale mens.’ Het boek behandelt onderwerpen als de klimaatcrisis, miljardairs, hippies, complotdenkers, algoritmen en kwantummechanica. Relatief toegankelijk geschreven voor de complexiteit van het onderwerp. Het boek zal geïnteresseerde lezers aanspreken.Marian Donner (Amsterdam, 1974) is schrijver, cultuurcriticus, columnist en essayist. Ze schreef een klein aantal boeken.

Tekst op website uitgever
Voor de filosoof Herbert Marcuse draaide alles om vrijheid. De vrijheid om jezelf te ontwikkelen, om te falen, om af te wijken van de norm. Wat hij echter zag was een systeem, door hem ‘het technologisch productieapparaat’ genoemd, dat ons steeds meer reduceert tot raderen in de machine. Het apparaat jaagt op, geeft nooit rust, dwingt tot meer productiviteit, meer efficiëntie en heeft vrijheid gereduceerd tot de vrijheid om te produceren en te consumeren. Hoe kan het dat de moderne mens zich schikt naar een systeem waarvan hij weet dat het mens, dier en aarde uitput? Is de vrijheid waar Marcuse naar verlangde nog te vinden? Is er een andere wereld denkbaar dan die waarin wij leven? Aan de hand van Marcuses beroemdste werk, De eendimensionale mens, zoekt Marian Donner naar een uitweg. Van de klimaatcrisis, via miljardairs die dromen van Mars, tot aan hippies, complotdenkers, algoritmen en kwantummechanica, ontleedt ze de krankzinnigheid van dit tijdsgewricht, om zo te komen tot wat Marcuse ‘waarlijk redelijk gedrag’ noemde – ‘namelijk de weigering mee te doen en de poging de omstandigheden teniet te doen die de krankzinnigheid veroorzaken’.

Marian Donner schrijft onder meer voor De Groene Amsterdammer. Ze publiceerde eerder twee romans en het pamflet Zelfverwoestingsboek, waarvan de rechten aan vijf landen werden verkocht.

Het bewuste boek: De eendimensionale mens (1964)

Fragment
Hoe kan het dat wij, gewone mensen, ons naar een systeem schikken waarvan we wéten dat het mens, dier en aarde uitput? Van de twee rijkste mensen ter wereld spreekt dat voor zich, zij zijn de winnaars van dit systeem, maar waarom gaat de rest erin mee?

  Wat Marcuse in de De eendimensionale mens bovenal wil aantonen is hoe het heersende technische productieapparaat 'een gedrag bevordert (en zelfs vereist) dat de krankzinnigheid ervan aanvaardt.' Want uiteindelijk zijn wij het zelf die dit apparaat, elke dag opnieuw, in stand houden. En zijn het dus ook die haar kunnen ontmantelen. Maar daarvoor moeten we wel eerst de krankzinnigheid doorzien.

In een presentatie van een uur, 'Going to space to benefit earth', legt Bezos het al in 2019 goed uit. Na een korte introductie waarin hij mijmert over zijn passie, begint hij zijn verhaal. 'Raad wat de beste planeet is,' draagt hij zijn publiek op. Om vervolgens meteen het antwoord te geven: dat is de onze. De hemel bevindt zich hier, op aarde. Hier bevindt zich alles wat we willen en nodig hebben, er is alleen één probleem: de aarde is te klein. Er is simpelweg niet genoeg ruimte om onze (westerse) levensstijl te onderhouden. Die levensstijl vergt namelijk nogal wat.
  Als het dier dat elk mens in essentie is, legt Bezos uit, hebben we niet veel nodig. Elk uur verbruikt ons metabolisme ongeveer 97 watt aan energie, dat is wat het kost om te denken, rennen, dansen en zingen. Tegelijkertijd echter zijn wij ook culturele wezens. We hebben steden gebouwd, supermarkten, auto's en internet, en om dat allemaal soepel te laten lopen is maar liefst 10.500 watt per uur, per persoon, aan energie nodig. In 2019 tenminste, want de benodigde hoeveelheid groeit elk jaar. En dat is goed, stelt Bezos, dit is immers wat we vooruitgang noemen. 'je leeft een beter leven dan je grootouders deden, en je grootouders leefden een beter leven dan hun grootouders deden.'
  Nu geeft Bezos geen definitie van dit 'beter', maar het is ontegenzeggelijk waar dat het menselijk bestaan gemiddeld genomen een stuk veiliger, gezonder en comfortabeler is geworden.
  Vijftig jaar geleden waren er nog gen computers, was er nog geen internet, en was het aanbod in kleding, voedsel of huisraad een stuk kleiner en relatief duurder dan nu. Maak een sprong van honderd jaar en veel mensen (in Europa en de Verenigde Staten) hadden niet eens een wasmachine of ijskast, er was geen riolering, baden gebeurde in een tobbe waarbij het water werd hergebruikt.
  Hoe verder je teruggaat in de tijd hoe zwaarder het leven voor een steeds grotere groep mensen wordt. In feite leefden het merendeel van de mensheid een groot deel van de geschiedenis in een letterlijke of veredelde slavernij. Ze bewerkten het land, waren continu in gevecht tegen natuurlijke elementen als wilde dieren, kou of hitte, en plagen die lichamen en oogsten vernietigden. Om maar niet te spreken van dictatoriale landheren. Al hadden die landheren in vergelijking met nu zelf ook een behoorlijk armoedig bestaan. Hun kastelen en landhuizen hadden geen centrale verwarming of elektrisch licht, kleding was stug en zwaar, het leven gewelddadig en kort. Rond 1500 na Christus, toen met de Renaissance een van de hoogtepunten van de westerse cultuur werd ingeleid, was de gemiddelde levensverwachting in Italië slechts achttien jaar (!) oud (overigens lag niet lang daarvoor, in de Middeleeuwen, de levensverwachting nog op 35 jaar, maar juist vooruitgang had veel doden geëist; omdat steden groter werden en de handel toenam verspreidden ziektes zich ook makkelijker en bovendien kwamen er grotere oorlogen met dodelijkere wapens). 
  Om maar te zeggen: we zijn als mensheid van ver gekomen. Maar dat heeft ook een prijs. Elk jaar stijgt het menselijk energiegebruik met 3 procent, laat Bezos zien. Met alle gevolgen van dien, want de aarde kan die groei niet leveren. Zelfs al halen we elke druppel olie uit de grond en zetten we het hele planeetoppervlak vol mt zonnepanelen, dan nog is er een limiet aan de hoeveelheid energie die deze planeet ons kan geven. (pagina 27-29)

Lees ook: Zelfverwoestingsboek : waarom we meer moeten stinken, drinken, bloeden, branden & dansen (2019)

Startpagina Nieuw Licht

Terug naar Overzicht alle titels

zondag 7 november 2021

Arnout Weeda

Markt als mythe : de verborgen geschiedenis van het neoliberalisme
Boom 2021, 252 pagina's € 22,50

Korte biografie van Arnout Weeda (1946)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
De verwarring in het economisch denken is nog nooit zo groot geweest. Aan abstracte begrippen wordt werkelijkheid toegekend, waardoor die een eigen leven gaan leiden. In Markt als mythe fileert Arnout Weeda het fenomeen ‘marktwerking’ als kern van het gangbare economisch denken. Vraag en aanbod in de economie kunnen duizenden gedaanten aannemen, waarin mensen afhankelijk van culturele en individuele omstandigheden steeds weer anders handelen.

Al jaren wordt een verhit debat gevoerd vóór of tegen de markt. Maar waar gaat dat over als die markt slechts een mythe is, en alleen bestaat in onze verbeelding? En dit is niet de enige misvatting in de geschiedenis van het economisch denken. Weeda toont aan dat wat tegenwoordig doorgaat voor neoliberalisme, op drijfzand berust en ver afstaat van de oorspronkelijke bedoelingen van de pioniers, zoals de Weense econoom Hayek. Na een heldere analyse van soortgelijke dwalingen benadrukt de auteur dat onze economische problemen te complex zijn voor simpele oplossingen. De coronacrisis heeft dat recent nog eens extra benadrukt.

