vrijdag 31 december 2021

Peter Abspoel

Wat zijn we aan het doen? : hoe we onze menselijkheid opofferen aan economie en technologie
Wereldbibliotheek 2021, 256 pagina's € 21,99

Website Peter Abspoel (1962)

Korte beschrijving
Allerlei ontwikkelingen van de afgelopen eeuwen op het gebied van politiek, economie, wetenschap en technologie hebben ervoor gezorgd dat we vergeten zijn wat we nodig hebben om ons als mens te kunnen ontwikkelen. Daarmee zetten we volgens de auteur 'de menselijkheid' op het spel – een concept dat centraal staat in dit boek, maar niet wordt gedefinieerd. De auteur is ervan overtuigd dat mensen over de hele wereld gezamenlijk hebben dat ze een plicht voelen om een bijdrage te leveren aan de wereld en aan dit leven en willen waken over de kwaliteit ervan. Tradities spelen daarin vaak een belangrijke rol. Allerlei maatschappelijke, ideologische, wetenschappelijke en economische ontwikkelingen zetten menselijkheid en tradities onder druk. De auteur is antropoloog en filosoof en heeft antropologisch onderzoek gedaan in Afrika. Het boek is essayistisch geschreven en de argumentatie is niet overal even helder. Met name het laatste hoofdstuk – een fictieve dialoog tussen verschillende personen – is erg abstract. Toch een actueel en belangrijk boek met veel interessante observaties.

Tekst op website uitgever
Hoe ons leven en onze toekomst eruitzien, wordt in toenemende mate bepaald door grote ontwikkelingen, zoals mondialisering, economisering en technologisering. De gevolgen daarvan zijn vaak duidelijk waarneembaar, neem de plasticsoep in de oceanen, extreem weer en het op drift raken van grote groepen kansarmen.

Andere gevolgen zijn minder zichtbaar, maar niet minder ingrijpend. Zo bieden wetenschap en technologie de mensheid allerlei nieuwe mogelijkheden, die bijna klakkeloos worden nagejaagd en als realiteit omarmd, terwijl ze ondertussen ons beeld van de wereld en onszelf in een allesbepalend frame dwingen.

In Wat zijn we aan het doen? staat filosoof en cultureel antropoloog Peter Abspoel stil bij de vraag wat deze ontwikkelingen voor mensen betekenen; wat doen ze met ons? Want of we ons er nu van bewust zijn of niet, ze bepalen hoe ons leven eruitziet en hoe we naar onszelf en naar elkaar kijken. Maar wat zetten we op het spel als we onze menselijkheid vervangen door abstracties?

'Peter Abspoel beschrijft op indringende wijze een gevaar dat onze menselijkheid bedreigt, en hij verbindt zijn beschrijving met een prikkelende diagnose van de oorzaken van die bedreiging.' Paul van Tongeren, Denker des Vaderlands

'Regelmatig schrijft Peter Abspoel zinnen die het verdienen te worden ingelijst. (...) Hij sleept de lezer mee, en geeft een idee van wat er voor ons mensen op het spel staat.' Chris Keulemans

Fragment uit 1. Globale patronen
Een andere ontwikkeling is minstens zo ironisch. Juist nu alom westerse strategieën worden toegepast, beginnen steeds meer westerlingen zich af te vragen of zij niet de uitvinders zijn van een recept voor een wereldwijde catastrofe. In het kapitalistische systeem lijken perverse prikkels de overhand te hebben, met name aan de top. De armen en de natuur betalen het gelag. Als er iets duurzaam is aan dit systeem, dan is dat, zo lijkt het, het vermogen om het slechtste uit mensen naar boven te halen. We weten dat, als we zo doorgaan, laaggelegen arme regio's verzwolgen zullen worden door de zee, en dat die zee verandert in de plasticsoep; we weten dat die opwarmende soep steeds verwoestender cyclonen zal voortbrengen, en dat meer droogtes, bosbranden en overstromingen zullen voorkomen; we weten dat er steeds meer diersoorten zullen uitsterven, dat bosgebieden verder zullen slinken; en we weten dat steeds meer mensen, letterlijk of figuurlijk, de grond onder hun voeten zullen verliezen. We zoeken naarstig naar oplossingen. Dat zijn steeds technocratische oplossingen. De toekomst van de mensheid en van de planeet staat op het spel, en dat rechtvaardigt in onze ogen de rücksichtslose toepassing van nieuwe, rationele recepten. 

Omdat moderne technologische middelen en een rationele organisatie van arbeid hebben bewezen de wereld te kunnen vernietigen, nemen we aan dat ze ons ook in staat moeten stellen haar te redden. We zweren bij rocket science, ook heel letterlijk. Dat we in staat zijn satellieten en ruimtestations banen om de aarde te laten beschrijven en sondes naar verre planeten te sturen, beschouwen we als een hoopvol teken, los van de waarde van de informatie waarvan geavanceerde systemen ons voorzien. De ruimtevaart symboliseert de macht ons te verheffen boven wat ons gevangenhoudt, en ondersteunt het geloof dat een radicale transformatie binnen bereik is. Als we dit kunnen, denken we, is niets onmogelijk. Als het nodig is, zullen we wellicht het zinkende schip van de aarde kunnen verlaten en ons vestigen op een andere planeet. (Steeds meer sciencefictionfilms voeden deze fantasie.)

In de scenario's die we bedenken voor de verbetering van de wereld of de redding van de mensheid krijgen wetenschappers en technocraten steevast méér macht. Zo worden projecten en strategieën die worden uitgevoerd op basis van technoscience steeds bepalender voor het leven. Als onze blik omhoog wordt getrokken door spiegelende wolkenkrabbers of de majestueuze pylonen van bruggen, lukt het ons maar moeilijk om te denken aan tenhemelschreiend onrecht. We zijn eerder geneigd onszelf te feliciteren met wat we kunnen. (En we staan er zelden bij stil dat een flink deel van de wereldbevolking zich niet tot 'ons' rekent.)  Documentaires over de bouw van 'megaconstructies', te zien bij populairwetenschappelijke zenders, leggen de nadruk op het baanbrekende karakter van de ondernemingen. We zien meestal werknemers die onder druk gezet worden om deadlines te halen. De moraal is: dit is hoe vooruitgang gerealiseerd wordt, door mensen uit hun comfort zone te brengen.

We worden ertoe uitgenodigd te geloven dat het indrukwekkend resultaat de productiewijze rechtvaardigt. Cameraploegen worden zelden toegelaten tot bouwplaatsen, bijvoorbeeld in de Golfstaten, waar arbeidsmigranten min of meer als slaven tewerkgesteld worden, en waar idioot veel slachtoffers vallen. (De documentaire The Workers Cup geeft wel een inkijkje in deze wereld. Een van de Afrikaanse arbeiders zegt: 'Dit is de hel. Alles is hier voor rijke mensen, niet voor ons.') Wat er gebeurt met ingevlogen kindermeisjes en bedienden in de huizen van de rijken, is nog minder zichtbaar. Misstanden komen af en toe wel in het nieuws, maar ze worden dan voorgesteld als zelfstandige problemen - problemen die we bijvoorbeeld denken te kunnen oplossen door de naleving van mensenrechtenverdragen af te dwingen.  

Dus als we indrukwekkende skylines en infrastructurele werken zien, denken we : dit is de toekomst, we moeten alleen wat weeffoutjes uit het systeem wegwerken. Meer mensen zouden moeten profiteren van de technologische vooruitgang, en die zou gerealiseerd moeten worden door het milieu minder te belasten. We geloven dat het mogelijk moet zijn het systeem zo te hervormen dat langetermijndoelen meer centraal komen te staan dan het doel van de bezittende klasse om zo snel mogelijk haar bezit te vermeerderen. (pagina 20-22)

Terug naar Overzicht alle titels

Donald Loose

Democratie op wankele bodem : over de politiek en het politieke
Boom 2021, 416 pagina's € 29,90

Korte biografie Donald Loose (19?)

Korte beschrijving
De democratische rechtsstaat wankelt. Pleidooien voor een slagvaardige 'illiberale democratie' door populisten gaan gelijk op met de almacht van de vrije markt en de revanche van de verliezers van de mondialisering. Het is hoognodig de basisbeginselen van de rechtsstaat te memoreren en de democratie in bescherming te nemen tegen de destructieve mechanismen die ze tegenwoordig zelf genereert, aldus de auteur (emeritus-hoogleraar wijsbegeerte). Hij onderbouwt deze stelling door zijn licht te laten schijnen op de politiek-filosofische en historische ontwikkelingen die eraan ten grondslag liggen. Hij gaat onder andere in op het ideaal van de rechtsstaat, het liberalisme, de teloorgang van de sociaaldemocratie, de hegemonie van het neoliberalisme en het populisme. Hij refereert daarbij aan gezaghebbende denkers als Hobbes, Rousseau, Kant, Spinoza en Nietzsche. Een belangwekkend, erudiet, eloquent en wetenschappelijk verantwoord boek over een steeds urgenter politiek-maatschappelijk onderwerp. Interessant en inspirerend voor politici, bestuurders, journalisten en wetenschapsbeoefenaars. Met een literatuurlijst en afzonderlijke registers op personen en onderwerpen.

Tekst op website uitgever
De democratie staat onder druk. Burgers koesteren wantrouwen jegens de politiek en jegens elkaar. Globalisering en neoliberalisme hebben geleid tot populistisch verzet en nieuw nationalisme. Om de oorzaken van het huidige maatschappelijke wantrouwen te doorgronden, moeten we onze eigen tijd ontstijgen en lessen trekken uit de rijke traditie van het democratisch project – van Machiavelli en Rousseau tot Tocqueville en Gauchet. In Democratie op wankele bodem bespreekt Donald Loose het ideologische fundament van de westerse democratie. In de rechtsstatelijke traditie, de representatieve democratie en het sociaalliberalisme signaleert hij een continue spanning tussen vrijheid en gelijkheid en tussen politieke macht en oppositie. Politiek is altijd een voorlopige en onvolledige representatie van de samenleving geweest. De gelijkstelling van de politiek met de burgerlijke maatschappij is een illusie. De symbolische dimensie van het politieke vereist niet alleen een kritische waakzaamheid van de democratische instellingen, maar ook een zelfkritisch burgerschap dat de imaginaire identiteiten overstijgt. Donald Loose is emeritus bijzonder hoogleraar wijsbegeerte aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Tilburg University. Hij publiceerde over onder meer de praktische filosofie van Kant en de Franse politieke filosofie van de twintigste eeuw. Zijn recentste boek, Over vriendschap (2019), werd bekroond met de prestigieuze Socratesbeker. ‘Het is in de huidige tijd hoognodig de basisbeginselen van de rechtsstaat te memoreren en de democratie in bescherming te nemen tegen de destructieve mechanismen die ze tegenwoordig zelf genereert. Pleidooien voor een slagvaardige ‘illiberale democratie’ door populistische leiders gaan gelijk op met de almacht van de vrije markt en de revanche van de verliezers van de mondialisering. De geschiedenis van de opbouw en de actuele dreigende afbraak van de westerse democratische regimes is een zaak die iedere staatsburger aangaat. Alle veroveringen van de westerse rechtsstaat zijn het gevolg van de strijd en het verzet van de kritische geest van minderheden tegen willekeur en machtsmisbruik. Ze zijn bevochten op een common sense die na langdurige kritiek uiteindelijk als onaanvaardbaar werd gebrandmerkt, maar zich in de samenleving wist te vestigen als vanzelfsprekend. Dat betekent geenszins dat die veroveringen definitief zijn en dat de formele spelregels volstaan om de democratie overeind te houden zonder de argwaan en de weerbaarheid van de burgers. Podemos, Syriza, les gilets jaunes of Occupy zouden er wellicht net zo goed een puinhoop van maken als ze het exclusief voor het zeggen hadden. Maar ze zijn belangrijke oppositionele krachten tegen een sluipend despotisme van de liberale markt, die de samenleving niet langer in politieke termen interpreteert.’

Fragment uit (de) Inleiding - Het wantrouwen regeert
Verloren vertrouwen
Geen woord valt tegenwoordig in ene politieke context zo vaak als 'wantrouwen'. Het vertrouwen in de klassieke politieke partijen en in hun representativiteit van de samenleving neemt af. Daardoor staan onze democratische staatsstructuur onder druk. Maar wat ligt aan dit wantrouwen ten grondslag? Wellicht vooral de dominantie van een allesbepalende ideologie aar elk politiek beleid zich naar moet schikken: de neoliberale logica van de markt en de concurrentie, die zich mondiaal doet gelden. De geloofwaardigheid van een mogelijk politiek alternatief lijdt onder de onontkoombare compromissen met de gevestigde financiële en industriële macht. Dit heeft zich vertaald naar een juridische en maatschappelijke normativiteit die zich in de hoofden van de burgers heeft gevestigd als geldend maatschappijbeeld. Burgers en werknemers zijn net als ondernemers concurrenten van elkaar. De 'derde weg' van het sociaalliberalisme, die individuele vrijheid en sociale cohesie zou verzoenen, is rechts ingehaald. Met de val van de regimes in het voormalig Oostblok werd ook de westerse verzorgingsstaat als achterhaald beschouwd en ingeruild voor het triomferend zelfmanagement van de verantwoordelijke burger. De bestrijding van het neoliberalisme door populistische bewegingen en partijen drijft op de ontgoocheling van de verliezers en het wantrouwen tegen het politieke beleid bij de burgers. Bovendien gaan politieke partijen elkaar meer en meer alleen nog als onderlinge concurrenten in de strijd om de macht zien, ten nadele van een gemeenschappelijk maatschappelijk project. De carrière van de eigen partijleden, het imago in de media en het kortetermijndenken jagen het onderling wantrouwen aan en maken in meerdere Europese landen de regeringsvorming tot een kroniek van schaamteloze onverantwoordelijkheid. De crisis van de democratie lijkt zo een crisis van het vertrouwen in de betekenis van de politiek, voor de samenleving en voor het individu. 

De burger wantrouwt niet alleen de politici, hij is evenzeer zelf voorwerp van wantrouwen voor het politieke beleid dat meer en meer tot zelfregulerende administratie vervalt. Het beheer van het eigen welzijn door de verantwoordelijke individuele burger vereist een bureaucratisch apparaat dat fraude en inefficiëntie van de middelen opspoort en controleert. Komt de uitkeringsgerechtigde nog wel voor een uitkering in aanmerking volgens alle criteria? Is de werkonbekwame of gehandicapte dat nog steeds voor hetzelfde percentage? Kliklijnen bedreigen het recht op privacy en stimuleren onderlinge argwaan. Ethische codes moeten bedrijven, instellingen en individuen vooral indekken tegen mogelijke schadeclaims en vertalen solidariteit in beveiliging en afscherming voor andermans rechten. De burger wantrouwt de grootbanken en de pensioenfondsen, die hun spaargeld in rook lieten opgaan. Jarenlange verplichte bijdragen met vast rendement blijken plots een beursgenoteerde casinobelegging. Hoeveel vertrouwen verdient de overheid die een belastingsysteem in stand houdt waarin hardwerkende burgers de tekorten van de staatsschuld moeten compenseren, terwijl multinationals en multimiljonairs de belasting ontlopen? Instellingen die vroeger bij uitstek de sociale cohesie garandeerden, worden met argwaan bekeken? Vakbonden zijn zowel voor de overheid als de werknemer niet langer de bevoorrechte bemiddelaar. Is de kerk nog wel te vertrouwen als haar onderwijsinstellingen zich massaal aan kindermisbruik schuldig hebben gemaakt? Zijn de sportscholen en de kindercrèches nog betrouwbaar? De dreiging die van terrorisme, de drugsmaffia en mensensmokkel uitgaat, breekt zowel het staatsgezag als de samenleving op. Welke vluchteling verdient nog opvang? Permanente controle van alle communicatie moet de bedreigde veiligheid herstellen door big data tracking. Maar zijn de experts die dat beheren zelf te vertrouwen? Hoeveel privacy geven we dagelijks prijs aan bedrijven die ons daar vervolgens mee manipuleren. Hoeveel fake news circuleert op de netwerken van de nieuwe (sociale) media? (pagina 13-14)

Terug naar Overzicht alle titels


Walter Weyns

Wie wat woke? : een cultuurkritische benadering van wat we (on)rechtvaardig vinden
Pelckmans 2021, 239 pagina's € 20,--

Korte biografie van Walter Weyns (1958)

Korte beschrijving
De woke-beweging die opkomt voor verschillende minderheidsgroepen, is vooral bekend geworden door politiek correct taalgebruik. Niet iedereen blijkt daarvan even gecharmeerd en dat heeft geleid tot een gepolariseerd debat. Dit boek biedt aan de hand van een stapel vooral Amerikaanse literatuur uit de beweging een analyse van de achtergronden en de denkbeelden achter de claims van de woke-cultuur. De auteur is als socioloog bekend met kritische en postmoderne filosofie. Hij beschrijft het woke-geloof en de woke-werken op enige afstand, soms met ironie, maar overwegend welwillend, vanuit de klassieke vragen naar ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de sociale verhoudingen. We krijgen een breed beeld van de beweging en de kritiek er op. Het boek biedt een diepergaand inzicht dan de toch vaak oppervlakkige en gepolariseerde discussies over taal, identiteit, ras en gender. Het is zeer vlot geschreven, leesbaar voor velen en een aanbeveling voor iedereen die zich een standpunt wil vormen over woke, diversiteit en inclusiviteit.

Tekst op website uitgever
‘Woke’ betekent zoveel als een verscherpt gevoel voor onrechtvaardigheid. Na Black Lives Matter, #MeToo, de klimaatzaak, het zwartepietendebat, de dekolonisatie van de witte westerse mentaliteit en de kritiek op heteronormativiteit vanuit de lgbtqia+-gemeenschap kun je er niet naast kijken. Films, boeken, auteurs, artiesten en zangers worden gecanceld of voorzien van een waarschuwing. Literaire canons gaan op de schop, de geschiedenis wordt herschreven en de taal gezuiverd. Universiteiten, gezaghebbende media en bedrijven zijn als de dood voor een misstap. Wie wat woke? geeft duiding en analyse bij hoe we vandaag naar (on)rechtvaardigheid kijken. Waar komt de wokecultuur eigenlijk vandaan? Wat is de waarde van deze beweging? Zuivert zij de geesten of gooit ze al cancelend en klagend het kind met het badwater weg? De meningen over woke lopen sterk uiteen. Niet verwonderlijk, want de wokebeweging zit vol paradoxen. Zij bekritiseert hokjesdenken, maar loopt achter vlaggen. Zij relativeert de waarheid, maar slaat een dogmatische toon aan. Zij voert complexe termen in, maar uit zich het liefst in simpele slogans en hashtags. Ze houdt van diversiteit, maar verkettert afwijkende meningen. Walter Weyns doceert sociologie en cultuurkritiek aan de Universiteit Antwerpen. Hij is zeer vertrouwd met de kritische en postmoderne stromingen binnen de sociale wetenschappen. Hij publiceerde onder andere Marx begrijpen (2018), Van mensen en dingen (2017), Klassieke sociologen en hun erfenis (2013), Het geval Canetti (2008), Het tijdperk van de maatschappij (2004) en De sociologie van Jürgen Habermas (1990).

Fragment uit Over de blinddoek van Vrouwe Justitia en Black Power
Mills (= Charles Mills, auteur van The Racial Contract uit 1997 en Black Rights/White Wrongs uit 2017 - hd) richt zijn pijlen op John Rawls, de auteur van A Theory of Justice, een baanbrekend boek uit 1971. In dat boek wordt de hele traditie van het liberale denken over rechtvaardigheid, met inbegrip van de uitingen van die traditie zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, gesynthetiseerd en van een rationeel fundament voorzien. Sommigen noemen dit boek 'de beste poging tot fundering van rechtvaardigheid na Kant'. Wie John Rawls niet kent, kent misschien wel zijn lievelingsattribuut: de beroemde veil of ignorance, de sluier van onwetendheid - een blinddoek dus.

Rawls is goed op de hoogte van de geschiedenis en de antropologie. Hij weet dus dat opvattingen over recht en rechtvaardigheid verschillen van streek tot streek en van periode tot periode, en dat, om met Montaigne te zeggen, 'wat aan de ene kant van de Pyreneeën recht en waar is, aan de andere kant onrecht en onwaar wordt genoemd.' Maar Rawls is kantiaan genoeg om voorbij al die verschillen en tegenspraken vol te houden dat alle mensen iets gemeenschappelijks hebben: de rede. Dat maakt hen tot mens. De mens is gemaakt van kromhout, maar hij is een rationeel wezen. Denkend leert hij wat recht is. Hoe rationeler, hoe menselijker dus. Dit lijkt een tamelijk banale stelling, maar ze is volgens Charles Mills een slecht vertrekpunt om te weten te komen wat rechtvaardig is. Zeker als je de stelling nog radicaliseert, zoals Rawls doet in zijn beroemde gedachte-experiment.

Dat experiment komt neer op het volgende. We weten hoe moeilijk het in de praktijk is om een rechtvaardige samenleving op te bouwen. Iedere voorgestelde maatregel wordt met argusogen bekeken - 'levert het mij voor- of nadeel op?' - en leidt tot een hoop getouwtrek. Begrijpelijk, want iedereen kijkt in de eerste plaats naar zijn eigen belangen. Een compromis is dan ook meer een afspiegeling van machtsverhoudingen dan een toonbeeld van rechtvaardigheid. Heel anders zou het zijn, zo voert Rawls aan, als we de rechten, plichten en vrijheden van de burgers, zouden laten uittekenen door mensen die nog geen belang hebben. Zulke mensen bevinden zich in een 'originele positie', een soort voorgeborchte. Ze zijn onwetend over de maatschappelijke positie die ze later zullen bekleden. Ze weten niet of ze ziek of gezond zullen zijn, man of vrouw, oud of jong, gekleurd of wit. Niets weten ze over zichzelf. En toch zijn het, meent Rawls, ten volle mensen. Je kunst zelfs zeggen dat deze geblinddoekte 'mensen zonder eigenschappen' eigenlijk menselijker zijn. Zij zijn nog niet getekend of verknipt doorgeschiedenis, cultuur of traditie. De keuzes die zij maken, zijn voor honderd procent rationeel, volledig vrij van particularismen. Bijgevolg - dat kan niet anders - zou ieder mans er redelijkerwijs mee moeten kunnen instemmen. Meer nog: wie er niet mee instemt, zou onredelijk zijn, haast onmenselijk. Wat een schitterend ontwerp van een rechtvaardige samenleving zou dat niet opleveren?

