zaterdag 31 mei 2025

René ten Bos 4

Het laatste woord : twijfelen aan zekerheden
Boom 2025, 312 pagina's  € 29, 90

Wikipedia: René ten Bos (1959)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Wie met gezag en geloofwaardigheid spreken wil, moet dit namens het hogere kunnen doen. Daarom heeft onze seculiere samenleving alternatieven gevonden voor God: we spreken niet langer in Zijn naam, maar in die van waarheid, rechtvaardigheid, efficiency, gezondheid, veiligheid of duurzaamheid. Dit heeft een nieuwe vorm van dogmatiek de wereld in gebracht, een machtige stem die geen tegenspraak duldt en altijd het laatste woord opeist.

In Het laatste woord legt René ten Bos de institutionele, psychologische en politieke mechanismen bloot die verklaren waarom we zo dogmatisch zijn en blijven. ‘Onderwerping,’ zo signaleert hij, ‘is de prijs die we maar al te graag willen betalen om iemand te worden.’ Tegelijkertijd heeft de samenleving behoefte aan sceptici die zich niets gelegen laten liggen aan leerstelligheid en de bijbehorende waarheidspretenties. Onze instituties hebben juist baat bij de frisse lucht van de twijfel om tot nieuwe inzichten te komen.

René ten Bos (1959) is hoogleraar filosofie en voormalig Denker des Vaderlands (2017-2019). Van zijn hand verschenen bij Boom onder meer Water (2014, genomineerd voor de ECI Literatuurprijs), Bureaucratie is een inktvis (2015, winnaar Socratesbeker 2016), Dwalen in het antropoceen (2017) en Meteosofie (2021).

Fragment uit (de) Inleiding
Atheos (zonder God)

Nu vraagt de lezer zich misschien af wat dit allemaal te maken heeft met institutie, dogmatiek en gezag, de grote thema's in dit boek. Ik wil de vraag onderzoeken of het leven van mensen zonder deze drie-eenheid wel zinvol kan zijn. De dogmaticus zegt dit: zonder wezen, vorm, essentie of transcendentie is ons bestaan veroordeeld tot betekenisloosheid. Mensen weten niet wat zij met hun bestaan moeten aanvangen zonder dat er iets wezenlijks boven geplaatst wordt. Vandaar dus die steeds terugkerende denkfiguur: het dat komt misschien voor het wat en is daarom op een bepaalde manier oorspronkelijker, maar het is gedoemd om zinloos te blijven als er geen wat omheen geplaatst kan worden. Het dat kan zich alleen verheffen met een wat, maar die verheffing impliceert wel de bereidheid tot onderwerping. Dit laatste is een paradox die steeds weer terugkomt in dit boek: volgens de dogmatiek kan de mens zich uitsluitend verheffen door zich allereerst te onderwerpen.
  Men zal hiertegen inbrengen dat we in een tijd leven die God of gezag niet meer erkent en dat mensen steeds weer proberen hun dat los van elk wat te leven. Leven we, zo luidt het bezwaar, niet in een tijd die existentie belangrijker vindt dan essentie? Wordt onze tijd niet gekenmerkt door het 'einde van de prioritisering van essenties, van de priviligiëring van het wezen of de a-prioriteit van het wat'?  Eenvoudiger: existentiefilosofie beweert dat doel, vorm en God in het leven van hedendaagse mensen geen grote rol meer (zou moeten) spelen. Die mensen kunnen niets anders dan proberen in hun dagelijkse existentie zelf hun wezen te vinden. Tegenover het verlies van al die mooie, overkoepelende beschermingsconstructies staat de ferme overtuiging dat mensen zelf prima in staat zijn hun leven van een vorm te voorzien. Kortom, de dood van God of, meer algemeen, het einde van het gezag heeft mensen ertoe gedwongen hun eigen wezen uit te vinden. Zoiets begint met de erkenning dat existentie aan essentie voorafgaat. Existentiefilosofie gaat ervan uit dat de mens ook zonder God, zonder het hogere in staat is te existeren, allemaal volgens dit motto: hoe onmachtiger God, hoe machtiger de mens. Menselijke autonomie leeft van de ontkrachting van God. Sterker nog, de goedheid van God, als je daar tenminste van kunt spreken, heeft ertoe geleid dat Hij zichzelf veroordeelde tot non-existentie. De mensen kunnen sindsdien heel goed met de werkelijkheid omgaan. Immers: 'De mensen moeten de werkelijkheid (bewust of onbewust)  zelf maken, omdat God goed is (...) alleen maar goed kan blijven omdat Hij er niet is.' 
  We kunnen het bestaan van God loochenen ad majorem Dei gloriam. Hij heeft de wereld kunnen redden door zichzelf op te heffen en de touwtjes in handen van de mens te geven. Waar het ooit heel redelijk (vernunftig) was om te vertrouwen op God, op iets wezenlijks en transcendentaals, daar is het nu alleen nog maar redelijk te vertrouwen op mensen zelf. Bovendien, kon je bij die oude God, zoals Hij bijvoorbeeld naar voren komt in het Oude testament, wel vertrouwen? Jahwe is immers grillig, toornig, bozig, wraakzuchtig en onvoorspelbaar. Met zo'n God kan de redelijkheid niet uit de voeten. De absolute macht van God is iets wat de mens niet langer kan verdragen. Die mens, kan op basis van die rede, niet anders dan die God laten voor wat Hij is en zichzelf affirmeren.
  Als dit verhaal juist is, als dit met andere woorden een adequate manier is om de situatie van hedendaagse mensen te beschrijven, dan zou je zo zeggen dat we het allemaal heel goed kunnen uitzingen zonder het wat en dat voor ons alleen het dat echt telt. De dogmatiek beleert ons echter anders. God moge dan dood zijn, maar we hebben heel wat Ersatz-mogelijkheden uit naam waarvan wij kunnen handelen. Die mogelijkheden worden in dit boek verkend. We blijven wezens die niet zonder kunnen en die het dat van hun bestaan moeten aanvullen en opvullen. (pagina 21-23)

lees ook:  Water : een geofilosofische geschiedenis (uit 2014), Dwalen in het Antropoceen (2017), Het volk in de grot (2018) en Extinctie (2019)

Terug naar Overzicht alle titels

woensdag 28 mei 2025

Ilja Leonard Pfeijffer 4

De luimen van de leeuw : de bronnen van Alkibiades
De Arbeiderspers 2025, 454 pagina's € 34,99

Wikipedia: Ilja Leonard Pfeijffer (1968)

Homepage achtergrondartikelen over Alkibiades (juni-oktober 2023)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Ilja Leonard Pfeijffer schreef een briljante roman over een omstreden historische figuur die leefde in een voor Europa belangrijk tijdsgewricht. De democratie zou overwinnen, maar niet zonder slag of stoot. Dat verhaal is een unieke reis door de tijd naar de wereld van bijna tweeënhalf millennium geleden, toen de nog prille democratie in verval begon te raken.

De vraag is in hoeverre Alkibiades daaraan (mede)schuldig was. Was hij de eerste populist? Heeft hij de democratie ontmanteld – of was hij de redder ervan? Alkibiades had wat recht te zetten. Hij werd beschuldigd van heiligschennis, hoogverraad en dictatoriale ambities. Hij is zijn moederstad tot tweemaal toe ontvlucht. Op een gegeven moment was hij zowel in Athene als in Sparta ter dood veroordeeld. En al die tijd, zelfs op de momenten waarop iedereen op de pleinen, in de haven en in de stegen zeker dacht te weten dat hij de stad had verraden, had hij niets anders dan het belang van Athene voor ogen.

Het is zeldzaam dat er zo veel bronnen beschikbaar zijn over iemand die zo lang geleden leefde. Al die auteurs, uit zijn eigen tijd en later, hadden zo hun redenen om Alkibiades te portretteren zoals zij deden. Zijn de feiten wel de feiten? Is geschiedenis fictie?

De luimen van de leeuw biedt een overzicht van de interpretaties en misverstanden die in de jaren en eeuwen nadien door antieke auteurs de wereld in zijn geholpen. Nadat u in de roman heeft kunnen lezen hoe het allemaal is gegaan, biedt dit boek u inzicht in de fascinerende wijze waarop die waarheid in de duizend jaar tussen Alkibiades’ dood en het einde van de oudheid is doorgefluisterd, vervormd en misbruikt voor oneigenlijke doelen.