Fragment uit 7. Epiloog
Uiteindelijk heeft complexiteit diep wortels in de geschiedenis van de sociale wetenschappen, de economie niet uitgezonderd. Ook de 'onzichtbare hand' van Smith ging over oplossingen van onderop, en niet over de anarchie van een abstracte markt. Het neoklassieke én neoliberale standaardmodel, waarin overheid en markt tegenover elkaar staan, is de afwijking in een lange traditie die teruggaat tot de Griekse en oosterse wijsheid. In dat opzicht behelst complexiteitswetenschap de terugkeer van het denken over de economie - en de hele maatschappij - naar de wortels. Daarbij kunnen politici aansluiting zoeken, menen Colander en Kupers. In plaats van zich te richten op de kortetermijnbelangen van hun kiezers, kunnen ze ook een beroep doen op hun 'instinctieve herkenning van complexiteit'. Zo kan de hiervoor aangehaalde paradox misschien overwonnen worden. Mensen zullen altijd blijven leven in verhalen, maar die hoeven niet gebaseerd te zijn op louter fantasie.

Wat dat laatste betreft is de zelfregulerende markt inmiddels ruimschoots ontmaskerd als een van de 'begripsgedrochten' die Mauthner zo gevaarlijk vond omdat ze een eigen leven gaan leiden en daarin zowel ideologie als ethiek verhullen. Essentie van de complexiteitsbenadering is dat we weer leren leven in onzekerheid. Volgens de Belgische filosoof en psychiater Damiaan Denys berust elke vorm van zekerheid ten slotte op het geloof dat iets zeker is. Zo bezien moeten mensen hogere eisen stellen aan de verhalen waarin ze leven. Colander en Kupers onderstrepen dat met een krachtige waarschuwing: pas op voor deskundigen die zeker zijn van hun zaak, vooral als ze zich beroepen op hun wetenschap. Daarmee zijn we terug bij het citaat van Robinson als motto van dit boek, want die wijze raad zou ook zij hebben beschouwd als een goed wapen tegen misleiding door economen. (pagina 222)

Motto
'Doel van de economische studie is niet het verwerven van pasklare antwoorden op economische vraagstukken, maar om te leren hoe men misleiding door economen kan voorkomen.' - Joan Robinson (pagina 5)

Lees vooral ook: De limieten van de markt : de slinger tussen overheid en kapitalisme van Paul De Grauwe (uit 2014/2020) en De grootste show op aarde : de mythe van de markteconomie van Koen Haegens (uit 2015)

Terug naar Overzicht alle titels

donderdag 4 november 2021

Govert Schilling

De olifant in het universum : donkere materie, mysterieuze deeltjes en de samenstelling van ons heelal
Fontaine 2021, 368 pagina's - € 25,--

Wikipedia: Govert Schilling (1956)

Korte beschrijving
Overzicht van de gangbare theorieën over donkere materie en de kosmologische implicaties daarvan. De auteur is een van de belangrijkste wetenschapsjournalisten van Nederland en ook bekend van tv. Het boek is onderverdeeld in secties die allemaal een bepaald deelgebied behandelen, naar aanleiding van een gedicht. Dit is een leuke vondst en maakt het boek overzichtelijk. Maar het verwarrende is dat er nog geen concrete aanwijzingen zijn voor het bestaan van donkere materie. Dit maakt het boek juist weer zweverig. Zoals een bekend fysicus al zegt in het voorwoord: 'Dit boek is meteen overbodig zodra er aanwijzingen zijn voor het bestaan, of wellicht uiteindelijk niet bestaan, van donkere materie'. Helaas weinig illustraties, wat een gemiste kans is om de best lastige onderwerpen inzichtelijker te maken. De auteur geeft wel een mooi inkijkje in hoe de astronomie en wetenschap werken. En dat gekkigheid went. Bedoeld voor de geïnformeerde leek.

Tekst op website uitgever
Govert Schilling over het grootste mysterie in de moderne sterrenkunde: donkere materie

‘De aanwijzingen over de ware aard van “donker spul” staan zeer waarschijnlijk ergens in dit boek. We weten alleen nog niet waar.’ – Vincent Icke, hoogleraar theoretische sterrenkunde aan de Universiteit Leiden en bijzonder hoogleraar kosmologie aan de Universiteit van Amsterdam

Het is een van de grootste onopgeloste vraagstukken in de astronomie: de ware aard van donkere materie. 85% van alle massa in het heelal bestaat eruit, maar hoewel er al tientallen jaren jacht op wordt gemaakt, weet niemand wat het precies is. Met de ontdekking van de al even mysterieuze donkere energie en met de twijfels aan onze opvattingen over de zwaartekracht lijkt het raadsel er alleen maar ingewikkelder op te worden.

Op zijn geheel eigen, toegankelijke wijze belicht Govert Schilling de geschiedenis van de zoektocht naar donkere materie en het actuele onderzoek naar deze ‘olifant in het universum’. Hij bezoekt sterrenwachten en ondergrondse laboratoria, raadpleegt topwetenschappers en praat met Nobelprijswinnaars. In begrijpelijke taal maakt Govert inzichtelijk wat we niet kunnen zien en beschrijft hij wat dit onopgeloste raadsel ons leert over onze mysterieuze kosmos.

Fragment uit 23. Subatomaire spoken
Hetzelfde geldt voor nog een ander kandidaat-deeltje voor donkere materie: het axion. Eigenlijk vertoont het verhaal van dit deeltje veel overeenkomsten met dat van de steriele neutrino's: ingewikkelde theoretische redenen om in het bestaan ervan te geloven, de intrigerende mogelijkheid dat het deeltje het raadsel van de donkere materie zou kunnen oplossen, voorzichtige aanwijzingen voor een mogelijke detectie, voortdurende zoekacties, maar nog geen doorslaggevend resultaat. In beide gevallen denken sommige wetenschappers dat de langverwachte doorbraak voor het grijpen ligt, terwijl anderen de toenemende aandacht voor steriele neutrino's en axionen als kandidaten voor de donkere materie als een wanhoopsdaad zien. Natuurkundigen en kosmologen zouden zich aan strohalmen vastklampen nu de tientallen jaren durende zoektocht naar WIMP's maar niets wil opleveren.

De reden om in het bestaan van axionen te geloven hangt samen met de antimaterie, die we al in hoofdstuk 20 zijn tegengekomen. Je zou verwachten dat de onvoorstelbare energie van de oerknal vergelijkbare aantallen materie- en antimateriedeeltjes heeft voortgebracht. Maar om de een of andere reden bestaat alles in het huidige heelal uit normale materie. Voor zover we weten bestaan er geen sterrenstelsels, sterren, planeten of levende organismen die volledig uit antimaterie bestaan. Omdat materie- en antimateriedeeltjes elkaar vernietigen als ze met elkaar in aanraking komen, moet de natuur een uiterst licht voorkeur hebben gehad voor normale materie: voor elke één miljard antimateriedeeltjes heeft zij namelijk een miljard-plus-één deeltjes normale materie geschapen. Hierdoor bleef er na het annihilatiebloedbad dat zich na de oerknal voltrok materie over - een nietige fractie slechts, maar genoeg om samen te kunnen klonteren tot clusters van sterrenstelsels, planeten en mensen. Aan deze één-op-een-miljard-asymmetrie van de natuur hebben wij ons bestaan te danken. (pagina 301-302)

Terug naar Overzicht alle titels

Dick Wittenberg

Wat doen we met de spullen? : een portret van Nederland in één nalatenschap
De Correspondent 2021, 235 pagina's - € 22,50

Korte bio van Dick Wittenberg (1953)

Korte beschrijving
Dit boek gaat over de verdeling van iemands nalatenschap na diens overlijden. Maar eigenlijk is de insteek breder en gaat het over hoe Nederland de afgelopen eeuw welvarender is geworden en hoe de erfgenamen na het overlijden van de laatste ouder daarmee omgaan. Het boek beschrijft dit aan de hand van de nalatenschap van een vrouw van negentig, met zeven kinderen. In haar jeugd had ze tachtig bezittingen, toen ze dood ging meer dan 10.000. De verdeling van die spullen is niet alleen een praktische opgave, maar zeker ook een emotionele. Verdrongen pijn van vroeger komt alsnog naar boven. En de verschillende karakters worden uitvergroot. De schrijver beschrijft het proces in 24 hoofdstukken gedetailleerd, op een hele persoonlijke manier, die heel gemakkelijk te volgen is. Het boek is daarmee een gedegen journalistiek product. Achterin is een lijst van bronnen per hoofdstuk opgenomen. De auteur is journalist, schrijver en verhalenverteller, die vroeger bij de NRC werkte en nu bij De Correspondent. Eerder schreef hij 'Prikkeldraad' (2015) en 'Binnen is het donker, buiten is het licht' (2007).

Tekst op website uitgever
Wie sterft, verdwijnt van de aardbodem. Wat achterblijft, zijn de spullen. Wat zeggen die spullen over ons?

Toen de Brabantse Jo van Overdijk achttien jaar was, had ze minder dan vijftig bezittingen. Toen ze op negentigjarige leeftijd overleed, waren dat er meer dan tienduizend.

Aan de hand van een doorsnee nalatenschap vertelt journalist Dick Wittenberg niet alleen een aangrijpende familiegeschiedenis, maar laat hij ook zien hoe Nederland de afgelopen eeuw ingrijpend veranderde.

Dick Wittenberg is journalist, schrijver en meesterverteller van grote verhalen over alledaagse gebeurtenissen. Zijn werk voor NRC Handelsblad is veelvuldig bekroond, nu schrijft hij voor De Correspondent.

Reacties: 'Het werk van Dick Wittenberg heeft een zeldzame journalistieke klasse, die getuigt van mededogen met de worstelende mens.' - Frénk van der Linden

'Heel anders dan bij mijn ouderlijk huis, toch uiterst herkenbaar, en vooral ook troostrijk en verfrissend.' - Annegreet van Bergen

Fragment uit 9. Schat of ballast
bij haar overlijden liet Jo van Overdijk een propvol koophuis achter waarin ze tweeëndertig jaar woonde en waar ze de meeste spullen uit haar vorige woning mee naartoe had gesleept. restanten van een heel leven liggen opgeslagen in dit huis aan de Korenaar in Oirschot.
  Zo gaat het niet bij elke laatste ouder. Iemand kan in zijn of haar nadagen naar een verzorgings- of verpleeghuis zijn verkast, kleiner zijn gaan wonen, of om een andere reden zijn verhuisd, al dan niet na de dood van een eerste ouder. In die gevallen is el een groot dele van de tijdens een leven vergaarde spullen gewogen en te licht bevonden: de inboedel is geslonken tot een laatste bestaansminimum.
  Een laatste ouder kan ook in een huurwoning hebben gewoond, misschien al een heel leven. Die woonsituatie geeft nabestaanden geen rechten, en dus ook gene mogelijkheid om nagelaten spullen in alle rust uit te zoeken. Een legioen van woningzoekenden staat te wachten. Het huis moet leeg, liefst veegschoon, en wel snel.
  Wat nabestaanden van laatste ouders in verschillende huisvestingssituaties gemeen hebben, is dat ze ongevraagd met een berg spullen zitten opgescheept waar ze iets mee moeten. Ze kunnen natuurlijk bellen naar een van die bedrijfjes die in kranten adverteren: 'Huis ontruimen. Snel en netjes.' Of: 'Woningontruiming na overlijden of verhuizing. Wij leveren uw woning bezemschoon op! Gegarandeerd de goedkoopste.'
  Maar er zijn maar weinig nabestaanden, vermoed ik, die daar onmiddellijk na het overlijden toe overgaan. Niet voordat ze eerst zelf een blik op de inboedel werpen. (pagina 88)

Artikel: Mevrouw van Overdijk (90) liet naar schatting tienduizend dingen na. Wat gebeurt daarmee? (De Volkskrant, 28 oktober 2021)

Terug naar Overzicht alle titels