Maar Rawls' droom van een rationale rechtvaardige maatschappij is in de ogen van Charles Mills een nachtmerrie. De zogenaamde redelijkheid van dit rechtssysteem is verraderlijk en baart onrecht, om twee reden. (pagina 25-26)

Artikel: De sluier van onwetendheid (december 2014)

Terug naar Overzicht alle titels

Menno Hurenkamp & Marli Huijer

En nou mag ik even! : burgerschap - wat is het en wat kun je ermee?
Boom 2021, 173 pagina's € 20,--

Korte biografie van  Menno Hurenkamp (1971) en  Marli Huijer (1955) op Wikipedia

Korte beschrijving
Een kort, bondig en vooral helder boek. Onze burgerrechten zijn geen oude gewoonten, maar fel bestreden rechten die vaak honderd jaar geleden ondenkbaar waren. De auteurs (beiden hoogleraar, een politicus, de ander journalist en columnist) leggen uit hoe burgerschap werkt, gaan in op de principes van de rechtsstaat en verzorgingsstaat, de absolute noodzaak je te  kunnen verplaatsen in de standpunten van je medeburger. Helder, duidelijk, trefzeker, kort en bondig, geen jargon. De noodzaak van burgerschap. De politieke ideologieën met hun standpunten (waaronder ook rechten voor dieren), hun kenmerken, hun terminologie, wat er door strijd bereikt is, en in hoeverre mensen zich daarbij thuis kunnen voelen. Samen met een kort, helder stuk geschiedenis hoe zich dat alles ontwikkeld heeft. Een ideale introductie voor  dat wat samen leven mogelijk maakt: burgerschap. Zowel geschikt voor onderwijs als voor hen die zich over dit onderwerp willen oriënteren. De auteurs adviseren de regering over burgerparticipatie en schreven eerder onder meer 'De onbeholpen samenleving' (2011)

Tekst op website uitgever
Wat betekent het om in een democratisch land te leven? Wat betekent stemrecht als je het met geen enkele partij echt eens bent? Hoe ga je om met social media? Kunnen burgers in hun eentje het klimaatprobleem oplossen? Aan de hand van dagelijkse onderwerpen en actuele discussies behandelen Menno Hurenkamp en Evelien Tonkens de belangrijkste onderdelen van modern burgerschap. Aan de basis liggen de democratische rechtsstaat en de verzorgingsstaat. Het is van belang dat je je stem laat horen, dat je je in anderen kunt verplaatsen en weet om te gaan met democratisch gezag. Menno Hurenkamp en Evelien Tonkens houden zich al meer dan twintig jaar bezig met burgerschap. Ze schreven samen onder meer De onbeholpen samenleving (2011) en Crafting Citizenship (2012). Tonkens was bijzonder hoogleraar actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam, lid van de Tweede Kamer en columnist van de Volkskrant. Hurenkamp was journalist en onder meer columnist van De Groene Amsterdammer en is universitair docent aan de Universiteit voor Humanistiek, alwaar Tonkens hoogleraar burgerschap is.

Fragment uit 5. Geen enkele partij past bij mij
Op wie moet je stemmen? In de afgelopen eeuw zijn de banden tussen burgers en politieke partijen veel losser geworden. Dat komt door de individualisering. Mensen maken tegenwoordig graag een 'boeketje' van identiteiten. Je kunt bijvoorbeeld tegelijkertijd lesbisch zijn, buurtbewoner, mantelzorger, milieuactivist, moslim, antiracist, feminist, motorrijder, hondenbezitter, liefhebber van technohouse, vrijwilliger bij de brandweer en arts in een ziekenhuis. Zoek daar maar eens een partij bij.

Vroeger vertegenwoordigden politieke partijen duidelijke groepen in de samenleving. Voor de meeste mensen was het vanzelfsprekend welke volksvertegenwoordiger ze hun stem gaven. Als arbeider stemde je op de Partij van de Arbeid, als protestant op de Christelijk Historische Unie, als katholiek op de Katholieke Volkspartij, enzovoort. (De CHU en de KVP gingen later op in het CDA) En als het niet al duidelijk was, vertelde je baas, vakbondsleider, dominee of pastoor wel op wie je moest stemmen.

Het was simpel, omdat iedereen een sterk groepsgevoel had. Iedereen leefde in een eigen 'zuil'. Je had één identiteit, en die bepaalde je hele leven. Op school, op het werk, op feestdagen en in hun vrije tijd gingen mensen alleen om met mensen die precies zo dachten als zij. Een protestant voetbalde op zaterdag, een katholiek op zondag, waardoor ze altijd tegen andere protestanten of andere katholieken speelden.

Het burgerschap dat mensen uitoefenden, was dus beperkt. Je had wel stemrecht, maar de meeste mensen deden precies wat van hen verwacht werd. Weinigen twijfelden aan wat de pastoor, dominee of vakbondsleider zei. Tegenwoordig zouden we zeggen dat iedereen in zijn eigen bubbel leefde. Wel waren er voortdurend dappere mensen en clubs die tegen de gangbare meningen in hun eigen groep in gingen ().

Maar kijk nog maar eens hoeveel stemwijzers er zijn: moderne burgers voelen zich duidelijk niet automatisch thuis bij één politieke partij. En dat is maar goed ook, want wie echt om burgerschap geeft, hoopt allereerst dat mensen kritisch nadenken! Als gevolg daarvan zijn er wel heel vele partijen bijgekomen. Ze articuleren allemaal andere belangen en prioriteiten; ze richten zich op het milieu, op dieren, op ouderen, jongeren, het platteland of de stad. 'Geen enkele politieke partij past precies bij mij', hoor je dan ook vaak.

De volksvertegenwoordiging staat hierdoor onder druk. Als er dan uiteindelijk maar liefst twintig partijen in de Tweede Kamer komen, lijkt er helemaal sprake van een rommeltje. Er zijn bijvoorbeeld veel zogenaamde single issue-partijen - voor dieren, voor ouderen, voor immigranten, tegen immigranten. Maar tegelijkertijd zorgt dit er wel voor dat mensen zich makkelijk herkennen in de democratie.

Mensen vragen zich soms wel af: spreekt het parlement namens de burgers, of zeggen de parlementariërs alleen maar wat de top van de politieke partij vindt dat ze mogen zeggen? Is er sprake van democratie, waarbij alle stemmen gelijk tellen? Of zijn het telkens andere mensen uit hetzelfde kliekje en mogen de burgers alleen maar tekenen bij het kruisje? En omgekeerd is de vraag: waarom worden mensen die daar over klagen dan zelf geen lid van een partij? Dan kunnen ze immers de koers meebepalen.

Het is ook niet zo gek dat geen enkele partij precies bij jou past, want geen enkele partij vertegenwoordigt jou alleen. Een partij vertegenwoordigt honderdduizenden of zelfs miljoenen kiezers, die het nooit over alles eens kunnen zijn. Daardoor is er altijd een verschil tussen het programma van een partij en wat jij zelf vindt en wilt.

Als we dat niet accepteren, zouden we meer dan zeventien miljoen Kamerzetels moeten hebben, en daar zou niemand meer naar iemand kunnen luisteren. Als burgers moeten we dus accepteren dat de partij waarop we stemmen altijd wel een paar dingen zal bepleiten waarmee we het niet eens zijn. De reden om dat te accepteren is, dat we daarmee het aantal stemmen beperken en er in de politiek een geordende dialoog kan plaatsvinden. Burgerschap is ook leren leven met compromissen. (pagina 84-86)

Terug naar Overzicht alle titels

Simone Weil

Waar strijden wij voor? : over de noodzaak van anders denken
Uitgeverij IJzer 2021, 108 pagina's € 16,50

Oorspronkelijke titel: Étude pour une déclaration des obligations envers l'être humain et autres textes.

Wikipedia: Simone Weil (1909-1943)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
In haar laatste levensjaar heeft de Franse filosofe Simone Weil (1909-1943) in Londen een tiental essays geschreven waarin ze haar visie verwoordt over een nieuwe samenleving in haar land na de oorlog; en in dat verband over hoe een verklaring van de mensenrechten als preambule voor een nieuw op te stellen grondwet eruit zou moeten zien. In Waar strijden wij voor? zijn de drie belangrijkste essays vertaald waarin de essentiële vraag wordt gesteld waarvoor er eigenlijk gestreden wordt door en voor Frankrijk en andere landen die met de militaire nederlaag in 1940 totaal zijn ingestort. Want voor iedere crisis moet de oplossing altijd op een hoger niveau gezocht worden dan waarop het probleem zich voordoet. Dat vereist anders denken. In deze essays biedt de auteur een visie die ook nu nog bruikbaar is. Destijds was wat zij te zeggen had onvoorstelbaar. In onze tijd kan het zonder meer besproken, overwogen en deels zelfs toegepast worden. De visionaire, naar de buitenwereld gerichte filosofe Simone Weil was een zeer intelligent denker die voorbij het rationele denken tot een religieuze dimensie van haar leven kwam. Bij IJzer verschijnt in 2022 de vertaling van haar hoofdwerk L’Enracinement (Worteling).

Fragment uit Studie voor een verklaring van de verplichtingen tegenover de mens
De menselijke ziel heeft zowel vrijwillige gehoorzaamheid als vrijheid nodig. De gehoorzaamheid waarmee ingestemd is, is wat men verleent aan een autoriteit op basis van diens legitimiteit. Dat is niet mogelijk ten aanzien van een politieke macht die voortkomt uit een verovering of een staatsgreep, of ten aanzien van een economische macht op basis van geld. De vrijheid is de macht van de keuze binnen de speelruimte die de directe beperking van natuurlijke krachten en van de als legitiem erkende autoriteit toestaat. Die speelruimte moet groot genoeg zijn dat de vrijheid geen fictie is, met dien verstande dat er nooit bepaalde vormen van misdaad toegestaan kunnen worden. 

De menselijke ziel heeft zowel waarheid als vrijheid van meningsuiting nodig. De behoefte aan waarheid eist dat iedereen toegang heeft tot de cultuur van de geest zonder daarvoor materieel of moreel gesproken overgeplant te moeten worden; ook dat er in het domein van het denken nooit enige materiële of morele pressie uitgeoefend mag worden anders dan uit een bezorgdheid uitsluitend over de waarheid. Dat impliceert het absolute verbod van propaganda zonder enige uitzondering. Die behoefte eist bescherming tegen fouten en leugens. Dat maakt van iedere openbaar aangetoonde , materiële en te vermijden onjuistheid een strafbare overtreding. Die eis betreft ook de bescherming van de volksgezondheid tegen de giffen in het domein van de volksgezondheid tegen de giffen in het domein van het denken. maar om te functioneren heeft het intellect het nodig zich te kunnen uitdrukken zonder dat enige autoriteit dat kan inperken. Dat vraagt dus om een apart domein van puur intellectueel onderzoek, toegankelijk voor allen, en waar geen enkele autoriteit kan ingrijpen.

De menselijke ziel heeft enerzijds afzondering en intimiteit en anderzijds sociaal leven nodig. 

