donderdag 23 december 2021

Jeroen Dijsselbloem

De onderwijsfamilie
Prometheus 2021, 198 pagina's € 21,99

Wikipedia: Jeroen Dijsselbloem (1966)

Korte beschrijving
Jeroen Dijsselbloem is vooral bekend als minister van financiën. Als kamerlid was hij voorzitter van de parlementaire commissie onderzoek naar onderwijsvernieuwingen in 2008. Toen bleek al zijn enorme betrokkenheid bij het onderwijs. In het boek ‘De onderwijsfamilie’ komt dat nog sterker naar voren. Talrijke familieleden kregen al die vernieuwingen van de afgelopen jaren over zich heen: mammoetwet, middenschool, basisvorming, studiehuis, passend onderwijs etc. Hoe hebben die familieleden dat ervaren? Via de methode van oral history interviewde hij ruim 30 familieleden. Het lukt hem op deze manier een periode van bijna 100 jaar onderwijsgeschiedenis te overbruggen. In die verslagen is ruimte om zowel de loopbaan te schetsen als die te plaatsen in perspectief van de onderwijspolitiek en de maatschappelijke ontwikkelingen. Door zijn enorme dossierkennis krijgen de verslagen een enorme diepgang. Op basis van al die gesprekken formuleert hij in de epiloog het belang van groot onderhoud in het onderwijs: de basis én de kwaliteit ervan moeten op orde zijn. Een herkenbare parel voor veel werkenden in het onderwijs.

Tekst op website uitgever
Toen Jeroen Dijsselbloem in 2008 het parlementair onderzoek naar onderwijsvernieuwingen afrondde, was zijn interesse voor het onderwijs voorgoed gewekt. In zijn achterhoofd zaten steeds zijn opa, ouders en vele ooms en tantes die in het onderwijs werkten. Wat kreeg deze onderwijsfamilie mee van de niet-aflatende stroom veranderingen in het onderwijs? Van de Mammoetwet, de basisschool, de basisvorming, het vmbo, Passend onderwijs, het studiehuis, het ontstaan van de roc’s?

Dijsselbloem besloot samen met zijn moeder de vele onderwijzers en leraren in hun familie te bezoeken. Iedereen werkte mee. Het resultaat is De onderwijsfamilie: een prachtig beeld van het Nederlandse onderwijs, van immense veranderingen in een relatief korte periode en van een geweldige maatschappelijke emancipatie. In dit familieverhaal komt de geschiedenis van het Nederlandse onderwijs in vrijwel al zijn facetten aan bod. Maar Dijsselbloem kijkt ook verder: kunnen we tevreden zijn over het Nederlandse onderwijs?

Jeroen Dijsselbloem is voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid en voorzitter van het Nationaal Groeifonds, dat investeert in kennis en innovatie in Nederland. Van 2012 tot 2017 was hij minister van Financiën en van 2013 tot 2018 voorzitter van de Eurogroep, waarover hij in 2018 het boek De Eurocrisis publiceerde.

Over De eurocrisis:
‘Omdat Dijsselbloem niet voortdurend op zoek gaat naar wiens schuld de crisis nu was – wat actieve politici wel vaak doen – kom je te weten hoe de crisis minder eenduidig was dan ze destijds leek. En je leert dat achter de schermen in momenten van radeloosheid soms improvisatie nodig was om de al even onvoorspelbare Grieken in de euro te houden.’ De Tijd, De beste boeken van 2018

‘Vijf jaar lang gaf een “rode ingenieur” leiding aan de eurogroep en daar heeft hij, geheel in stijl, zonder opsmuk verslag van gedaan.’ De Groene Amsterdammer

Fragment uit Karin Dijsselbloem - Van de meisjesschool tot lerares Frans
Mijn schoonzus Karin is een van de huidige generatie familieleden die werkzaam is in het onderwijs. Zij geeft al gedurende haar hele carrière Franse les. Haar eigen schoolcarrière begon op de meisjesschool van Lierop. Pas nadat zij de school had verlaten zou deze fuseren met de lokale jongensschool. Op de meisjesschool werd alleen lesgegeven door juffen. De huidige feminisering van het onderwijs maakt in zekere zin de cirkel weer rond.

Karin kreeg aan het einde van de lagere school gymnasium als advies maar het dichtstbijzijnde gymnasium was in Deurne en dat vond haar vader veel te ver fietsen. Vandaar dat het een geheel nieuwe school werd, het College Asten Someren. Na de zomer van 1974 begon haar middelbareschooltijd. De school was niet alleen nieuw maar ook vernieuwend met drie brugklassen. Pas na het derde jaar volgde een keuze van het haalbare niveau. Drie jaar na de opening had de nieuwe school echter nog geen vwo-afdeling opgezet, slechts een havobovenbouw en dus moest Karin verhuizen naar een andere school, het St-Carolus Borromeuscollege in Helmond. Sociaal gezien verliep de overstap heel soepel. Maar het niveauverschil tussen de vernieuwingsschool en het oude Carolus was fors. De stof sloot niet aan, alle methodes waren zeer verschillend en het niveau lag duidelijk hoger.

Al in de brugklas wist Karin dat ze lerares Frans wilde worden. Op de basisschool speelde ze op woensdagmiddag vaak schooltje. De kinderen uit de buurt waren dan haar leerlingen. Een prille en vluchtige liefde voor een Franse jongen deed haar besluiten Frans te willen leren. Ze zong al jong 'Après toi' van Vicky Leandros fonetisch na en later volgde ene grote liefde voor zanger Julien Clerc die zowel de slaapkamermuur als haar schoolagenda domineerde. Er waren ook een paar leraren belangrijk in de keuze voor Frans. Mevrouw Pruntel was een fijne lerares Frans met wie Karin in de eerste klas en in de derde klas een klik had. Op het Carolus kreeg ze meneer Witters, traditioneel en van de oude stempel maar wel een heel goede leraar. Duidelijke regels. Hij verwachtte niveau en was streng in de klas. Daarmee en met de rust die hij uitstraalde kreeg hij respect bij de leerlingen. Het Carolus was in de herinnering van Karin geen ouderwetse school: er hing een liberale sfeer. Een natuurkundeleraar had al een relatie met een man en legde het vervolgens aan met een jongen uit de vijfde klas die erbij ging wonen. Daar werd in die tijd niet echt van opgekeken. (pagina 156-158)

Terug naar Overzicht alle titels

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen