Wereldbibliotheek 2021, 256 pagina's - € 21,99
Website Peter Abspoel (1962)
Korte beschrijving
Allerlei ontwikkelingen van de afgelopen eeuwen op het gebied van politiek, economie, wetenschap en technologie hebben ervoor gezorgd dat we vergeten zijn wat we nodig hebben om ons als mens te kunnen ontwikkelen. Daarmee zetten we volgens de auteur 'de menselijkheid' op het spel – een concept dat centraal staat in dit boek, maar niet wordt gedefinieerd. De auteur is ervan overtuigd dat mensen over de hele wereld gezamenlijk hebben dat ze een plicht voelen om een bijdrage te leveren aan de wereld en aan dit leven en willen waken over de kwaliteit ervan. Tradities spelen daarin vaak een belangrijke rol. Allerlei maatschappelijke, ideologische, wetenschappelijke en economische ontwikkelingen zetten menselijkheid en tradities onder druk. De auteur is antropoloog en filosoof en heeft antropologisch onderzoek gedaan in Afrika. Het boek is essayistisch geschreven en de argumentatie is niet overal even helder. Met name het laatste hoofdstuk – een fictieve dialoog tussen verschillende personen – is erg abstract. Toch een actueel en belangrijk boek met veel interessante observaties.
Tekst op website uitgever
Hoe ons leven en onze toekomst eruitzien, wordt in toenemende mate bepaald door grote ontwikkelingen, zoals mondialisering, economisering en technologisering. De gevolgen daarvan zijn vaak duidelijk waarneembaar, neem de plasticsoep in de oceanen, extreem weer en het op drift raken van grote groepen kansarmen.
Andere gevolgen zijn minder zichtbaar, maar niet minder ingrijpend. Zo bieden wetenschap en technologie de mensheid allerlei nieuwe mogelijkheden, die bijna klakkeloos worden nagejaagd en als realiteit omarmd, terwijl ze ondertussen ons beeld van de wereld en onszelf in een allesbepalend frame dwingen.
In Wat zijn we aan het doen? staat filosoof en cultureel antropoloog Peter Abspoel stil bij de vraag wat deze ontwikkelingen voor mensen betekenen; wat doen ze met ons? Want of we ons er nu van bewust zijn of niet, ze bepalen hoe ons leven eruitziet en hoe we naar onszelf en naar elkaar kijken. Maar wat zetten we op het spel als we onze menselijkheid vervangen door abstracties?
'Peter Abspoel beschrijft op indringende wijze een gevaar dat onze menselijkheid bedreigt, en hij verbindt zijn beschrijving met een prikkelende diagnose van de oorzaken van die bedreiging.' Paul van Tongeren, Denker des Vaderlands
'Regelmatig schrijft Peter Abspoel zinnen die het verdienen te worden ingelijst. (...) Hij sleept de lezer mee, en geeft een idee van wat er voor ons mensen op het spel staat.' Chris Keulemans
Fragment uit 1. Globale patronen
Een andere ontwikkeling is minstens zo ironisch. Juist nu alom westerse strategieën worden toegepast, beginnen steeds meer westerlingen zich af te vragen of zij niet de uitvinders zijn van een recept voor een wereldwijde catastrofe. In het kapitalistische systeem lijken perverse prikkels de overhand te hebben, met name aan de top. De armen en de natuur betalen het gelag. Als er iets duurzaam is aan dit systeem, dan is dat, zo lijkt het, het vermogen om het slechtste uit mensen naar boven te halen. We weten dat, als we zo doorgaan, laaggelegen arme regio's verzwolgen zullen worden door de zee, en dat die zee verandert in de plasticsoep; we weten dat die opwarmende soep steeds verwoestender cyclonen zal voortbrengen, en dat meer droogtes, bosbranden en overstromingen zullen voorkomen; we weten dat er steeds meer diersoorten zullen uitsterven, dat bosgebieden verder zullen slinken; en we weten dat steeds meer mensen, letterlijk of figuurlijk, de grond onder hun voeten zullen verliezen. We zoeken naarstig naar oplossingen. Dat zijn steeds technocratische oplossingen. De toekomst van de mensheid en van de planeet staat op het spel, en dat rechtvaardigt in onze ogen de rücksichtslose toepassing van nieuwe, rationele recepten.
Omdat moderne technologische middelen en een rationele organisatie van arbeid hebben bewezen de wereld te kunnen vernietigen, nemen we aan dat ze ons ook in staat moeten stellen haar te redden. We zweren bij rocket science, ook heel letterlijk. Dat we in staat zijn satellieten en ruimtestations banen om de aarde te laten beschrijven en sondes naar verre planeten te sturen, beschouwen we als een hoopvol teken, los van de waarde van de informatie waarvan geavanceerde systemen ons voorzien. De ruimtevaart symboliseert de macht ons te verheffen boven wat ons gevangenhoudt, en ondersteunt het geloof dat een radicale transformatie binnen bereik is. Als we dit kunnen, denken we, is niets onmogelijk. Als het nodig is, zullen we wellicht het zinkende schip van de aarde kunnen verlaten en ons vestigen op een andere planeet. (Steeds meer sciencefictionfilms voeden deze fantasie.)
In de scenario's die we bedenken voor de verbetering van de wereld of de redding van de mensheid krijgen wetenschappers en technocraten steevast méér macht. Zo worden projecten en strategieën die worden uitgevoerd op basis van technoscience steeds bepalender voor het leven. Als onze blik omhoog wordt getrokken door spiegelende wolkenkrabbers of de majestueuze pylonen van bruggen, lukt het ons maar moeilijk om te denken aan tenhemelschreiend onrecht. We zijn eerder geneigd onszelf te feliciteren met wat we kunnen. (En we staan er zelden bij stil dat een flink deel van de wereldbevolking zich niet tot 'ons' rekent.) Documentaires over de bouw van 'megaconstructies', te zien bij populairwetenschappelijke zenders, leggen de nadruk op het baanbrekende karakter van de ondernemingen. We zien meestal werknemers die onder druk gezet worden om deadlines te halen. De moraal is: dit is hoe vooruitgang gerealiseerd wordt, door mensen uit hun comfort zone te brengen.
We worden ertoe uitgenodigd te geloven dat het indrukwekkend resultaat de productiewijze rechtvaardigt. Cameraploegen worden zelden toegelaten tot bouwplaatsen, bijvoorbeeld in de Golfstaten, waar arbeidsmigranten min of meer als slaven tewerkgesteld worden, en waar idioot veel slachtoffers vallen. (De documentaire The Workers Cup geeft wel een inkijkje in deze wereld. Een van de Afrikaanse arbeiders zegt: 'Dit is de hel. Alles is hier voor rijke mensen, niet voor ons.') Wat er gebeurt met ingevlogen kindermeisjes en bedienden in de huizen van de rijken, is nog minder zichtbaar. Misstanden komen af en toe wel in het nieuws, maar ze worden dan voorgesteld als zelfstandige problemen - problemen die we bijvoorbeeld denken te kunnen oplossen door de naleving van mensenrechtenverdragen af te dwingen.
Dus als we indrukwekkende skylines en infrastructurele werken zien, denken we : dit is de toekomst, we moeten alleen wat weeffoutjes uit het systeem wegwerken. Meer mensen zouden moeten profiteren van de technologische vooruitgang, en die zou gerealiseerd moeten worden door het milieu minder te belasten. We geloven dat het mogelijk moet zijn het systeem zo te hervormen dat langetermijndoelen meer centraal komen te staan dan het doel van de bezittende klasse om zo snel mogelijk haar bezit te vermeerderen. (pagina 20-22)