De menselijke ziel heeft zowel persoonlijk als collectief eigendom nodig. Het persoonlijk eigendom bestaat nooit uit het bezit van ene hoeveelheid geld, maar uit de zeggenschap over concrete dingen zoals een huis, land, meubilair, gereedschap, dingen die de ziel beschouwt als een verlengstuk van zichzelf of van het lichaam. De rechtvaardigheid eist dat eigendom in die zin onvervreemdbaar is. Zoals de vrijheid.
  Het collectieve eigendom is niet gedefinieerd op een juridische basis, maar door het gevoel van een menselijk leefmilieu waarin bepaalde materiële dingen gezien worden als een verlengstuk en een uitkristallisatie van de mens. Zo'n gevoel kan alleen maar onder bepaalde objectieve voorwaarden bestaan.
  Het bestaan van een sociale klasse waarin het ontbreekt aan privé- en collectief bezit is even beschamend als de slavernij. (pagina 90-91)

Terug naar Overzicht alle titels

donderdag 23 december 2021

Jo Caudron

De wereld is rond : een optimistisch masterplan voor de transformatie van business en maatschappij
Pelckmans 2021, 304 pagina's € 30,--

Winnaar Managementboek van het Jaar 2020 (juryrapport)

Korte biografie van Jo Caudron (1968)

Korte beschrijving
Jo Caudron (1968, Belgische internetpionier en -consultant) stond aan de wieg van internetontwikkelingen, heeft IT-ondernemingen opgericht en is nu transformatiestrateeg. In dit boek beschrijft hij vanuit zijn ervaring en de geschiedenis welke ontwikkelingen de samenleving door IT en kunstmatige intelligentie heeft ondergaan en te wachten staan. Door de extreme verknooptheid van internet acht hij kansen op een alomvattende crash met enorme gevolgen reëel. Hij beschrijft de alternatieven en komt tenslotte uit op een wereldomvattend net van geheel zelfstandige kleine netwerken die niet vatbaar zijn voor crashes of problemen bij andere deelnemers. Deze digitale dorpen (urban villages) omspannen de ronde Aarde. Dit goed doordacht geschreven boek, alleen ontsloten door een inhoudsopgave en zonder bronvermeldingen, is vooral van belang voor wie – op welk vlak ook – betrokken is bij ontwikkelingen in de relatie technologie versus mens en maatschappij. In deze herdruk zijn opmerkingen van lezers van de eerste druk verwerkt, evenals actuele ontwikkelingen, onder meer betreffende corona. Gebonden uitgave met leeslint.

Tekst op website uitgever
Al meer dan twintig jaar veranderen sectoren onder impuls van digitale disruptie. Banken, retailers, de media, taxibedrijven en zovele andere organisaties ervaren vandaag de kracht van digitalisering en de uitdagingen die ermee gepaard gaan. Alle sectoren bevinden zich in hun eigen storm, waarbij digitale krachten hen dwingen om een nieuwe positie in te nemen. Maar wat als dat slechts het begin is? Wat als het onvoldoende blijkt om alleen vanuit de eigen industrie op zoek te gaan naar een toekomstgericht transformatieplan? Wat als onze maatschappij zelf in de kern verandert, deels door digitalisering, maar evengoed door grote vraagstukken over de toekomst van werk, wonen, mobiliteit, klimaat, gezondheid, onderwijs, globalisering, bevolking aangroei en zelfde de problematiek van langer leven? In deze nieuwe editie van De wereld is rond gaat Jo Caudron verder op zoek naar de verbanden tussen elk van deze maatschappelijke transformaties. Hij komt daarbij tot de conclusie dat ze samen een metastorm vormen, een alles overstijgende reeks van met elkaar verweven perfecte stormen. Deze metastorm heeft een impact op elke beslissing die we als bedrijf, beleid of individu nemen. In de nasleep van de coronacrisis onderzoekt de auteur in welke mate de gevolgen van de pandemie als brandversneller fungeerden voor wereldwijd opflakkerende veranderingen. De wereld is rond is een optimistisch pleidooi om uitdagingen holistisch te benaderen en aan te pakken. Slagen we daarin, dan wacht ons een toekomst die meer dan de moeite waard is en waarin we beter gewapend zijn tegen de grote systeemschokken die ons nog te wachten staan. Jo Caudron is al jaren actief als digitaal ondernemer. Sinds tien jaar is hij transformatiestrateeg. Hij heeft verschillende boeken op zijn naam staan die allemaal een bron van inspiratie vormen voor individuen, bedrijven en beleidsmakers in deze transformatieve tijden.

Fragment uit 7. De Peak Stuff Economy revolutie
Peak Stuff

Er lijkt gelukkig een kentering op komst, in de vorm van Peak Stuff, een begrip dat weinigen kennen. De term is ontstaan naar analogie Met Peak Oil, wat het moment is waarop de maximale hoeveelheid olie wordt opgehaald, waarna de oliewinning voor altijd afneemt.

Peak Stuff wordt sinds enige tijd in economische kringen gebruikt voor het moment waarop we een maximaal aantal spullen bezitten, waarna het alleen nog vermindert. Ikea heeft al in 2016 aangekondigd dat wat hen betreft dat moment is bereikt, hoewel dat uit de nog steeds toenemende consumptie niet direct als algemene trend blijkt. Toch is er een consensus dat we op een keerpunt staan en dat in de nabije toekomst het aantal spullen dat we individueel gaan bezitten, sterk zal verminderen.

Ten eerste heeft dit te maken met het dematerialiseren van de wereld. Onze smartphone heeft heel wat fysieke dingen compleet overbodig gemaakt en vervangen door één soort stuff die alle andere stuff vervangt. We kennen allemaal het lijstje wel: telefoon, fototoestel, videocamera, agenda, fotoalbum, kompas, GPS, spelconsole, barcodescanner (hadden we die vroeger dan?), klok, alarm, boeken, tv, videotheek, krant, magazine, kredietkaarten, cashgeld, boardingpassen, en zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Als we al die spullen op een hoop zouden leggen, zouden we onze hele keukentafel kunnen vullen. Voor velen is dat trouwens de legitimatie om zoveel geld te spenderen aan een smartphone. 

We zien dit uiteraard ook op het niveau van businessmodellen: vroeger hadden we een kast vol vinylplaten of cd's, tegenwoordig hebben we toegang tot muziek via, jawel, onze smartphone. We verzamelden elke week een meter papier aan kranten en reclame, die zijn nu vervangen door online nieuws - op, jawel, onze smartphone - en digitale banners. We gaven honderden euro's uit aan telkens nieuwe legodozen in de ter ziele gegane Bart Smit, nu geven kinderen datzelfde geld uit aan V-Bucks in Fortnite. Er wordt verwacht dat we bijna 200 miljard dollar gaan spenderen aan virtuele spullen in games tegen 2025. Dat is 200.000.000.000 dollar aan dingen die alleen bestaan op een server, maar waar mijn zoontje echt wel gelukkig van wordt.

En dan hebben we het nog niet over Web 3.0, de cryptowereld en de non-fungible tokens of NFT's, waarover de laatste tijd zoveel te doen is: het creëren van unieke, virtuele objecten die dan voor veel geld worden verhandeld. Zo werd in maart 2021 een virtueel kunstwerk van Beeple verkocht voor net gene 70 miljoen dollaar en slaagde Twitter-oprcihter Jack Dorsey erin om zijn allereerste tweet voor 2,9 miljoen dollar te verkopen aan een verzamelaar. Geen van deze dingen bestaan in de echte wereld (tenzij als bits en bytes), en toch worden zij stilaan deel van de echte economie. 

Een laatste drijvende kracht achter Peak Stuff is de cultuurverandering die we bij de nieuwe generaties beginnen te zien. Zij zijn opgegroeid in een wereld waarin ze de meeste materiële dingen hadden. Mijn kinderen zijn helemaal niet meer verwonderd wanneer er een nieuwe auto komt, een nieuw televisietoestel of iets anders materieels (hoewel de nieuwste smartphone toch nog enige deining kan veroorzaken). Zou het kunnen dat zij de aanwezigheid van stuff zo normaal vinden dat ze er veel minder om geven? Misschien is dan de drijvende kracht achter de opkomst van experiences, ervaringen, als het summum van beleving. De reden waarom we zonder te verpinken, vijfhonderd euro of meer uitgeven om naar Tomorrowland te gaan, de ultieme festivalbeleving als je van techno houdt. Na die experience is er niets materieels meer over, behalve je foto's in de cloud, maar dat is uiteraard ook honderd procent virtueel. (pagina 121-122)

Terug naar Overzicht alle titels


Jeroen Dijsselbloem

De onderwijsfamilie
Prometheus 2021, 198 pagina's € 21,99

Wikipedia: Jeroen Dijsselbloem (1966)

Korte beschrijving
Jeroen Dijsselbloem is vooral bekend als minister van financiën. Als kamerlid was hij voorzitter van de parlementaire commissie onderzoek naar onderwijsvernieuwingen in 2008. Toen bleek al zijn enorme betrokkenheid bij het onderwijs. In het boek ‘De onderwijsfamilie’ komt dat nog sterker naar voren. Talrijke familieleden kregen al die vernieuwingen van de afgelopen jaren over zich heen: mammoetwet, middenschool, basisvorming, studiehuis, passend onderwijs etc. Hoe hebben die familieleden dat ervaren? Via de methode van oral history interviewde hij ruim 30 familieleden. Het lukt hem op deze manier een periode van bijna 100 jaar onderwijsgeschiedenis te overbruggen. In die verslagen is ruimte om zowel de loopbaan te schetsen als die te plaatsen in perspectief van de onderwijspolitiek en de maatschappelijke ontwikkelingen. Door zijn enorme dossierkennis krijgen de verslagen een enorme diepgang. Op basis van al die gesprekken formuleert hij in de epiloog het belang van groot onderhoud in het onderwijs: de basis én de kwaliteit ervan moeten op orde zijn. Een herkenbare parel voor veel werkenden in het onderwijs.

Tekst op website uitgever
Toen Jeroen Dijsselbloem in 2008 het parlementair onderzoek naar onderwijsvernieuwingen afrondde, was zijn interesse voor het onderwijs voorgoed gewekt. In zijn achterhoofd zaten steeds zijn opa, ouders en vele ooms en tantes die in het onderwijs werkten. Wat kreeg deze onderwijsfamilie mee van de niet-aflatende stroom veranderingen in het onderwijs? Van de Mammoetwet, de basisschool, de basisvorming, het vmbo, Passend onderwijs, het studiehuis, het ontstaan van de roc’s?

Dijsselbloem besloot samen met zijn moeder de vele onderwijzers en leraren in hun familie te bezoeken. Iedereen werkte mee. Het resultaat is De onderwijsfamilie: een prachtig beeld van het Nederlandse onderwijs, van immense veranderingen in een relatief korte periode en van een geweldige maatschappelijke emancipatie. In dit familieverhaal komt de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs in vrijwel al zijn facetten aan bod. Maar Dijsselbloem kijkt ook verder: kunnen we tevreden zijn over het Nederlandse onderwijs?

Jeroen Dijsselbloem is voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en voorzitter van het Nationaal Groeifonds, dat investeert in kennis en innovatie in Nederland. Van 2012 tot 2017 was hij minister van Financiën en van 2013 tot 2018 voorzitter van de Eurogroep, waarover hij in 2018 het boek De Eurocrisis publiceerde.

Over De eurocrisis:
‘Omdat Dijsselbloem niet voortdurend op zoek gaat naar wiens schuld de crisis nu was – wat actieve politici wel vaak doen – kom je te weten hoe de crisis minder eenduidig was dan ze destijds leek. En je leert dat achter de schermen in momenten van radeloosheid soms improvisatie nodig was om de al even onvoorspelbare Grieken in de euro te houden.’ De Tijd, De beste boeken van 2018

‘Vijf jaar lang gaf een “rode ingenieur” leiding aan de eurogroep en daar heeft hij, geheel in stijl, zonder opsmuk verslag van gedaan.’ De Groene Amsterdammer

Fragment uit Karin Dijsselbloem - Van de meisjesschool tot lerares Frans
Mijn schoonzus Karin is een van de huidige generatie familieleden die werkzaam is in het onderwijs. Zij geeft al gedurende haar hele carrière Franse les. Haar eigen schoolcarrière begon op de meisjesschool van Lierop. Pas nadat zij de school had verlaten zou deze fuseren met de lokale jongensschool. Op de meisjesschool werd alleen lesgegeven door juffen. De huidige feminisering van het onderwijs maakt in zekere zin de cirkel weer rond.

Karin kreeg aan het einde van de lagere school gymnasium als advies maar het dichtstbijzijnde gymnasium was in Deurne en dat vond haar vader veel te ver fietsen. Vandaar dat het een geheel nieuwe school werd, het College Asten Someren. Na de zomer van 1974 begon haar middelbareschooltijd. De school was niet alleen nieuw maar ook vernieuwend met drie brugklassen. Pas na het derde jaar volgde een keuze van het haalbare niveau. Drie jaar na de opening had de nieuwe school echter nog geen vwo-afdeling opgezet, slechts een havobovenbouw en dus moest Karin verhuizen naar een andere school, het St-Carolus Borromeuscollege in Helmond. Sociaal gezien verliep de overstap heel soepel. Maar het niveauverschil tussen de vernieuwingsschool en het oude Carolus was fors. De stof sloot niet aan, alle methodes waren zeer verschillend en het niveau lag duidelijk hoger.

Al in de brugklas wist Karin dat ze lerares Frans wilde worden. Op de basisschool speelde ze op woensdagmiddag vaak schooltje. De kinderen uit de buurt waren dan haar leerlingen. Een prille en vluchtige liefde voor een Franse jongen deed haar besluiten Frans te willen leren. Ze zong al jong 'Après toi' van Vicky Leandros fonetisch na en later volgde ene grote liefde voor zanger Julien Clerc die zowel de slaapkamermuur als haar schoolagenda domineerde. Er waren ook een paar leraren belangrijk in de keuze voor Frans. Mevrouw Pruntel was een fijne lerares Frans met wie Karin in de eerste klas en in de derde klas een klik had. Op het Carolus kreeg ze meneer Witters, traditioneel en van de oude stempel maar wel een heel goede leraar. Duidelijke regels. Hij verwachtte niveau en was streng in de klas. Daarmee en met de rust die hij uitstraalde kreeg hij respect bij de leerlingen. Het Carolus was in de herinnering van Karin geen ouderwetse school: er hing een liberale sfeer. Een natuurkundeleraar had al een relatie met een man en legde het vervolgens aan met een jongen uit de vijfde klas die erbij ging wonen. Daar werd in die tijd niet echt van opgekeken. (pagina 156-158)

Terug naar Overzicht alle titels

Bill François

De begaafde sardine : en andere ongelooflijke verhalen over het leven in de zee
Atlas Contact 2020, 219 pagina's € 21,99

Oorspronkelijke titel: Eloquence de la sardine (2020)

Korte biografie van Bill François (1995)

Korte beschrijving
Op een boeiende manier worden verhalen van waterdieren (vissen, ongewervelden, walvissen) verteld. Deels gezien vanuit de auteur, maar ook door het betreffende dier een stem te geven. Direct, of indirect hebben ze ons heel wat te vertellen. En dan gaat het over gedrag, leefwijze, voortplanting, communicatie onderling (ja, ze 'praten' wel degelijk, soms zelfs oorverdovend hard), legendes, (bv. de zeeslang, het zeeschaap), een stukje historie, bedreiging door overbevissing, voorkomen in stedelijke gebieden (Parijs). Steeds met verbazing en respect voor die bijzondere en wonderlijke wezens, waarnaar we moeten leren luisteren. Beschreven in prachtige en toch eenvoudige volzinnen, als een soort schilderen met woorden. Soms met een soort onderkoelde kritiek op het handelen van de mens, of juist met ontzag voor natuurvolken en hun benadering. En zo passeert een scala aan lezenswaardige feiten de revue. Zeker niet alleen voor iemand die al geïnteresseerd is in de natuur. Dit is voor een breed publiek gewoon een heel leuk boek om te lezen. Met soms een waarschuwende boodschap om voorzichtig met al dit moois om te gaan. Bevat enkele zwart-wittekeningen.

Tekst op website uitgever
In ‘De begaafde sardine’ laat Bill François ons kennismaken met alle zoutwaterwezens, en de ongelooflijke verhalen over het leven in de zee. De ene na de andere vis wordt soepel beschreven, vol fascinatie, humor en liefde. François geeft de sardine, muzikale walvissen, de kabeljauw, de blauwvintonijn en het zeepaardje een stem. Hij leert ons het lied van de sint-jakobsschelpen, en klapt uit de school over hoe haringen communiceren. Een dagje naar het strand of een duik in (de) zee zal na het lezen van dit boek nooit meer hetzelfde zijn.

Fragment uit (het) Voorwoord
Ik had nooit gedacht dat ik vanaf die ontmoeting met een sardine voor altijd geïntrigeerd zou blijven door de mysteries van de zee. Dat die sardine me steeds verder zou meevoeren naar de volle zee, op ontdekkingsreis in ene onderwateruniversum waarvan de boeiende bewoners allesbehalve zwijgzaam waren en me elk hun verhalen zouden vertellen.
  Hoe communiceren zeewezens? Met welke zintuigen nemen ze de wereld waar? lijken hun levens en hun emoties op de onze? Vanuit mijn verlangen om die raadsels op te lossen ben ik wetenschapper geworden. De hydrodynamica en biomechanica, mijn onderzoekdomeinen, boden me een nieuwe invalshoek op de wereld van de zee, die wonderlijke antwoorden en nog meer nieuwe vragen aan het licht bracht.
  Inmiddels heb ik zowel bij dag als bij nacht gezwommen, gevaren en zelfs gedoken om die fascinerende wezens te observeren. In de tijd dat ik me uit angst voor vissen niet waagde waar mijn plastic sandalen de bodem niet raakten, had ik gene idee dat ik ze ooit dag in, dag uit zou bestuderen en in mijn vrije tijd naar ze toe zou reizen. Ik had nooit gedacht dat ik ooit walvissen zou horen zingen, potvissen zou zien in de Middellandse Zee, albatrossen zou tellen of met mantaroggen zou spelen... en dat ik bij om de hoek, midden in de stad, nog specialere vissen zou vinden.
  Langs het water heb ik ook mensen ontmoet die hun lot net dat van de zee verbonden: wetenschappers die haar geheimen ophelderen, vissers die in harmonie met de zee leven, vrijwilligers die hun tijd in het behoud ervan investeren ... Ik heb aan hun projecten meegewerkt om de onderwaterwereld beter te begrijpen, te beschermen, of gewoon om mijn plaats in dat ecosysteem terug te vinden en te begrijpen hoe je een harmonische dialoog met de oceaan kunt aangaan. Ze hebben me geleerd hoe je de fluitsignalen van dolfijnen interpreteert, hoe je tonijn vangt of zeehonden benadert... Zo heb ik andere verhalen ontdekt: sommige zijn door mensen opgeschreven of verteld, door de wetenschap of door betoverende legendes onder de aandacht gebracht, andere zijn spannender geworden door een nieuwe ontdekking of door de romantiek van mondelinge overlevering.
  Wat heb ik uit al die verhalen geleerd?  (pagina 12-13)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels

dinsdag 21 december 2021

Alicja Gescinska 5

Denkers van vandaag, voor de wereld van morgen : gesprekken met Gescinska
Davidsfonds 2021, 216 pagina's  - € 25,98

Wikipedia: Alicja Gescinska (1981)

Korte beschrijving
Weerslag van twaalf live gevoerde gesprekken van auteur-filosoof Gescinska met hedendaagse (vooral Europese) denkers, onder wie Michael Ignatieff, Rosi Braidotti, Philippe Herrenweghe, Susan Neiman en Geert Mak. De geïnterviewden zijn zeker niet allen filosofen, maar ook schrijver, dirigent, historicus, etc. De gesprekken zijn oorspronkelijk voor Newsweek Belgium gevoerd en nu gebundeld. Prettig toegankelijk geschreven, met her en der spreektaal; zeker niet technisch of heel moeilijk. Terugkerende thema's zijn klimaatverandering en milieu, culturele teloorgang, de noodzaak tot politieke betrokkenheid en dialogische bekwaamheid. Elk gesprek is voorzien van een zeer korte biografie en een leeslijst van de denker in kwestie. Hiermee vormt het een goede introductie op hun gedachtegoed. Ook los daarvan zijn de openhartige en prikkelende gesprekken interessant en zetten aan tot denken. Prettig geschreven inkijk in de denkwereld van hedendaagse denkers rondom grote actuele kwesties.

Tekst op website uitgever
De wereld leren we pas begrijpen wanneer we meer begrip voor elkaar hebben en met elkaar in dialoog treden. Daarom is de filosofie zo van waarde, als een levende dialoog. Zo denkt filosofe Alicja Gescinska, Pools-Vlaamse filosofe en schrijfster, er alleszins over. Zij trok naar twaalf intellectuelen en sprak met hen over hun werk, hun kijk op de wereld en de grote vraagstukken van onze tijd. Twaalf spraakmakende gesprekken van elke mogelijke strekking, over heden en verleden, maar vooral ook over de toekomst. Gesprekspartners waren onder andere Peter Singer, Roger Scruton, Philippe Herreweghe en Susan Neiman.

Fragment uit (het gesprek met) Susan Neiman
Wat is de rol die wij als denkers, schrijvers, intellectuelen kunnen spelen in dit proces?
'Te veel intellectuelen schrijven gewoon voor andere intellectuelen. Zeker in de academische wereld. Je collega's zullen op je neerkijken, zodra je meer dan alleen maar je academische werk doet. Dat heb ik heel, heel vaak gezien. Mooi, helder, goed schrijven zodat een brede groep mensen het kan begrijpen, dat is een vaardigheid die in de academische wereld totaal niet gewaardeerd wordt. Ik geloof echt dat meer van ons dat wél doen, als we leren om onze boodschap uit te dragen naar een breed publiek, we een grote rol kunnen spelen. Er is nood aan oriëntatie in denken, zoals Kant het zei. Intellectuelen hebben het privilege dat ze betaald worden voor denkwerk. We hebben er meer tijd voor dan mensen die een andere fulltimejob hebben. Als meer intellectuelen een engagement zouden aangaan, zou de wereld echt beter kunnen worden. De media dragen hierin ook een grote verantwoordelijkheid.'

De media zouden meer ruimte voor verdieping moeten bieden. Terwijl we lijken te leven in tijden van vervlakking.
'Dat is inderdaad heel belangrij: de ruimte voor verdieping. Dat heb je in de VS totaal niet, en in Engeland is het misschien nog erger. Er zijn veel media, maar voor diepgang is er tijd noch ruimte. Neem Start the Week. Ken je dat? Het is hét boekenprogramma waar elke uitgever zijn schrijvers in wil krijgen. Het duurt een halfuurtje, vier schrijvers krijgen minder dan tien minuten om iets zinnigs te vertellen, en dan is het weer opkrassen.'