Fragment uit Een woord vooraf
Daarvoor heb ik dus een beroep moeten doen op het wapen van de empathie. De reden waarom het schrijfproces zo intensief was, was dat het een uitputtende oefening was in verregaand inlevingsvermogen met betrekking tot de gedachten, gevoelens, dromen en frustraties van deze briljante, extravagante, hogelijk omstreden man die tweeënhalf millennium geleden heeft geleefd in een wereld die anders was dan de onze. Dit proces van empathie ging zo ver dat ik soms bijna het idee kreeg dat ik een medium was en dat Alkibiades sprak met mijn stem. In mijn Huizingalezing van vrijdag 8 december 2023 en in mijn Homeruslezing van zaterdag 6 april 2024, die beide zijn gepubliceerd, heb ik getracht om deze ervaring, die onder andere omstandigheden ook zou kunnen leiden tot gedwongen opname in een psychiatrische kliniek, op een rationele manier te duiden. Die pogingen zal ik hier niet herhalen. Voor hier volstaat het om vast te stellen dat ik zeker weet dat het klopt wat ik in mijn roman over Alkibiades heb geschreven, omdat Alkibiades mij dit alles zelf heeft verteld.
  Voor die historische roman heb ik mij op een ongebruikelijke manier in de kaarten laten kijken door een uitputtend overzicht op te nemen van alle antieke bronnen die ik heb geraadpleegd en gebruikt voor mijn reconstructie van Alkibiades' leven en zijn wereld. Dit bronnenoverzicht was volslagen overbodig. De roman kon en kan uitstekend gelezen, begrepen en op waarde geschat zonder er ook maar één blik op te werpen. Het was bedoeld als een demonstratie van transparantie. Wie wilde, kon voor elk detail van het verhaal controleren of het wel echt was gebeurd dan wel door mij was verzonnen. Bovendien was het bronnenoverzicht bedoeld als een extra service voor de lezers die tijdens hun lectuur van de roman geïnteresseerd raakten in ene specifiek aspect en daar meer over zouden willen weten. Zulke lezers bestaan nog steeds. De bronnenlijst wilde hun de vertrekpunten aanreiken voor verder onderzoek.
  Alsof het allemaal nog niet genoeg was, heb ik nu dit boek gemaakt. Als auteur die de bronnen toevoegde aan mijn historische roman was ik te vergelijken met een kok die zijn geheime recepten prijsgeeft op de menukaart, maar nu heb ik boodschappen gedaan en geef ik er ook nog eens alle ingrediënten bij. Nadat ik eerst schaamteloos de blauwdruk had gedeeld van de bom die ik had geconstrueerd, lever ik er nu ook het verrijkte uranium bij. Die bronnenlijst achterin de roman was op zich al gevaarlijk, maar dit boek, dat al die bronnen daadwerkelijk voor iedereen ontsluit, is een flagrante schending van het creatieve non-proliferatiepact, dat voorschrijft dat het scheppingsproces te allen tijde in mysteriën gehuld zal blijven. Met dit boek, dat al het ruwe materiaal prijsgeeft, in handen kan iedereen zelf een historische roman over Alkibiades schrijven. (pagina 18-19)

Lees ook: Grand Hotel Europa (2018), Ondraaglijke lichtheid : over het nut en nadeel van de ironie voor het leven (2019) en Alkibiades : roman (2023).

dinsdag 13 mei 2025

Mathieu Segers

Europa en het idee uit de toekomst
Prometheus 2024, 365 pagina's  € 34,99

Wikipedia: Mathieu Segers (1976-2023)

Korte beschrijving
Een verdiepende verhandeling over de ontstaansgeschiedenis van de Europese integratie, waarin de auteur politieke, diplomatieke, economische, culturele en contemporaine geschiedenis met elkaar verbindt. Beginnend met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1951 kwam de Europese integratie flink op gang. Mathieu Segers belicht waarom dat moment cruciaal was voor de vorming van de Europese eenwording. Hij toont de rol van centrale figuren en onthult een verborgen geschiedenis van een wijdvertakte, invloedrijke trans-Atlantische gemeenschap die de ontwikkelingen van het naoorlogse Westen stuurde. Academisch en met kennis van zaken geschreven. Uitsluitend geschikt voor een geoefende lezersgroep. Mathieu Segers (Maastricht, 1976 - Maastricht, 2023) was een Nederlandse historicus, politicoloog, academisch docent en hoogleraar. Hij was een veelgevraagd commentator in de media en schreef boeken die in meerdere landen werden uitgegeven. Zijn boek ‘Reis naar het continent’ (6de druk) werd bekroond met de PrinsjesBoekenPrijs als beste politieke boek van 2013.

Tekst op website uitgever
De Europese integratie nam een vlucht met de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) in 1950. Maar waarom gebeurde dat juist toen? En waarom op die manier? Om deze vragen te beantwoorden gaat Mathieu Segers terug in de tijd, op zoek naar een fenomeen dat toen nog een idee uit de toekomst was. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog ontsprong uit de dreiging van een groot naderend onheil een ideeënstroom, die na een meanderend begin steeds wilder werd en uiteindelijk met de EGKS in 1950 gekanaliseerd kon worden. De hoofdrolspelers zijn de centrale figuren in het denken, de politiek en het beleid met betrekking tot Europa. Omdat we velen ervan niet (meer) kennen, bevat het verhaal hierdoor ook de verborgen geschiedenis van het ontstaan van een wijdvertakte, meestal informele trans-Atlantische gemeenschap die zo invloedrijk werd dat zij de ontwikkelingen van het naoorlogse Westen stuurde. Met grote eruditie en in zijn volle breedte en diepte vertelt Segers het onbekende verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de Europese integratie, in een tour de force die politieke, diplomatieke, economische, culturele en contemporaine geschiedenis met elkaar verbindt.

Mathieu Segers (1976-2023) was hoogleraar eigentijdse Europese geschiedenis en Europese integratie aan de Universiteit van Maastricht, columnist van Het Financieele Dagblad en De Groene Amsterdammer en veelgevraagd commentator in de media. Eerder verschenen van zijn hand Waagstuk Europa (2014) en Europa en de terugkeer van de geschiedenis (2016). Reis naar het continent (6de druk) werd bekroond met de PrinsjesBoekenPrijs als beste politieke boek van 2013.


Fragment uit Deel 1: Stroom (1937-1947)
3.3. De sociale kwestie

Feitelijk zaten Europese neoliberalen zoals Röpke - een protestant - en Einaudi intellectueel op dezelfde lijn als paus Pius XI in zijn encycliek Quadrageseimo Anno, die was gewijd aan 'de sociale kwestie'. De titel van de encycliek verwees naar de veertig jaar die waren verstreken sinds de encycliek Rerum Novarum, 'Over de omstandigheden van de arbeiders'.  Volgens Pius XI had deze 'ongeëvenaarde' encycliek van paus Leo XIII 'voor de hele mensheid de betrouwbaarste regels uiteengezet om dat moeilijke probleem van de menselijke betrekkingen op te lossen dat "de sociale kwestie" wordt genoemd'.  Leo XIII had 'de grote moed [gehad] om zich de zaak aan te trekken van de arbeiders die door de huidige tijd waren uitgeleverd, elk alleen en hulpeloos, aan de onmenselijkheid van werkgevers en de ongebreidelde hebzucht van concurrenten'.  In dit streven had Leo 'hulp gezocht bij noch het liberalisme, noch het socialisme, want de eerstgenoemde had aangetoond volledig ongeschikt te zijn om het sociale probleem op te lossen, terwijl de laatstgenoemde een remedie voorstelde die vele malen erger waren dan de kwaal zelf en de menselijke samenleving in groot gevaar zou brengen'.  Bovendien, zo benadrukte Pius, was Leo's aanmoediging in de encycliek 'aan volkeren om zelf sociaal beleid tot stand te brengen' ontegenzeggelijk 'een maatstaf voor de landen geworden'.  In Quadragesimo Anno tilde Pius vervolgens het werk van Leo naar een hoger niveau. Hij verwees naar de in de jaren dertig nog altijd zeer urgente sociale kwestie, en pleitte onder meer 'voor regulering en wettelijke bepaling' van lonen, om zo te waarborgen dat 'de arbeider voldoende betaald kreeg en hij zichzelf en zijn gezin kon onderhouden'.  Ook riep hij ertoe op om te streven naar 'harmonisering met het algemene economische belang' om te voorkomen dat 'lonen buitensporig werden verlaagd, dan wel verhoogd [ aangezien dat]  werkloosheid veroorzaakt'.  Werkloosheid noemde hij 'dit kwaad [...] dat werknemers in de ellende stort en in verzoeking brengt, dat de voorspoed van landen ondermijnt, en de publieke orde, vrede en rust in de hele wereld verstoort.'
  Volgens Quadragesimo Anno waren er in het bijzonder 'twee dingen', waartoe overigens Leo XIII in zijn Rerum Novarum ook al had opgeroepen, nodig om 'de menselijke waardigheid' van de arbeider opnieuw te erkennen: de 'hervorming van instituties en de verbetering van de zeden'.  Om deze doelen te bereiken, moest het 'economische leven opnieuw worden ontworpen aan, en worden geregeerd door een waarachtig en effectief leidend principe. Het probleem was dat 'de economische dictatuur die recentelijk de plek heeft ingenomen van de vrije concurrentie nog minder in staat is dit te verwezenlijken', aangezien 'het niet zichzelf kan beteugelen noch zichzelf kan regeren'.  Daarom moesten 'verhevener en nobeler principes - sociale rechtvaardigheid en sociale liefdadigheid - worden gehanteerd, waaraan deze dictatuur resoluut en te en volle kon worden onderworpen.'
  Nadat Röpke de tekst had gelezen - zo'n twaalf jaar na publicatie - schreef hij zijn vriend Rüstow dat hij aangenaam verrast was over de inhoud van de encycliek. Volgens hem kwam die neer op een programma van 'verlossing van het proletariaat', gecombineerd met 'de verrijzenis van een heuse markteconomie, inclusief waarborgen tegen monopolies en de economie die deelbelangen diende' en met speciale aandacht voor de dimensie van internationale organisatie.'

  Georganiseerde internationale samenwerking was inderdaad een zaak waar Quadragesimo Anno dieper op inging. Met reden: ' Aangezien de landen op economisch terrein van elkaar afhankelijk zijn en elkaars hulp nodig hebben, zouden ze er eendrachtig en doelgericht naar moeten streven om via oordeelkundig ontworpen verdragen en instituties in het economische leven een welvarende en voorspoedige internationale samenwerking te promoten'.  Toch was dat niet het hele verhaal. Internationale institutionele samenwerking was ook cruciaal om het hoofd te bieden aan de gevaren die inherent zijn aan het al jarenlang voortwoekerende '"kapitalistische regime", dat het economische en sociale leven volledig was binnengedrongen [...] en daaraan onmiskenbaar zijn voordelen, nadelen en zonden opdringt',  waardoor een situatie was ontstaan waarin 'de rijkdom is geconcentreerd [...] [en]  een immense macht en despotische economische dictatuur is geconsolideerd in de handen van een paar mensen. 'Dit ha din het bijzonder betrekking op 'drie soroten conflict': 'Ten eerste is er het gevecht om de economische suprematie zelf; daarnaast is er de verwoede strijd om de macht over de staat, waarvan de middelen en de autoriteit vervolgens in de economische strijd kunnen worden ingezet; en ten slotte is er het conflict tussen de staten zelf', en dan niet alleen omdat staten allemaal hun eigen belangen nastreven, maar 'ook omdat ze eropuit zijn om de politieke disputen die tussen landen ontstaan te beslissen via de aanwending van hun economische kracht en overwicht.' Pius' conclusie was niet bepaald geruststellend voor de toenmalige wereld. Dat was een wereld waarin 'de ultieme consequenties van de individualistische geest in het econmische leven' waren dat 'de vrije concurrentie zichzelf de nek heeft omgedraaid; en economische dictatuur de plek heeft ingenomen van de vrije markt'.  Wat betreft de internationale betrekkingen 'zijn twee verschillende stromingen ontsprongen aan dezelfde diepe bron':  economisch nationalisme, 'of zelfs economisch imperialisme', en 'een niet minder dodelijke en edoemd internatioanlisme van het geldwezen of het internationale imperialisme, waarvan het land daar is waar winst valt te maken'. 
  Dat Röpke in deze tekst niets aantrof over 'corporatisme' maakte de aangename verrassing compleet. Kort gezegd droeg de encycliek bijna precies dezelfde oplossing aan als werd nagestreefd door Rüstow en hemzelf. De intellectuele affiniteit van deze Duitse ordoliberalen met de katholieke sociale leer dou hen in de eerste jaren na de oorlog richting de continentaal-Europese politieke stroming van de christendemocratie duwen, en vooral wat betreft haar perspectieven op trans-Europsese en pro-Europese integratie. (pagina 109-111)

Terug naar Overzicht alle titels

Roxane van Iperen 3

Eigen planeet eerst : waarom onze democratie geen antwoord heeft op het grootste vraagstuk van deze tijd
Thomas Rap 2025, 165 pagina's  - € 20,90

Wikipedia: Roxane van Iperen (1976)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Dit is geen klimaatessay. Wie niet gelooft dat klimaatverandering door de opwarming van de aarde binnen dertig jaar ernstige gevolgen zal hebben, hoeft zich ook niet te verdiepen in de vraag hoe we het tij kunnen keren. Dit essay richt zich op de vraag: is ons systeem – de democratische rechtsstaat - wel ingericht om dit probleem te kunnen oplossen? Hierbij gaat Van Iperen in op de politieke ontwikkelingen sinds de val van de Muur, die uiteindelijk laten zien dat het misschien juist de democratie zélf is die ons richting de rand van de afgrond stuurt.

Fragment uit Twee planeten
Zo ontstonden twee werelden, los van elkaar, mat ieder een eigen definitie van gemeenschap en wat voor die gemeenschap optimaal was. Twee 'systeembakken' dus als het ware, waarin geheel andere 'marmottenraces' werden gelopen, andere waarden golden en de schotten volstrekt anders gepositioneerd stonden. In de 'globale' bak regeerde de economische realiteit van multinationals en geglobaliseerde financiële netwerken. Deze bak was voor de meeste gewone burgers uit het zicht en buiten bereik; slechts een selecte groep bevoorrechte burgers - politici, zakenmensen, vermogende particulieren - had de middelen zich er toegang toe te verschaffen.
  Gewone burgers, die nog steeds waren gebonden aan een baan en een bestaan in hun directe leefomgeving, bevonden zich in een realiteit die er geheel anders uitzag. Veel van hun veranderde leven vloeide voort uit de nieuwe onzekerheden die een geglobaliseerde vrijemarkteconomie had voortgebracht - van de bankencrisis en eurocrisis tot de migratiestromen uit landen waarvan multinationals de grondstoffen uitputten of waar geopolitieke conflicten ontstonden, mede vanwege handelsbelangen. Maar ook zeer recent nog door de COVID-19-pandemie. m die pandemie als voorbeeld te nemen: Nederlandse politici kwamen enkel in het nieuws vanwege de noodmaatregelen die klungelig werden doorgevoerd, van vaccinatieplannen en mondkapjestekorten tot avondklokken.  Symptoombestrijding op lokaal niveau, want de globale onderliggende oorzaken van de uitbraak van de pandemie werden niet geadresseerd, en zijn nog steeds niet aangepakt. Dit terwijl onderzoekers al jaren vóór de pandemie waarschuwden voor dergelijke grootschalige uitbraken van infectieziekten, zeker in dichtbevolkte gebieden als Nederland. Ons land scoorde hoog op de genoemde risicofactoren die allemaal met globalisering te maken hadden, zoals intensieve veeteelt, transporten van levende dieren, ontbossing en ons collectieve reisgedrag. Nederland heeft de hoogste veedichtheid van Europa, is de grootste vleesexporteur van de EU, en na Frankrijk en Canada de grootste exporteur van levende dieren (alleen al 7,1 miljoen levende varkens per jaar).

Hoewel de economische vraagstukken die voortvloeiden uit de globale bak voor de meeste problemen (en kansen) zorgen, werd zoals gezegd in de lokale bak gekozen voor een cultureel antwoord: de muren werden steeds hoger opgetrokken en westerse waarden werden absoluut verklaard. Van 'offshorende' migranten die in de lokale bak aankwamen werd verwacht dat ze zich aanpasten aan 'onze' normen en waarden; voor 'offshorende' multinationals in de globale bak speelden die waarden, of welke waarden dan ook, geen rol - zolang ze zich aan de wet hielden werden ze nergens op aangesproken. Door jarenlange processen van deregulering en de exponentiële groei van de professionele lobby-industrie gericht op minder wetgeving, belastingverlagingen en méér handelsverdragen en globalisering, leek die wet bovendien steeds minder op een vastomlijnd kader en steeds  meer op een uitgelubberd elastiek. (pagina 57-60)

Lees ook: De genocidefax : wat doe jij als het erop aankomt? (2021) en Eigen welzijn eerst : hoe de middenklasse haar liberale waarden verloor (2022).

Terug naar Overzicht alle titels


zaterdag 3 mei 2025

Jessica van Geel

Een steen op mijn bureau : aantekeningen van vrees en hoop
 Thomas Rap 2025, 141 pagina's € 16,99

Wikipedia: Jessica van Geel (1973)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Op het bureau in mijn werkkamer ligt een steen. Het is een grijs kinderkopje, niks bijzonders. Zo’n tien centimeter hoog, diep en breed en ik gok anderhalve kilo zwaar. Ik kan hem in elke willekeurige straat hier in Nederland achterlaten en het zou niemand opvallen, zo gewoon is dat ding. Een kassei om gedachteloos overheen te lopen. Een steen om een ruit mee in te gooien.

Zo begint de tekst waaraan Jessica van Geel werkte in opdracht van de Vrijheidscolleges. Terwijl ze schreef over verzetsstrijder Truus van Lier en de vraag die ze na afloop van lezingen over haar leven vaak krijgt - zou ik ook een Truus van Lier zijn als het erop aankomt? – kwam er een grote woede in haar op. Woede om de richting waarin de wereld zich beweegt, aangevoerd door een president van het machtigste land op aarde die alle verworvenheden van de laatste halve eeuw met een enkele handtekening wegvaagt. Angst dat als hij de letter T van de LHBTIQ+-gemeenschap doorstreept, de andere letters spoedig zullen volgen. Daarom dit essay; uit woede en angst, maar ook in de hoop dat er opnieuw verzet zal komen, dat het iets zal breken.

Fragment uit Geef hem vier jaar de tijd
Laten we niet vergeten dat Adolf Hitler in 1933 op democratische wijze aan de macht was gekomen. Na de verkiezingen had president Von Hindenburg Hitler tot Rijkskanselier benoemd, waarmee hij regeringsleider werd en onder meer ook hoofd van het leger. Niet dat Hindenburg nou zo'n enorme sympathie voor Hitler had, eerder had hij hem nog gekscherend 'de Boheemse korporaal' genoemd, maar de conservatieve partijen hadden op deze benoeming aangedrongen. Geef hem een kans, zeiden ze. De conservatieven hoopten samen met de NSDAP een meerderheidskabinet te kunnen vormen. De Reichskanzler Hitler zouden we wel in bedwang houden, dachten ze. Maar die liet zich niet als marionet gebruiken.
  Toen was er de brand in het Rijksdaggebouw. Hitler wist niet hoe snel hij die brand als een 'joods-bolsjewistische samenzwering' moest bestempelen. Hij liet een 'noodverordening' in werking treden, waarmee hij vergaande bevoegdheden kreeg om - ik citeer - 'de rust te herstellen'.
  Deze verordening was een stap richting dictatuur, omdat hiermee belangrijke burgerrechten werden uitgeschakeld. Zo was de vrijheid van meningsuiting niet langer vanzelfsprekend en kon de politie willekeurig huizen doorzoeken en mensen arresteren. Dat gebeurde ook: communisten, Joden en andere politieke tegenstanders werden opgepakt.
  In maart 1933 volgden nieuwe verkiezingen. Daaraan voorafgaand had Hitler een intimiderende propagandacampagne gevoerd, waarbij hij de pijn van het volk benoemde: de economische crisis en de vernedering door het Verdrag van Versailles. En hij beloofde eenvoudige oplossingen door andere onschuldigen aan te wijzen als boosdoeners van alle ellende.
  Met die tweede verkiezingen kreeg de NSDAP nog altijd niet de gehoopte absolute meerderheid, maar kort erop drukte Hitler een volgende wet door: de Machtigingswet. De invoering van deze wet betekende de finale stap dictatuur. Schakelde de Rijksbrandverordening de burgerrechten uit, de Machtigingswet schakelde de democratie uit. Het stelde Hitler in staat om vier jaar lang, zonder inmenging van de president of het parlement, wetten uit te vaardigen. na vier jaar kon het volk dan ook kijken hoe Hitler het had gedaan en in de stemhokjes hun oordeel vellen - dat was het idee. Geef hem vier jaar de tijd, dan zou hij alle problemen oplossen.
  Hitlers Machtigingswet was een grondwetswijziging en om de vereiste twee derde van de stemmen voor zich te winnen had hij druk op het parlement uitgeoefend. Hij had geroepen dat het een kwestie van oorlog of vrede was, waarbij hij suggereerde dat hij voor vrede kon zorgen. Met 444 stemmen vóór en 94 tegen stemde het Duitse parlement in met de wet en schakelde zichzelf uit - de volksvertegenwoordiging - uit. Duitsland was vanaf dat moment een dictatuur. (pagina 34-36)