Waarom kijken collega's in de academische wereld neer op publieke intellectuelen?
'De academische wereld is een geïsoleerde cultuur waarin mensen focussen op zichzelf, hun kleine bestaan. Daardoor weten ze niet wat er buiten die wereld gaande is. Je ziet het ook in ho we omgaan met vroegere denkers. De eerste echte Amerikaanse filosofen waren Thoreau en Emerson. Grote denkers uit de negentiende eeuw. Maar zij waren ook heel activistisch, betrokken. Emerson nam het onder andere op voor John Brown. Hij was een witte abolitionist, een voorstander van gelijkheid. Hij werd opgehangen omdat hij voor de slaven opkwam. En Emerson steunde hem. Ik schreef naar mijn vroegere alma mater.'


Emerson Hall, de filosofieafdeling van Harvard?

'Ja, daar staat een gigantisch monument van Emerson. Ik schreef dat ze er een plakkaat aan zouden moeten toevoegen met de vermelding dat Emerson niet alleen een groot denker, maar ook een betrokken burger was. Dat hij zijn nek uitstak voor Brown. Na een week kreeg ik een telefoontje: niemand voelde er veel enthousiasme voor, Ik reageerde een beetje boos. Als filosofen meer zouden willen leren over de buitenwereld en wat minder focussen op de binnenwereld, zouden ze beter zijn. Maar ze weten het niet en ze willen het niet weten. De eerste filosoof in de Amerikaanse geschiedenis was ook een activist. En dat activisme wordt uit de herinnering gewist. Zo ook met Einstein. Veel mensen weten dat Einstein een geniaal wetenschapper was. Maar weinigen weten dat hij ook de belangrijkste publieke intellectueel van zijn tijd was. Hij sprak zich uit over talloze kwesties. Maar op dat laatste kijken we neer, we vegen het onder de mat. Dat is jammer.' (pagina 167-168)

Draadje (juni 2022)

Recensie: Een filosofische peiling naar de staat van de wereld (NieuwWij, november 2021)

Lees ook:  De verovering van de vrijheid : van luie mensen, de dingen die voorbijgaan (uit 2011)  , Allmensch : van Middelmaat tot meesterschap (uit 2016), Intussen komen mensen om : over politieke betrokkenheid (uit 2019) en Kinderen van Apate : over leugens en waarachtigheid (2020)

Terug naar Overzicht alle titels


Willem Vermaat

Waarom we geen hondenmelk drinken : de carnistische keuze
Boom 2021, 151 pagina's  € 17,50

Korte biografie van Willem Vermaat (1989)

Korte beschrijving
Carnisme werd tien jaar geleden beschreven door Melanie Joy als dominante ideologie van de westerse cultuur. Het is de tegenhanger van veganisme, waarbij men bewust geen enkel dierlijk product gebruikt. Een carnist gebruikt alles van dieren – maar niet van alle soorten dieren. Hij kan hier geen goede redenen voor geven: waarom wel varkens eten, maar geen honden? De vraag die achter de titel van dit boek schuilgaat is: waarom drinken we dan wel koeienmelk, terwijl we kunnen weten hoeveel leed je koe en kalf daarmee aandoet? Gebruik van dieren is niet ‘normaal, nodig en natuurlijk’, het is een keuze. En waarom zou je kiezen voor een levenswijze waar dieren, als voelende wezens, onder lijden? Door varkens of koeien en honden te vergelijken, laat Vermaat zien hoe absurd de carnistische keuze is. Vermaat is milieu- en dierethicus, docent en publicist. Dit is zijn eerste boek. Doelgroep lijken, door het taalgebruik, vooral jongvolwassenen. Theoretisch gaat het niet heel diep, maar de gebruikelijke argumenten en excuses (“die dieren hebben toch een goed leven gehad”) worden op onderkoelde toon doorgeprikt. Met bronvermelding.

Tekst op website uitgever
Stel dat we puppy’s direct na hun geboorte bij de moederhond zouden weghalen om ze vet te mesten en vervolgens te slachten. Het vlees van de pups en de melk van de moeder gebruiken we dan voor menselijke consumptie. Klinkt dit je bizar in de oren? Toch is het precies wat op grote schaal gebeurt in de bio‑industrie – zij het niet met honden, maar met koeien. Waarom vinden we het ene geval bizar en verwerpelijk, en accepteren we het andere zonder aarzelen? Het drinken van koemelk en het eten van vlees zijn zo algemeen geaccepteerd dat we een naam hebben verzonnen voor de afwijking ervan: veganisme. We zien dit als een principiële keuze, maar voor de tegenovergestelde ideologie hebben we geen naam. Dat is vreemd, want het wél gebruiken van dierlijke producten is evenzeer een principiële keuze. Dierethicus Willem Vermaat introduceert de term ‘carnisme’ voor de overtuiging dat het gerechtvaardigd is om dierlijke producten te gebruiken – een overtuiging die alomtegenwoordig blijkt te zijn in onze cultuur. Met tot de verbeelding sprekende voorbeelden legt Vermaat de absurditeiten en inconsistenties van de carnistische cultuur bloot. Willem Vermaat (1989) specialiseerde zich als milieuwetenschapper in milieu- en dierethiek en werkt als docent communicatieve vaardigheden aan de TU Delft. Hij geeft lezingen over dierethiek, carnisme en veganisme en schreef opinieartikelen voor onder meer NRC Handelsblad, de Volkskrant en Trouw. Waarom we geen hondenmelk drinken is zijn eerste boek. ‘Wanneer je carnisme eenmaal herkent, zie je absurditeiten – zoals het drinken van koemelk – overal. Dingen die altijd de gewoonste zaak van de wereld leken, blijken een ideologische en bovendien zelfs uiterst merkwaardige keuze. Als je dat eenmaal ziet, kun je je ogen er niet meer voor sluiten. Een waarschuwing is dus op haar plaats: als je wilt dat alles in je leven hetzelfde blijft, kun je dit boek beter niet lezen. Ik daag je echter uit om de absurditeit onder ogen te zien van wat je nu misschien als volstrekt normaal beschouwt.’ Fragment uit de inleiding

Fragment uit 12. De carnistische keuze
Tijdens een van die zomers was ik er getuige van dat de boeren bij wie ik logeerde een koe en een kalf uit elkaar haalden. De koe was waarschijnlijk in de wei van haar kalf bevallen. In ieder geval dirigeerden de boeren het dier naar de stal. Voor de ingang probeerden ze moeder en kind van elkaar te scheiden. Een paar keer hadden ze dat even voor elkaar. De koe loeide flink, wist zich te verzetten en dan raakten de boeren de macht over haar kwijt, en wisten moeder en kind elkaar weer te vinden. De moeder ontfermde zich zo goed mogelijk over haar kind. Ze bood het kalfje bescherming door zo dicht mogelijk bij het kleintje te blijven. Maar op een boerderij winnen koe en kalf het nooit. In de natuur kan ene prooidier nog ontsnappen aan een roofdier. Maar hoe sterk deze moeder en dit kind ook waren, en hoe sterk hun band ook as, ze konden niet wegkomen.

Uiteindelijk lukte het de boeren om de afstand tussen moeder en kalf verder te vergoten dan die ooit geweest was. Het kalf werd vastgehouden en uit het zicht genomen: snel de melkput in naast de stal. Dat bleek te werken. De koe werd loeiend de stal in geleid. Daar bleef ze loeien voor de schuifdeur van de stal naar de melkput. Maar de schuifdeur bleef dicht. Die gaat alleen open voor koeien die van de melkput de stal in gaan. De maanden daarna zou deze kersverse moeder iedere dag twee keer die route afleggen, na de melkput te zijn binnengetreden via een ingang aan de achterkant. Maar haar kalf zou ze in de melkput niet vinden. 

Tot deze gebeurtenis wist ik niet beter dan dat boeren van dieren houden en in het belang van hun dieren handelen. De boeren bij wie ik logeerde hadden binnen beeldjes van koeien staan en er hing een koeienkalender aan de muur. Bovendien zag ik hoe ze voor de koeien zorgden door ze te voeren. Er lagen blokken zout waar koeien aan konden likken, dat vonden ze lekker. In min beleving kwamen de dieren niets tekort.

Het duurde nog veel langer voor ik begreep dat de zorg van boeren voor hun dieren bestaat uit het oplossen van problemen die ze zelf creëren. Dat geldt bijvoorbeeld voor het voeren: als je dieren voor hun voedsel van jou afhankelijk maakt, verhongeren ze als je ze geen toegang tot voedsel geeft. Het lijkt misschien nobel dat een boer iedere dag (kunst)melk aan de kalfjes geeft, maar dat is alleen nodig omdat hij of zij eerst die dieren bij hun moeder heeft weggehaald.

Nu wil ik best geloven dat boeren goede intenties kunnen hebben, maar uiteindelijk kunnen ze hun bedrijf niet overeind houden als ze dieren niet exploiteren. Bovendien moeten ze dat op een efficiënte manier doen. Vaak komt dat neer op nog meer dieren in nog grotere stallen. Zowel boeren als consumenten kunnen het welzijn van die dieren belangrijk vinden, maar allerlei initiatieven die het welzijn van dieren moeten verbeteren, zoals het Beter Leven keurmerk, doen niet veel meer dan hokken ietsje groter maken. (pagina 132-133)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels

Auke Hulst

De Mitsukoshi Troostbaby Company
Ambo Anthos 2021, 607 pagina's  € 26,99

Wikipedia: Auke Hulst (1975)

Korte beschrijving
Dikke, gelaagde roman van Auke Hulst die zich net als andere boeken van hem (‘Slaap zacht, Johnny Idaho’, ‘En ik herinner me Titus Broederland’) afspeelt in de (nabije) toekomst. Het is 2032, de mensen zijn in staat om robots te maken die nauwelijks van echte kinderen te onderscheiden zijn. Auke Hulst (de romanfiguur)  is een sciencefictionschrijver. Zeven jaar eerder verliet zijn vriendin hem nadat ze haar zwangerschap onderbrak. Dat heeft hij nooit goed verwerkt en hij bestelt zo'n robotkind, een meisje van zeven: Scottie. Hij doet met haar de dingen die een vader met een dochter van zeven doet en heeft gesprekken met haar. Terwijl hij zijn dochter opvoedt, werkt hij tegelijkertijd aan een roman over een tijdreiziger die wat hem zeven jaar eerder overkwam wil voorkomen en schrijft hij voor zijn uitgever een dagboek. Die drie verhalen lopen door elkaar in dit knap geschreven en erudiete boek met rake observaties en bespiegelingen. Het robotkind dat uiterlijk nooit ouder zal worden dan ze er uitziet ontroert en het verhaal zet de lezer aan het denken.

Tekst op website uitgever
De Mitsukoshi Troostbaby Company van Auke Hulst is een intrigerende roman: een aangrijpende mix van memoires, robotverhaal, tijdreisverhaal en alternate history over verlies, schuld en ouderschap.

De Mitsukoshi Troostbaby Company van Auke Hulst is een grootse roman van de schrijver van Kinderen van het Ruige Land en En ik herinner me Titus Broederland. De culminatie van een oeuvre.

In een nabije toekomst koopt een eenzame sciencefictionschrijver een robotdochter die het verlies van een ongeboren kind moet goedmaken. Ondertussen werkt hij aan een roman waarin zijn alter ego terugkeert in de tijd met het doel de loop van de geschiedenis zo te veranderen dat zijn ongeboren kind alsnog geboren kan worden – al was het maar in een verhaal. Laten werkelijkheid en fictie zich in handen van een schrijver wel dwingen?

De Mitsukoshi Troostbaby Company van Auke Hulst is een ambitieuze mengvorm van memoires, robotverhaal, tijdreisverhaal en alternate history, waarin verlies, schuld en ouderschap centraal staan. Hulst laat in deze aangrijpende roman zowel de kracht als de beperkingen van fictie zien.

‘Auke Hulst heeft zich ontwikkeld tot een volleerd literair portretschilder.’ – Trouw
Over En ik herinner me Titus Broederland:
**** ‘Verbluffende stijl. Pijnlijk ontroerend.’ – de Volkskrant
**** ‘Een fenomenaal beschreven apocalyptische wereld.’ – De Standaard
‘Een begenadigd fantast die zijn wondere wereld optrekt uit louter taal.’ – Trouw
Over Zoeklicht op het gazon:
‘Het inlevingsvermogen van Hulst is even groot als zijn stilistische brille.’ – NRC Handelsblad

Fragment uit De lasso van de tijd
Op zekere dag ligt hij in bed in stilte te staren naar het plafond - alleen zijn lichaam verraadt nog het verstrijken van de tijd. Hij begint langzaam andere dingen op te merken. Het licht dat door de gesloten gordijnen schemert, het zoemen van de koelkast waarin het weinige eten is veranderd in een wetenschappelijk experiment. Buiten wordt gerenoveerd, de stad een permanente werkplaats: percussie van staal op staal, het gejengel van zaag- en schuurmachines, de Babylonische taalpotpourri van arbeidersmigranten die door de Partij gedoogd worden omdat ook kaderleden tegen een schappelijke prijs een nieuwe badkamer willen. Hij staat op, scheurt verhuisdozen aan stukken, plakt met het karton en ducttape alle ramen af, trekt de stekker uit de koelkast. Als hij Seneca was, zou hij wegkruipen achter een kast of tussen d spouwmuren, om nooit meer gevonden te worden. Toch?
  Weer in bed overdenkt hij die twijfel. Dat kan gerust een paar uur geduurd hebben - dan staat hij op, scheurt het karton van de raamkozijnen en schuift de gordijnen open. Het is een zonnige dag - hij slaat een hand voor ogen tegen het licht. Als hij zijn hand weer wegneemt ziet hij dat de dames in het advocatenkantoor aan de overkant hem aangapen. Hij heeft alleen een odnerbroek aan. Hij trekt snel een rondslingerend T-shirt over zijn hoofd en kan het niet nalaten te lachen.
  Verdomd. Hij lacht.
  En zij lachen ook. Een eentje zwaait. En eentje schudt het hoofd en pleegt een telefoontje.

Er verstrijken jaren die niet bevochten hoeven te worden, slechts ondergaan. Hij krabbelt op, heeft scharrels die hij nooit dichtbij laat, schrijft serieuze romans die een bescheiden succes zijn, reist. En o ja, Seneca overlijdt - een overlijden dat hem buitenproportioneel aangrijpt. Over wat er tussen hem en Sam gebeurd is zegt hij niks meer, ook niet tegen vrienden die het min of meer van dichtbij hebben meegekregen. Maar indirect schrijft hij er wel over - hij probeert met woorden te reanimeren wat verloren is gegaan. Het treft hem dat hij op papier niet zozeer alchemie bedrijft - zijn laatste roman heet Oefeningen in alchemie -, maar wederopstanding. Dat dat in christelijke termen gelezen kan worden ergert hem bij voorbaat. Terwijl hij over de toekomst schrijft, leeft hij in het verleden, of nee, hij schrijft over het verleden, dat hij lafjes vermomt als de toekomst. En ergens in zijn achterhoofd schampert Pascal: 'Zo onbezonnen zijn dat we ronddwalen in tijden die helemaal niet van ons zijn en volstrekt niet denken aan de enige die ons wel toebehoort.' (pagina 247-248)

Terug naar Overzicht alle titels

donderdag 9 december 2021

Gradus van Florestein, Petra Bolhuis en Theo Meereboer

Rattenvangers van het onbehagen : verschijnselen, voedingsbodem, herhaling en voorkómen van het totalitarisme
Uitgeverij Van Warven 2021, 212 pagina's  € 19,95

Korte biografie van Gradus van Florestein (19?), Petra Bolhuis (19?) en Theo Meereboer (19?)

Korte beschrijving
De auteurs beschrijven in dit boek de groei van het onbehagen van veel mensen in de wereld. Onvrede groeit op veel punten: immigratie, financiele situatie, het gebrek aan transparantie van machthebbers enzovoort. Deze manifesteert zich in demonstraties, zoals van de 'gele hesjes'. Onrust en onzekerheid kunnen onder omstandigheden de maatschappelijke en politieke stabiliteit bedreigen. Eerder heeft Hannah Arendt dit beschreven voor de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. De schrijvers gebruiken vier vragen: wat is er vorige eeuw gebeurd in Duitsland (Hitler) en Rusland (Stalin), hoe kon 'dit' gebeuren, kan 'het' opnieuw gebeuren en tot slot: hoe kunnen we herhaling voorkomen? In prikkelende analyses wordt het huidig establishment, mondiaal, de maat genomen. De analyses zijn meer normatief dan objectief. Maar ze ademen beslist een sfeer van urgentie en zijn breed: het gaat over Nederland maar ook over andere landen. Het boek eindigt met adviezen voor individuen die een herhaling van gebeurtenissen die behoren bij een totalitair regiem willen voorkomen. Het boek bevat eindnoten en een korte literatuurlijst.

Tekst op website uitgever
Op dit moment ervaren mensen vaak onbehagen. Onbehagen over hun financiële situatie, over immigranten, over de mate van waardering en erkenning die zij krijgen, over regels die hen worden opgelegd, over gebrek aan transparantie in de politiek, over leugens van machthebbers. Dit onbehagen polariseert de samenleving. Het is veelvormig en onderling tegenstrijdig. Politici en mensen op zoek naar macht kunnen een focuspunt bieden voor dit gefragmenteerde onbehagen. Als zij voldoende mensen bundelen onder één vlag worden ze een machtsfactor van betekenis. De geschiedenis heeft ons geleerd dat wat begint als onrust en onzekerheid, onder deze voorwaarden kan uitmonden in geweld en oorlog. Hannah Arendt heeft een studie gemaakt van de vreselijke gebeurtenissen die zich afspeelden vlak voor en in de tweede wereldoorlog. De vraag is hoe deze gebeurtenissen destijds hebben kunnen plaatsvinden. Maar in hoeverre vinden ze nu opnieuw plaats? Arendt zei direct na de Tweede Wereldoorlog dat ‘dit nooit weer’ alleen haalbaar is als we deze bewegingen leren herkennen. In ‘Rattenvangers van het onbehagen’ destilleren we patronen uit haar inzichten. Hoe kunnen we zelf bijdragen aan het voorkomen van een herhaling van de grootscheepse ontsporingen uit het verleden? Er staat iets op het spel en de optelsom van onze kleine keuzes is van doorslaggevende betekenis voor onze toekomst.

Fragment uit hoofdstuk 3
De politiek van de afgelopen driekwart eeuw heeft de kiezer aan zich proberen te binden door een beroep te doen op het eigenbelang van die kiezer. Daardoor is een kiezer, een burger, ontstaan die overtuigd is van het feit dat de politiek een vertegenwoordiger is en moet zijn van het eigenbelang van de kiezer. Dit is een opvatting die haaks staat op de rol en de betekenis van de politiek. Politiek hoort immers een oriëntatie op een lange termijn te zijn en een (inter)nationaal belang te vertegenwoordigen. Dit beroep van de politiek op het eigen belang van de burger, en het veronachtzamen van haar oriëntatie op de lange termijn zijn de belangrijkste ingrediënten voor een intens wantrouwen tussen politiek en burgerij.


Wij leven in een samenleving die steeds ingewikkelder wordt. De toename van de complexiteit wordt veroorzaakt door een groot aantal elkaar versterkende factoren. Groei van wetenschappelijke en technologische kennis, globalisering en de enorme wereldwijde toename van de mensen met scholing zijn een paar van de factoren die hieraan een bijdrage leveren. Daarnaast is er weliswaar een groeiende openheid over de handel en wandel van economische en politieke machten, maar juist de onvolledigheid van deze openheid levert een probleem op. De ingewikkeldheid van hetgeen wel bekend is geeft ook een probleem. Mensen zijn van nature gericht op het ontdekken en herkennen van samenhang en structuren. Door deze eigenschap wordt een baaierd aan spookverhalen geproduceerd over bedrijfsleven en politiek. In de afhankelijkheidsrelatie die mensen ervaren ten opzichte van deze machten ligt het voor de hand dat er mensen zijn die negatieve en bedreigende structuren bedenken. Zo kunnen complottheorieën ontstaan. Het verhaal over een zogenaamd complot is gemakkelijker te begrijpen dan de werkelijke complexiteit van de politieke en economische problemen. Complottheorieën geven zekerheid. Zo werd in 2013 op sociale media het bericht verspreid dat de toenmalige president van de Verenigde Staten, Barack Obama, stiekem ene moslim was. Een andere theorie welke wordt verspreid op sociale media, vertelt dat 'reptiele mensen' de wereld besturen; twaalf miljoen Amerikanen geloven dit.
Alex Jones produceert de meest absurde complottheorieën, zoals 'de Amerikaanse overheid wil haar burgers castreren', 'de schietpartijen op scholen zijn gespeeld door crisisacteurs' en 'condens strepen bevatten chemische middelen om Amerikanen te steriliseren.' En hij heeft dit tot een business gemaakt, hij verdient aan zijn complottheorieën. (pagina 132-133)

Lees ook: Totalitarisme, gevolgd door Het verval van de nationale staat en het einde van de rechten van de mens (uit 2014), De vrijheid om te zijn (uit 2019) van Hannah Arendt en Het tij keren : met Rosa Luxemburg en Hannah Arendt van Joke Hermsen (uit 2019), en Verloren land : de zeven stappen van democratie naar dictatuur van Ece Temelkuran (uit 2019)

Terug naar Overzicht alle titels


dinsdag 7 december 2021

Charles Foster

Leven als een mens : avonturen in 40.000 jaar evolutie van het menselijk bewustzijn
Signatuur 2021, 491 pagina's € 24,99

Oorspronkelijke titel: Being a Human: Adventures in 40,000 Years of Consciousness (2021)

Wikipedia: Charles A. Foster (1962)

Korte beschrijving
De auteur is onder andere rechtsgeleerde en dierenarts en hij gaat op reis naar het leven van onze verre voorouders om het bewustzijn van de mens te begrijpen. Hij gaat met zijn zoon wild kamperen, zoals jagers-verzamelaars dat deden in het laatpaleolithicum, 40.000 jaar geleden. Ze eten onder andere zelf geroosterde roadkill en bessen. De auteur logeert op een boerderij om het neolithicum van circa 14.000 geleden te beleven, en gaat met wetenschapsbeoefenaars in discussie over het bewustzijn tijdens de Verlichting, rond de achttiende eeuw en later. In de vroege periodes herkent hij de verbondenheid van mens, dier en plaats. Het leven was in die tijd nog bezield. Het is duidelijk dat de auteur niet blij is met de huidige Verlichtingscultuur in de wetenschap. Er is geen onderzoek naar effecten van de geest buiten de schedel, maar die bestaan wel: een geur die er niet kan zijn, een hond die weet dat zijn baas eraan komt. Wat wij zijn volgens de auteur? 'Schitterende wezens'. De combinatie van persoonlijke ervaringen en theoretische beschouwingen is niet voor iedereen even gemakkelijk te lezen. Met noten en literatuurlijst.

Tekst op website uitgever
Een avontuurlijke verkenning van de evolutie van het menselijk bewustzijn. Na zijn onderzoek hoe het is om een dier te zijn in Leven als een beest, vond Charles Foster het tijd om misschien wel het vreemdste dier van allemaal te onderzoeken: de mens.

Hoe zijn wij mensen geworden wie we zijn? Eerder probeerde Charles Foster het bewustzijn van dieren te begrijpen door te leven als een das, otter, vos, hert en gierzwaluw. Nu onderzoekt hij drie cruciale perioden van de menselijke ontwikkeling om het bewustzijn van misschien wel het vreemdste dier van allemaal te begrijpen: de mens. In geïmproviseerde onderkomens in de bossen van Engeland woont hij als jagerverzamelaar, voor de nieuwe steentijd verhuist hij naar een prehistorische nederzetting en voor de periode van de Verlichting inspecteert hij universiteiten, cafés en kunstgalerieën.

Leven als een mens is de gedurfde poging van één man om zich verbonden te voelen met 40.000 jaar menselijke geschiedenis en laat uiteindelijk zien hoe we het beste op aarde kunnen leven.

Fragment uit De verlichting
We sloffen doorgaans in vier dimensies rond: drie ruimtelijke en de tijd. Dit zijn de dimensies van de verlichting, die van de professor en de biologen. Maar het zijn niet de enige, zoals iedere wiskundige je kan vertellen, en ze lijken ons vaak in van alles te beperken. Dichters en musici schelden erop, drugsgebruikers en andere extasejagers proberen ze te overstijgen, en onze herinneringen aan onze vroege kindertijd doen sterk vermoeden dat er veel meer dan vier zijn. Zelfs als grote nuchtere volwassenen praten we vaak alsof de vier dimensies (en met name de tijd) niet onze natuurlijke habitat vormen. 'De tijd vliegt, hè' of 'Het kan nooit echt vijf jaar geleden zijn dat we je voor het laatst zagen'. Zo praat je niet als je je helemaal thuis voelt in de tijd. 'Klagen vissen dat de zee nat is?' vroeg C.S. Lewis. 'En als ze dat deden, zou dat er dan niet sterk op wijzen dat ze niet altijd rasechte waterdieren waren geweest of dat niet altijd zouden blijven.'

Tijd is niet logisch voor ons. het is net of we intuïtief aanvoelen wat de kwantumfysici met zoveel pijn en moeite hebben aangetoond, namelijk dat tijd een betekenisloze categorie is. Om te beginnen kan tijd niet op zichzelf beschouwd worden en kan hij alleen bekeken worden als één element binnen het medium van de ruimtetijd. Maar het gaat nog verder. We kwamen het idee van non-lokaliteit al tegen (waarin entiteiten die ooit met elkaar in verband stonden elkaars gedrag bliksemsnel beïnvloeden, hoeveel tijd en ruimte er ook tussen zit), Als dat klopt, worden ruimte en tijd op zijn minst irrelevant, zo niet non-existent. Dat staat niet ver af van het perspectief van Jezus, die in het uitspreken van zijn goddelijkheid de grammaticale tijden door elkaar haalde in de uitspraak 'Een Abraham was, ben ik'. 

Er zijn enkele vreemde, maar veelvoorkomende indicaties dat we soms (en misschien uiteindelijk!) uit het keurslijf van onze alledaagse dimensies kunnen breken. Uittredingservaringen zoals de mijne in het ziekenhuis gaan vaak gepaard met een schijnbare vermenigvuldiging van de dimensies waarin we bewust bestaan. Mensen die zoiets meemaken hebben vaak een zicht van 360 graden, 'precies wat je zou verwachten', aldus Jeffrey Kripal, 'als iemand plotseling in een extra ruimtetijddimensie terechtkomt'.  Recent onderzoek heeft aangetoond dat neurale netwerken in de menselijke hersenen elf dimensies kunnen behappen. We denken bewust aan maar vier dimensies. De andere waarvoor we de hardware hebben zijn wiskundige abstracties waar dikke boeken vol vergelijkingen voor nodig zijn om ze uiteen te zetten en veel, veel meer dan een Blake, een Bosch, of een El Greco om ze te illustreren. Onze hersenen kunnen veel meer aan dan we doorgaans beseffen. Dat is een buitengewoon staaltje extravagantie van de kant van de natuurlijke selectie als we niet geacht worden ons ooit buiten onze gewoonlijke vier dimensies te wagen. (pagina 407-408)

Artikel: 'We zijn jager-verzamelaars in een pak' (zaterdag 4 december 2021)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels

maandag 6 december 2021

Andrea Wulf

De uitvinder van de natuur : het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt
Atlas Contact 2016, 572 pagina's € 25,--

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Oorspronkelijke titel: The Invention of Nature: How Alexander Von Humboldt Revolutionized Our World (2015)

Wikipedia: Andrea Wulf (1972)

Korte beschrijving
Straten, parken, schepen, rivieren en zelfs een pinguïnsoort zijn naar hem vernoemd, maar wie weet nog wie deze beroemdheid was? De biografie vertelt hoe Alexander von Humboldt (Berlijn, 1769-1859) met zijn passie voor de kunst, poëzie en natuur in de breedste zin van het woord, de mensheid via zijn vele boeken de natuur leerde te begrijpen. De auteur (werkzaam voor onder meer The New York Times) geeft op een schitterende wijze zijn leven weer, zijn reizen (Zuid Amerika, Rusland) en zijn unieke en niet te weerleggen bevindingen over hoe klimaat, mens (en politiek) en omgeving van invloed zijn op ecosystemen. Maar ook hoe hij groten als Goethe, Darwin of presidenten als Jefferson ontmoette en/of met zijn boeken stimuleerde. Het boek is mooi opgebouwd en leest vlot. Enkele eenvoudige kaarten, zwart-witillustraties en twaalf pagina’s met kleurenfoto’s (glad papier) zijn toegevoegd. Een prachtig eerbetoon aan de belangrijkste grondlegger van de hedendaagse inzichten en milieubescherming. Het boek is voor alle natuurliefhebbers een aanrader. Met uitgebreide noten, literatuuropgave en register.

Tekst op website uitgever
Andrea Wulf beschrijft in ‘De uitvinder van de natuur’ de gedurfde expedities van de moedige ontdekkingsreiziger en bekendste wetenschapper van zijn tijd, Alexander von Humboldt, en geeft op toegankelijke wijze inzicht in zijn baanbrekende onderzoek naar de vorming van het landschap op verschillende continenten. Alexander von Humboldt (1769-1859) had een grote honger naar avontuur en ontdekkingen, hij beklom de hoogste vulkaan ter wereld, reisde door Siberië, waar de bevolking aan miltvuur leed, en deed onderzoek in de meest afgelegen gebieden. Met zijn ideeën was hij zijn tijd ver vooruit. Humboldt wist toen al dat menselijk ingrijpen effect heeft op het klimaat. Zijn gedachten werden aangescherpt door zijn vriendschappelijke relaties met Goethe en Jefferson, en vormden een inspiratiebron voor grootheden uit diverse disciplines, onder wie Darwin, Bolívar, Wordsworth en Thoreau.

Fragment uit 17. Natuur en evolutie: Humboldt en Charles Darwin
Toen Humboldt plantenfamilies uit verschillende continenten en van verschillende klimaten met elkaar had vergeleken, had hij de vegetatiezones ontdekt. Hij had gezien dat nauw met elkaar verwante planten vaak in dezelfde soort omgeving voorkwamen, al werden ze van elkaar gescheiden door een bergketen of oceaan. Dit leverde niettemin ook verwarring op, omdat ondanks deze continentoverschrijdende overeenkomsten een vergelijkbaar klimaat niet altijd, en zelfs niet noodzakelijkerwijs, soortgelijke planten of dieren voortbracht.
  In Relations historiques werden hier voorbeelden van gegeven, die Darwin tijdens het lezen onderstreepte. Waarom, zo had Humboldt zich afgevaagd, waren de vogels in India niet zo kleurig als die in Zuid-Amerika, en waarom kwamen tijgers alleen in Azië voor? Waarom waren er zoveel grote krokodillen in de Neder-Orinoco en geen enkele in de Opper-Orinoco? Darwin raakte door deze voorbeelden gefascineerd en zette in de kantlijn van het boek vaak opmerkingen als 'net als Patagonië', 'in Paraguay', 'net als de guanaco' of soms gewoon een krachtig 'ja' of '!'.
  Geleerden als Charles Lyell verklaarden dat verwante planten die op zeer grote afstand van elkaar voorkwamen, in verschillende scheppingscentra waren gemaakt. God had deze op elkaar lijkende soorten tegelijkertijd op verschillende plaatsen geschapen, in een reeks van meerdere scheppingen. Darwin onderschreef dit niet en begon zijn ideeën te onderbouwen met argumenten die betrekking hadden op migratie en verspreiding; hij gebruikte daarbij Relations historiques als een van zijn bronnen. Hij onderstreepte regels in Humboldts boeken, maakte er eigen registers bij, plaatste opmerkingen in de kantlijn, en schreef kattenbelletjes die hij op de schutbladen plakte - 'bij bestudering Canarische plantengeografie dit gedeelte bekijken'. In zijn aantekenboek krabbelde hij 'Humboldt bestuderen' of 'deel VI Relations historiques raadplegen'. Ook schreef hij 'niets over theorie der soorten', toen het zesde deel niet de noodzakelijke voorbeelden bleek op te leveren.
  De migratie van soorten werd de belangrijkste pijler onder zijn evolutietheorie. Hoe verplaatsen verwante soorten zich over de aarde? Om hier antwoord op te krijgen, voerde hij diverse experimenten uit. Hij deed bijvoorbeeld onderzoek naar de overlevingskansen van zaden in zout water, om te zien of het mogelijk was dat planten de oceaan waren overgestoken. Bij Humboldts constatering dat een eik op de hellingen van de Pico del Teide leek op een eik in Tibet, noteerde Darwin: 'Hoe worden eikels verspreid?' [...] Duiven brengen graankorrels naar Norfolk - mais naar noordpoolgebied.' Toen hij Humboldts verslag las over knaagdieren die de harde bolsters van paranoten wisten te openen en over apen, papegaaien, eenhoorns en ara's die vochten om de noten, krabbelde hij in de kantlijn: 'op die manier verspreid', 
  Waar Humboldt geneigd was te geloven dat het raadsel van de verspreiding van planten niet kon worden opgelost, wilde Darwin het juist ontrafelen. (pagina 291-292)

Lees vooral ook: De ontdekking van de natuur van Hans Mulder (uit 2021)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels