vrijdag 30 juli 2021

Melanie Challenger

Het dier in ons : een nieuwe geschiedenis van de mens
Ten Have 2021, 302 pagina's € 22,99

Oorspronkelijke titel: How to be animal : a new history of what it means to be human. (2021)

Website Melanie Challenger (19?)

Korte beschrijving
Filosofische beschouwing over de eeuwen heen over hoe goed wij mensen ons zelf kennen. 'De mens leeft al eeuwen alsof wij geen dieren zijn.' We voelen ons superieur, niet alleen boven andere dieren, maar ook boven andere mensen, die we soms ontmenselijken – denk aan slaven, onderdrukking van vrouwen. We hebben gezamenlijke voorouders, komen voort uit dezelfde bacteriële cellen, zijn sterrenstof. Wij hebben bewustzijn, een geest, maar er is nog steeds niet bekend hoe dat ontstaat en werkt. We ontkennen dat we dierlijk zijn, maar geboorte en dood zijn een bewijs van onze dierlijke realiteit. We zijn liever bezig met de eeuwigheid, de kolonisatie van Mars, in plaats van de milieuproblemen op aarde aan te pakken. Soorten en individuen hechten aan elkaar bij wederzijds voordeel, echter zijn al sinds onze landbouwende voorouders de voordelen voor ons. Muziek lijkt menselijk, maar onze reactie daarop duidt op emoties, dierlijk dus. Ooit waren we de gift van de wereld, sinds de genetica zijn we een speciaal geval in de natuur. Een vernieuwende visie van een Britse literatuurwetenschapper, onderzoeker en dichter, waar je wel even voor moet gaan zitten. Met zwart-witfoto's en bibliografie.

Tekst op website uitgever
De mens is het meest nieuwsgierige, emotionele, inventieve, agressieve en verbazingwekkende dier op aarde. Maar we zijn ook een dier dat continu ontkent een dier te zijn. Hoe goed kennen we onszelf eigenlijk?

In 'Het dier in ons' biedt Melanie Challenger een ambitieuze nieuwe visie op de mens door filosofie, geschiedenis en actuele debatten met elkaar te verbinden. Ze laat zien hoe de menselijke psychologie gekenmerkt wordt door een eeuwenlange, voortdurende strijd met het dierlijke in onszelf. De vraag naar wat de mens is wordt steeds actueler door nieuwe wetenschappelijke technieken die ons blijvend veranderen. Challenger houdt ons een spiegel voor, waardoor we nooit meer op dezelfde manier naar de mens kunnen kijken.

'De verhalen die Challenger vertelt zijn interessant en dikwijls komt ze met goede argumenten.' - Trouw

'Challengers boek is het resultaat van tien jaar onderzoek en het lezen van haar boek is als een caleidoscopische storm. Ze verweeft filosofie, interviews, persoonlijke anekdotes en geschiedenis met elkaar. Het dier in ons weet te boeien en te prikkelen.' - De Groene Amsterdammer

Fragment uit Het onuitwisbare stempel
Een millennium van introspectie

Het lijdt geen twijfel dat de mens uiterst ongewoon is. Onze levens zijn onmiskenbaar anders dan die van andere soorten. Dat blijkt al snel wanneer we wat over het internet surfen en daar filmpjes tegenkomen van mensen die op het maanoppervlak huppelen of in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over de wereldvrede debatteren. En die verschillen zijn in de loop van de tijd alleen maar groter geworden. Het contrast tussen eenentwintigste-eeuwse mensen en andere dieren valt moeilijk te ontkennen wanneer je eenmaal probeert een sportwagen de ruimte i te sturen.

Dat wordt grotendeels gedreven door cultuur. De verworvenheid van de cultuur is dat ze ons in staat stelt om informatie op te slaan buiten ons lichaam. Mieren hebben hun wereldwijde succes bereikt door zich te onderscheiden in meer dan veertienduizend soorten, terwijl de mens zich nauwelijks aan zijn omgeving heeft aangepast. Homo sapiens heeft in plaats daarvan zijn culturen aangepast. Een populatie van meer dan zeven miljard met een gedeelde culturele kennis is wat onze generatie in staat heeft gesteld om de maan te bezoeken, terwijl de mannen en vrouwen die de grotten van Lascaux beschilderden nog niet eens het wiel hadden uitgevonden. Ze waren niet minder slim dan wij, en onze hersenen zijn ook niet groter of sterker dan die van hen. Het verschil si dat wij kennis erven die in de loop van de tijd steeds is verbeterd en uitgebreid. Daar staat tegenover dat we, zoals evolutionair bioloog Joseph Henrich al eens opmerkte, zonder toegang tot elkaar of tot cultuur juist minder goed in staat zullen zijn om te overleven op aarde dan menig individueel dier. 

John Berger schreef dat dieren ooit 'met de mens het middelpunt van zijn wereld hadden gevormd'. Dat is niet langer het geval. Met elke eeuw die verstreek hebben mensen zich verder van de rest van de levende wereld verwijderd. En inderdaad, dat geldt nog niet voor alle menselijke samenlevingen - er zijn nog altijd stammen in de dampende jungle van de Amazone, groepen herders op de Mongoolse steppe, kleine gemeenschappen die dicht bij de natuur leven. Maar dat neemt niet weg dat meer dan de helft van de wereldbevolking inmiddels in verstedelijkte gebieden leven. Dat zal waarschijnlijk in de komende decennia nog toenemen tot driekwart van de wereldbevolking. Mensen in verstedelijkte gebieden zijn inmiddels urenlang bezig met nieuws in zich opnemen over de mensenwereld. Op een dieet van YouTube-filmpjes over het technisch vernuft van de mens weten we zekerder dan ooit tevoren dat er wel een absoluut verschil moet bestaan tussen ons en andere dieren. Ondanks deze steeds excentriekere verworvenheden slagen we toch nooit helemaal in om de obstakels uit de weg te ruimen die de rest van de aarde opwerpt. (pagina 41-42)


Veel van de spanningen die we voelen zijn het gevolg van de dissonantie die inherent is aan het feit dat we een roofdier zijn met een rijk moreel vermogen. Dat we tot die dieren behoren die andere dieren opzoeken en ze doden om ze op te eten en tegelijk toch in staat zijn tot tederheid en emotionele nuance, is een belangrijk deel van onze natuurlijke geschiedenis. Combinaties van moorddadigheid en zachtaardigheid zijn er volop te vinden in het wild, met name bij zoogdieren. Vossen kraken torren tussen hun scherpe kiezen zonder enig berouw te tonen, maar tegelijk zijn wijfjesvossen die dat jaar geen nest hebben wel bereid om op de welpen van hun zusters te passen, met hen te spelen en ze te voeden. Jonge vosjes die hun gezicht opheffen naar het zonlicht wanneer ze in het gras liggen, weten ongetwijfeld wat het betekent om plezier te voelen in de wereld. Hoe anders zou het misschien gegaan zijn als ons soort intelligentie was ontstaan bij herbivoren? Stel dat er een moreel systeem was ontstaan onder de bevers in Canada. Of in de populatie zeekoeien die stilletjes door de Amazone zwemmen - of zoals tegenwoordig - dichtbij de kerncentrales van Florida.

  Het getuigt ervan hoe hartgrondig we weigeren te erkennen dat we dieren zijn dat we dit nog altijd niet kunnen toegeven. Alles wat we doen, doen we als dieren. Maar we rechtvaardigen het als mensen. De manier waarop wij de wereld hebben gestructureerd is eigenlijk niet veel meer dan de intuïtie van een dier dat toch vooral belang heeft bij zijn eigen soort. Toch belijden we dat vrijwel nooit. In plaats daarvan houden we onszelf voor dat we een ziel hebben. Of als we het niet als 'ziel' willen benoemen, zeggen we dat er een persoon in ons is die belangrijker is dan het lichaam waaruit hij is gemaakt. Zo zijn de lichamen van andere dieren betekenisloos. Ze zijn machines, verzamelingen reserveonderdelen. We kunnen met hen doen wat we willen.
  Ons hele systeem van waarden is een grot die we zelf hebben gemaakt. (pagina 67-69)

Draadje (december 2021)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels

woensdag 28 juli 2021

Peter Bos

Verbonden : de biologie van menselijke relaties
Thomas Rap 2020, 317 pagina's € 22,99

Universiteit Leiden: Peter Bos (1983)

Korte beschrijving
Afhankelijkheid van anderen is een fundamenteel menselijke eigenschap, zorgzaamheid is onze natuur. Dit is de boodschap die Peter Bos ons in dit boek wil meegeven. De auteur werkt als universitair hoofddocent neuro-endocrinologie. Dat klinkt saaier dan het is. Hij houdt zich bezig met hormonen en andere stofjes in ons lichaam die ons gedrag in relatie tot anderen bepalen. Hoe beïnvloeden stofjes als oxytocine (“knuffelhormoon”), dopamine en testosteron ons gedrag? Zijn de verschillen tussen man en vrouw bij de zorg voor kinderen wel zo groot? En hoe komen die verschillen tot stand? Wat is de rol van omgevingsfactoren en wat van biologische factoren? Hij heeft het over alfamannetjes, noaberschop, compassie, inclusiviteit en acceptatie. Bos schrijft mild humoristisch en zelf relativerend. Hij lardeert zijn betoog met aansprekende voorbeelden, deels uit zijn privéleven. Met uitgebreide literatuurverwijzingen. Een up-to-date boek tot en met Corona. Bos weet complexe zaken over de biologie van menselijke interacties boeiend en goed leesbaar te verwoorden.

Tekst op website uitgever
Welke rol spelen hormonen in de relatie tussen ouders en kinderen, tussen geliefden en in de verhoudingen op de werkvloer? Wat is daarbij de rol van onze hormoonhuishouding? Wat doen die hormonen met ons brein? Wat zijn de gevolgen voor ons biologische systeem wanneer relaties verstoord raken? En misschien wel de belangrijkste vraag: wat zegt dit alles over ons, mensen? Relaties zijn voor mensen een biologische noodzaak. En in tijden van crisis neemt die noodzaak alleen maar toe. Al vroeg in de ontstaansgeschiedenis van de mens waren hormonen betrokken bij de omgang en het gevoel van verbondenheid met onze medemensen. In Verbonden legt wetenschapper Peter Bos uit hoe dat precies werkt. Ons hormonale systeem, het resultaat van miljoenen jaren evolutie, maakt deze verbondenheid mogelijk, en dat is iets om te koesteren.

Fragment uit 4. De chemie tussen ons
Oxytocine, vredespeptide?

Tien jaar geleden kende niemand de naam oxytocine, maar tegenwoordig komt deze regelmatig voorbij in de media. Waar oxytocine die populariteit aan dankt wordt zo duidelijk, eerst uitleg waarom oxytocine strikt genomen geen hormoon is. Oxytocine bestaat uit een relatief klein aantal aminozuren en zo'n stof noemen we een peptide. Daarbij wordt oxytocine, in tegenstelling tot de meeste hormonen, grotendeels aangemaakt in het brein en komt het daarvandaan in de bloedbaan terecht. Om die reden is oxytocine officieel een neuropeptide. Voor het gemak hanteer ik toch de term 'hormoon', het gemopper van enkele collega's voor lief nemend. De aanmaak van oxytocine is dus een ander proces dan van bijvoorbeeld testosteron, dat in het lichaam wordt aangemaakt. Dat onderscheid kan grote gevolgen hebben, omdat niet alle stoffen zomaar van je brein naar je lichaam kunnen, of omgekeerd. Om ongewenste stoffen buiten je brein te houden, is tussen het centrale zenuwstelsel (dat bestaat uit het ruggenmerg en het brein) en de rest van ons lichaam een stevige barrière gebouwd. Deze barrière heet de bloed-breinbarrière en houdt niet alleen schadelijke stoffen tegen, maar ook veel lichaamseigen stoffen. Alleen kleine, in vet oplossende moleculen kunnen door de barrière heen. Geslachtshormonen zoals estradiol en testosteron zijn dat wel, maar oxytocine niet. De haarkloverij over terminologie is dus niet voor niets. Het feit dat sommige stoffen die aangemaakt worden in je brein niet zomaar in de rest van je lichaam terecht kunnen komen, en vice versa, heeft gevolgen voor het onderzoek naar de effecten van hormonen op het brein. Want daarvoor zul je die hormonen eerst in de hersenen moeten krijgen. En dat is lastig met stoffen die niet door de bloed-breinbarrière heen kunnen, zoals oxytocine. Grappig genoeg publiceerde een groep economen uit Zwitserland in 2005 een artikel over een studie waarmee de oplossing gevonden leek te zijn, namelijk door middel van neusspray. Uit deze studie bleek dat wanneer mensen via een neusspray oxytocine kregen toegediend ze meer vertrouwen hadden in hun medemens, ze bijvoorbeeld makkelijker zeiden hun geld aan iemand te lenen, of over te dragen aan een tussenpersoon. Ook als ze niet wisten of ze dit geld ooit terug zouden krijgen. Mensen die een placebo kregen waren daar terughoudender in.

Doordat het geven van een neusspray eenvoudig is, hebben veel onderzoekers zich met groot enthousiasme op oxytocine gestort en zijn in de afgelopen tien jaar honderden studies gedaan met behulp van deze methode. Al deelde niet iedereen dit enthousiasme, omdat er twijfels zijn over of de methode klopt. We weten immers dat oxytocine niet zomaar door de bloed-breinbarrière kan, dus hoe komt het via neusspray in je hersenen terecht? In de woorden van een gerespecteerde oude professor die ik ooit sprak op een congres was al dit onderzoek 'bullshit'. 

Ondanks de discussie onder wetenschappers kreeg oxytocine in de media veel aandacht. Al snel werd de stof omschreven als liefdeshormoon, dat zou zorgen voor vrede op aarde en hat goede van de mensheid veroorzaakt had. Met een beetje meer oxytocine losten we alle problemen op, was het idee. Dat populaire media graag kort door de bocht gaan weten we, maar ook verscheidenen academici praten over oxytocine als een 'monogamie-drug', 'knuffel-hormoon', of zelfs over de volkomen misplaatste hyperbool 'moraal-molecuul'. Kortom, we hebben een neuropeptide waarvan de een roept dat al het onderzoek onzin is, terwijl de ander alle wereldproblemen ermee denkt op te lossen. Hoog tijd voor een antwoord op de vraag: wat doet oxytocine nu echt? (pagina 114-116)

Draadje (augustus 2021)

Grote vragen (VPRO, oktober 2020)

Universiteit van Nederland: Waarom gedragen verliefde mensen zich zo raar? (oktober 2016)

Terug naar Overzicht alle titels


maandag 26 juli 2021

Anna Lowenhaupt Tsing


De paddenstoel aan het einde van de wereld : leven op de ruïnes van het kapitalisme

Octavo 2021, 429 pagina's  € 29,50 
Reeks: Kantelingen, nummer 4

Oorspronkelijke titel: The Mushroom at the End of the World: On the Possibility of Life in Capitalist Ruins (2015)

Wikipedia: Anna Lowenhaupt-Tsing (1952)

Korte beschrijving
De matsutake-paddenstoel groeit alleen in landschappen die door de mens zijn aangetast. In dit boek volgt de lezer de productieketen van matsutakes, van Oregon tot Japan. De rode draad in dit boek is: hoe kan de mens overleven in een door zichzelf verstoord milieu. Nuchter en gelaagd geschreven. Het boek zal lezers met een diepgaande interesse in het onderwerp aanspreken. Met illustraties en foto's.

Tekst op website uitgever
Een van de eerste tekenen van leven na de atoombomaanval op Hiroshima in 1945 was een matsutake. De naam verwijst naar een groep aromatische wilde paddenstoelen die zeer kostbaar zijn en bijzonder geliefd in de Japanse keuken. De matsutake groeit op het noordelijk halfrond in bergachtige gebieden waar ontbossing heeft plaatsgevonden.

In haar fascinerende boek onderzoekt antropologe Anna Lowenhaupt Tsing de ecologie van deze paddenstoel, en volgt zij de handel in matsutake langs verschillende sporen, bijvoorbeeld die van plukkers in Oregon, bosbeheerders in Finland, Hmong-strijders in de wouden van Indochina en fijnproevers in Japan. Tegelijk laat ze zien wat deze paddenstoelen ons kunnen vertellen over precaire levensomstandigheden en leefwerelden. 

Voor Tsing vormt hun ongecontroleerde wijze van leven een geschenk: een leidraad wanneer de gecontroleerde wereld die wij als vanzelfsprekend beschouwen uit elkaar valt. Meer nog dan over de ecologie van de matsutake handelt deze met prijzen overladen publicatie daarmee over de vraag hoe te overleven in een door mensen verstoord milieu.

Fragment uit 11. Het leven van het bos
Wie aandachtig door een bos loopt, zelfs door een verwoest bos, kan niet anders dan overvallen worden door de overvloed aan leven: eeuwenoud en piepjong, onder de grond en boven de grond, reikhalzend naar het licht. Maar hoe vertel je over het leven van het bos? We zouden kunnen beginnen bij het leven en de avonturen van het bos zelf, in plaats van bij menselijke activiteit. We zijn het alleen niet gewend om verhalen te lezen waar geen menselijke helden in voorkomen. Die uitdaging staat centraal in dit deel van het boek. Kan ik het landschap opvoeren als de protagonist van een avontuur waarin de mens slechts een van de spelers is?

De afgelopen decennia hebben allerlei wetenschappers aangetoond dat het feit dat we uitsluitend menselijke protagonisten toelaten in onze verhalen, meer is dan een kwestie van menselijke vooringenomenheid; het is een culturele agenda die verband houdt met dromen over vooruitgang door middel van modernisering. Maar er zijn andere manieren om werelden te creëren. Antropologen kijken bijvoorbeeld naar de wijze waarop mensen die jagen om in hun levensonderhoud te voorzien, andere levende wezens erkennen als 'personen', oftewel als protagonisten van verhalen. En waarom ook niet? Ons idee van vooruitgang belet echter dat inzicht: pratende dieren zijn voor kinderen en oorspronkelijke bewoners. Stil als ze zijn, denken we dat we ze niet nodig hebben. Ten behoeve van onze eigen vooruitgang walsen we over hen heen en vergeten we dat onze gezamenlijke overleving samenwerking tussen de soorten vereist. Om zicht te krijgen op wat er mogelijk is, hebben we andere verhalen nodig, zoals de avonturen van landschappen. Laten we beginnen met het verhaal van een nematode - en met een stelling over leefbaarheid. 


'Zeg maar Bursaphelenchus xylophilus. Ik ben een piepklein, wormachtig wezentje, een nematode, en ik vul mijn dagen met het vermalen van de binnenkant van dennenbomen. Maar mijn soort is minstens zo bereisd als om het even welke walvisvaarder die de zeven zeeën bevaart. Luister goed, dan zal ik je vertellen over wonderbaarlijke reizen.' (pagina 205-206)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels

dinsdag 20 juli 2021

Babette Porcelijn

Het happy 2050 scenario : alles wat je kunt doen voor een gelukkige wereld
Volt 2021, 495 pagina's € 26,99 

Website Babette Porcelijn (19?)

Korte beschrijving
Babette Porcelijn is o.m. schrijfster en industrieel vormgeefster. Ook is zij de oprichtster van de anbi-stichting Think Big Act Now. In deze uitgave ontwikkelt zij ‘het happy 2050 scenario’. Zij geeft een totale visie op mens en maatschappij en geeft adviezen hoe men de kwaliteit van het leven ingrijpend kan verbeteren. Hoe kan de mensheid als individu en in groepsverband duurzamer en gelukkiger gaan leven. Hoofdstukken zijn: Het Doel, Het Plan, De Mens, De Planeet, De Markt en Samen sturen. Talrijke grafieken, diagrammen, kaartjes en andere afbeeldingen ondersteunen haar betoog. Met een woorden- en begrippenlijst en vermelding van gebruikte bronnen wordt het boek afgesloten. De vraag is of haar idealen in onze verdeelde en weerbarstige wereld wel gerealiseerd kunnen worden. Het boek is wat omvangrijk geworden, Porcelijn had zich enkele beperkingen kunnen opleggen. Hoewel het taalgebruik op een jong publiek is toegespitst, biedt de uitgave voor jong en oud veel informatie over actuele problemen.

Tekst op website uitgever
Hoe creëren we een veilige, stabiele wereld waarin we elkaar een welgemeend happy 2050 kunnen wensen? Dat is de vraag waarnaar Babette Porcelijn nieuwsgierig onderzoek deed. Het happy 2050 scenario is het resultaat; een compleet plan van aanpak voor een veilige planeet, een geïnspireerde crew, een integer beleid, eco-positieve productie zonder verborgen impact, een gezonde economie en gelijke kansen op welzijn voor iedereen.

Babette diept deze fundamenten van geluk uit en legt hun samenhang bloot. Zo ontstaat een helder overzicht van alles waarmee we aan de slag kunnen voor een happy 2050.

Wij zijn de crew van de planeet en dit is ons handboek. Let’s go!

Over de auteur
Babette Porcelijn is schrijver, industrieel ontwerper en veelgevraagd spreker. Ze is tevens oprichter van de anbi-stichting Think Big Act Now. Babette schreef eerder De verborgen impact (2016) waarvan al meer dan 20.000 exemplaren verkocht werden, en het doeboek EcoPositief in vijf stappen (2020). Met haar team ontwikkelde ze de online test mijnverborgenimpact.nl, waarmee je direct kunt zien welke duurzame acties het meeste effect hebben in jouw dagelijks leven.

Fragment uit deel 1. Het doel. Nog lang en ...
De verdeling van welzijn in de wereld
Woon je in een rijk land, dan is de kans groot dat jouw welzijn op orde is. In een aantal Afrikaanse en Aziatische landen leven veel mensen in extreme armoede. Hun welzijn is niet op orde. Het contrast tussen verschillende landen in de wereld is enorm.

De meeste meisjes uit Sub-Sahara Afrika beginnen hun leven heel anders dan de meeste jongetjes in West-Europa. En kinderen uit de Bijlmer hebben gemiddeld genomen andere vooruitzichten dan kinderen uit Wassenaar. Er zijn dus grote verschillen in de mogelijkheden die mensen hebben om hun eigen pad te volgen en in vrijheden om zelf te bepalen hoe ze leven.

Wat ik nu ga zeggen voelt wat ongemakkelijk, maar ik kan er niet omheen: welvaart in het rijke Westen is in de afgelopen eeuw voor een deel opgebouwd ten koste van andere landen, zoals ten tijd evan de koloniën en de grootscheepse slavernij. Ook nu nog kan welvaart in het ene land ten kost gaan van welzijn in een ander land, bijvoorbeeld doordat grote bedrijven geen belasting betalen in arme landen, door landroof, grondstoffenroof, uitbuiting van arbeiders en milieuvervuiling. Belastingontwijking en onevenwichtige handelsverdragen bevoordelen rijke landen en benadelen landen met een kleine economie en een laag bruto buitenlands product (bbp).

Rijke landen zijn (mede)verantwoordelijk voor ongelijkheden in welzijn wereldwijd. Dat heeft een ethische component. Mag ons eigen welzijn ten koste gaan van dat van mensen aan de andere kant van de wereld? Mag ik bijvoorbeeld een huis bouwen van de stenen die ik uit het huis van mijn buurvrouw roof, zodat zij straks geen huis meer overheeft? Het is nog erger als ik al een paleis heb en zij slechts een klein huisje. Ik denk dat de opvattingen hierover uiteenlopen. Als je echter kijkt naar de Sustainable development Goals waar alle landen van de Verenigde Naties (VN) zich achter scharen dan zie je dat wereldleiders het er, tenminste op papier, over eens zijn dat het immoreel is om je welzijn op te bouwen ten koste van een ander land.

Moraal is niet de enige reden om enige gelijkheid tussen landen na te streven. het is ook in ons eigen belang: voor vrede, veiligheid en de wereldeconomie. Grote ongelijkheid in de wereld leidt tot instabiliteit, onvrede, conflict en massemigratie. En daar hebben rijke landen ook nadeel van. Het vergroot de onzekerheid bij de toevoer van grondstoffen en voedsel, en massaemigratie leidt tot spanningen.

Positief gekeken kun je meer handel drijven met landen met een grote middenklasse. Afzetmarkten groeien als arme landen rijker worden. Het is dus niet alleen vanuit morele overwegingen een goed idee om welzijn voor iedereen in de wereld na te streven, maar ook in ieders eigen belang.

We zouden ons voor een happy 2050 dus tot doel kunnen stellen om welzijn na te streven niet alleen voor onszelf en ons eigen land, maar voor alle landen in de wereld. Grote ongelijkheid binnen en tussen landen is slecht voor het welzijn van de bevolking. (pagina 50-51)

Terug naar Overzicht alle titels


zondag 11 juli 2021

David Graeber & David Wengrow


Het begin van alles : een nieuwe geschiedenis van de mensheid

Maven 2022, 655 pagina's € 35,-- 

Oorspronkelijke titel: The dawn of everything : a new history of humanity (2021)

Wikipedia: David Graeber (1961-2020) en David Wengrow (1972)

Korte beschrijving
‘Het begin van alles’ biedt een nieuwe kijk op de menselijke geschiedenis en samenleving. Het gaat in tegen meer gangbare verhalen zoals opgeschreven door bijvoorbeeld Jared Diamond en Yuval Noah Harari, en laat zien dat ongelijkheid en discriminatie niet ingebakken hoeven te zitten in een complexe samenleving. Als we dit idee loslaten, kunnen we met meer inventiviteit en daadkracht onze huidige samenleving inrichten. Informatief en engagerend geschreven. Het boek zal met name geoefende lezers aanspreken. Met kaarten. David Graeber (New York, 1961 - Venetië, 2020) was een wereldberoemde Amerikaans-Britse schrijver, academisch docent, antropoloog en vakbondsbestuurder. Zijn werk werd in meer dan vijftien landen uitgegeven.

Tekst op website Nederlandse uitgever
The Dawn of Everything is het langverwachte boek van David Graeber en David Wengrow. Sinds jaar en dag worden onze vroege voorouders afgeschilderd als primitief en kinderlijk – soms als vrije en gelijke mensen, soms als oorlogzuchtige barbaren. Beschaving, zo gaat het verhaal, is niet meer dan het opgeven van de oorspronkelijke vrijheden of, in het andere geval, het temmen van onze oerinstincten. David Graeber en David Wengrow tonen aan dat deze theorieën voor het eerst opkwamen in de achttiende eeuw als reactie op niet-Westerse kritieken op de Europese samenleving, én waarom die theorieën niet kloppen. Daarmee zetten zij bestaande ideeën van de menselijke geschiedenis op zijn kop, onder andere over het ontstaan van landbouw, de opkomst van bezit, steden, democratie, slavernij en de 'beschaafde wereld'. De auteurs baseren zich op baanbrekend archeologisch en antropologisch onderzoek en laten daarmee zien dat, door echt naar het feitelijke bewijs te kijken, de geschiedenis een veel interessanter verhaal vertelt. Gesteld dat de mens niet het overgrote deel van haar evolutionaire verleden in kleine groepen als jagers-verzamelaars leefde, hoe leefden zij dan wél? En gesteld dat landbouw en verstedelijking niet zorgden voor hiërarchieën en machtsstructuren, welke sociaal-economische factoren zorgden daar dan wél voor? De antwoorden zijn vaak onverwacht en suggereren dat de geschiedenis minder in steen gebeiteld is dan we vaak denken – de toekomst vol van alternatieven die we ons tot nu toe zelden voorstelden. The Dawn of Everything verandert fundamenteel ons begrip van het menselijk verleden en biedt aanknopingspunten om nieuwe vormen van vrijheid, nieuwe vormen van maatschappelijke organisatie voor te stellen. Een monumentaal boek, een grootse intellectuele inspanning, geschreven vanuit nieuwsgierigheid en moraliteit, en vertrouwen in de kracht van directe actie. 'Fascinating, thought-provoking, groundbreaking. A book that will generate debate for years to come' – Rutger Bregman 'The Dawn of Everything is also the radical revision of everything, liberating us from the familiar stories about humanity's past that are too often deployed to impose limitations on how we imagine humanity's future' – Rebecca Solnit 'This is not a book. This is an intellectual feast' – Nassim Nicholas Taleb

Tekst op website uitgever
A trailblazing account of human history, challenging our most fundamental assumptions about social evolution—from the development of agriculture and cities to the emergence of "the state," political violence, and social inequality—and revealing new possibilities for human emancipation.

For generations, our remote ancestors have been cast as primitive and childlike—either free and equal innocents, or thuggish and warlike. Civilization, we are told, could be achieved only by sacrificing those original freedoms or, alternatively, by taming our baser instincts. David Graeber and David Wengrow show how such theories first emerged in the eighteenth century as a conservative reaction to powerful critiques of European society posed by Indigenous observers and intellectuals. Revisiting this encounter has startling implications for how we make sense of human history today, including the origins of farming, property, cities, democracy, slavery, and civilization itself.

Drawing on pathbreaking research in archaeology and anthropology, the authors show how history becomes a far more interesting place once we learn to throw off our conceptual shackles and perceive what’s really there. If humans did not spend 95 percent of their evolutionary past in tiny bands of hunter-gatherers, what were they doing all that time? If agriculture, and cities, did not mean a plunge into hierarchy and domination, then what kinds of social and economic organization did they lead to? The answers are often unexpected, and suggest that the course of human history may be less set in stone, and more full of playful, hopeful possibilities, than we tend to assume.

The Dawn of Everything fundamentally transforms our understanding of the human past and offers a path toward imagining new forms of freedom, new ways of organizing society. This is a monumental book of formidable intellectual range, animated by curiosity, moral vision, and a faith in the power of direct action.

Fragment uit 2. Goddeloze vrijheid - de inheemse kritiek en de mythe van de vooruitgang
Jean-Jacques Rousseau heeft ons een verhaal nagelaten over het ontstaan van de maatschappelijke ongelijkheid dat tot op de dag van vandaag, in eindeloze variates, nog steeds verteld en naverteld wordt. Het is het verhaal van de oorspronkelijke onschuld van de mensheid en ons ongewilde vertrek uit een toestand van ongerept eenvoud, waarna we begonnen aan een technologische ontdekkingsreis die uiteindelijk onafwendbaar zowel tot onze 'complexiteit' zou leiden als ons tot slaven zou maken. Hoe is dit ambivalente beschavingsverhaal ontstaan?

Intellectuele historici hebben de 'Grote Mannen'-theorie van de geschiedenis nooit echt losgelaten. Ze schrijven vaak alsof alle belangrijke ideeën in een bepaalde tijd terug te voeren zijn op het een of andere buitengewone individu - of het nu Plato, Confucius, Adam Smith of Karl Marx is - in plaats van de geschriften van dergelijke auteurs te beschouwen als bijzonder briljante interventies in debatten die al gaande waren in herbergen, tijdens etentjes of in parken (of, nu we het er toch over hebben, in collegezalen), en die anders misschien nooit op schrift gesteld wouden zijn. Het is net zoiets als doen alsof William Shakespeare de Engelse taal heeft uitgevonden. In werkelijkheid blijken veel van Shakespeares briljante zinswendingen alledaagse uitdrukkingen uit zijn tijd te zijn geweest, die elke elizabethaanse Engelsman of Engelse in een ongedwongen gesprek waarschijnlijk wel gebruikte, en waarvan de bedenkers even obscuur blijven als die van de zogenaamde knock-knock grappen* - en die als Shakespeare er niet was geweest, waarschijnlijk allang vergeten zouden zijn.

Dit alles geldt ook voor Rousseau. Historici schrijven soms alsof Rousseau met zijn Vertoog over de ongelijkheid uit 1755 persoonlijk het startschot heeft gegeven voor het debat over maatschappelijke ongelijkheid. In werkelijkheid schreef hij deze tekst als inzending voor ene prijsvraag voor het beste essay over dit onderwerp. (pagina 37-38)

* Doorgaans nogal melige woordgrapjes die altijd beginnen met 'Knock, knock, who's there?', en waarvan er twee in MacBeth voorkomen.

Lees ook: Schuld : de eerste 5000 jaar (uit 2012) en Bullshit jobs : over zinloos werk, waarom het toeneemt en hoe we het kunnen bestrijden (uit 2018)

Terug naar Overzicht alle titels


woensdag 7 juli 2021

Bruno Latour 4

Wij zijn nooit modern geweest : pleidooi voor een symmetrische antropologie
Boom 2016, 248 pagina's € 29,90

Oorspronkelijke titel: Nous n'avons jamais été modernes(1991)

Wikipedia: Bruno Latour (1947)

Korte beschrijving
Lezers die zich niet laten weerhouden door bijvoorbeeld de eerste hoofdstuktitel ('De proliferatie van hybriden') worden beloond met deze herziene editie van de Nederlandse vertaling van één van de hoofdwerken van de Franse wetenschapsfilosoof Bruno Latour (1947). In deze uit 1991 daterende studie, die nog niets aan actualiteit heeft ingeboet, onderzoekt de auteur het begrip 'modern' (premodern, modern, postmodern) in relatie tot natuur en cultuur. Volgens hem is er nooit sprake geweest van (onder)scheiding, contradictie, spanning of (hyper)incommensurabiliteit tussen beide polen. Latour doet een oproep aan de mens om zich zó om te vormen, dat er plaats wordt ingeruimd voor hybriden, zoals robots. Hij doet dit op een eigenzinnige en helaas niet altijd even toegankelijke manier. De tekst wordt aangevuld met kwadranten en andere figuren.

Tekst op website uitgever
Heruitgave van Bruno Latours baanbrekende werk over de verhouding tussen 'natuur' en 'cultuur'. Zeer actueel in het debat over technologisering en duurzaamheid.

Latour geldt als een van de invloedrijkste filosofen van de laatste decennia en Wij zijn nooit modern geweest is een van zijn beroemdste werken. Oorspronkelijk gepubliceerd in 1991, verschijnt er nu een herziene editie.

In dit boek ondergraaft Latour het moderne onderscheid tussen natuur en cultuur en stelt hij dat wij te maken hebben met hybriden. Horen maatschappelijke problemen als de verontreiniging van onze rivieren, het invriezen van embryo's, het aidsvirus en het verdwijnen van het tropisch regenwoud tot de natuur of de cultuur? Zijn het wetenschappelijke of eerder politieke aangelegenheden?

In antwoord op deze vragen ontwikkelt Latour een symmetrische antropologie, waarin niet alleen de mens centraal staat, maar ook de dingen.

'Realiteit is dat wat zich verzet.' - Bruno Latour

Fragment uit 4. Relativisme
4.3 het import-exportsysteem van de beide Grote Kloven
'Wij westerlingen zijn absoluut verschillend van de anderen!', zo kraaien de modernen victorie, of zo klinkt juist hun lange klacht. De Grote Kloof die Ons, de Westerlingen, en Hen, alle anderen, van de zeeën rond China tot aan Yucatán, van de Inuït tot de Aboriginals van Tasmanië, scheidt, heeft ons onophoudelijk beziggehouden. Wat zij ook doen, het zijn de westerlingen die de geschiedenis komen brengen in de ruimen van hun karvelen en hun kanonneerschepen, in de cilinders van hun telescopen en in hun vaccineerspuiten. Deze white man's burden dragen ze soms als een opwindende opdracht, soms als een tragedie, maar altijd als een lot. Ze beweren niet alleen dat ze van de anderen verschillen zoals de Sioux verschillen van de Algonkins, of de Badoulés van de Lappen, maar dat ze radicaal en absoluut anders zijn, zo anders zelfs, dat je kan stellen dat je aan de ene kant de westerling hebt en aan de andere kant alle andere culturen, aangezien die met elkaar gemeen hebben dta ze juist cultuur onder de culturen zijn. In de ogen van de westerling is het Westen, en het Westen alleen, geen cultuur, niet zomaar een cultuur.

Waarom denkt het Westen zo over zichzelf? Waarom zou het als enige meer zijn dan alleen maar een cultuur? Om te begrijpen hoe diep die Grote Kloof tussen Hen en Ons ingrijpt, moeten we teruggrijpen op die andere Grote Kloof, die tussen mensen en niet-mensen, zoals ik hierboven heb gedefinieerd. Inderdaad, de eerste Grote Kloof komt tot stand door het exporteren van de tweede. Wij westerlingen kunnen niet zomaar een cultuur als alle andere zijn, aangezien wij ook de natuur in stelling brengen. Niet, zoals de andere maatschappijen doen, een beeld of een symbolische voorstelling van de natuur, maar de natuur zoals zij is, of tenminste zoals de wetenschappen haar kennen, die zelf op de achtergrond blijven, niet bestudeerbaar en onbestudeerd als ze zijn. In het hart van de kwestie van het relativisme treffen we dus de kwestie van de wetenschap aan. Als de westerlingen niets anders hadden gedaan dan handel drijven of veroveren, plunderen of onderwerpen, dan zouden ze zich niet radicaal hebben onderscheiden van andere handelaars en veroveraars. Maar nee, zij hebben de wetenschap uitgevonden, een activiteit die geheel losstaat van verovering en handel, van politiek en moraal.

Zelfs degenen die onder de naam cultureel relativisme hebben geprobeerd de continuïteit van de culturen te verdedigen zonder ze in een oplopende reeks te rangschikken en zonder ze elk in hun eigen gevangenissen op te sluiten (Lévi-Strauss, 1987[1952]}, denken dit slechts te kunnen doen door ze zo dicht mogelijk naar de wetenschappen toe te trekken. (pagina 162-163)

Lees ook: Oog in oog met Gaia : acht lezingen over het Nieuwe Klimaatregime (2017), Waar kunnen we landen? : politieke oriëntatie in het nieuwe klimaatregime (2018), Het parlement van de dingen : over Gaia en de representatie van niet-mensen (2020), Waar ben ik? lockdownlessen voor aardbewoners (2021)

Terug naar Overzicht alle titels

maandag 5 juli 2021

Stefano Mancuso 2

Plantenrevolutie : hoe planten onze toekomst bepalen
Cossee 2018, 255 pagina's  €29,99

Oorspronkelijke titel: Plant revolution / le piante hanno già inventato il nostro futuro (2017)

Wikipedia: Stefano Mancuso (1965)

Korte beschrijving
De auteur, hoogleraar en expert op het gebied van plantengedrag en -intelligentie, zoekt op diverse terreinen naar de betekenis van planten voor de menselijke samenleving. Uiteraard als voedselbron en hoe dat zich nu en in de toekomst zal ontwikkelen. Te denken valt daarbij aan de groeiende wereldbevolking en de toenemende afhankelijkheid van zoet water door de veranderingen van het klimaat. En verder: dat planten een leervermogen hebben, zich in vorm soms aanpassen aan de omgeving en zich actief beschermen. Dat ze kunnen bewegen en architecten en technologen inspireren bij constructies en andere toepassingen (bv. ruimtevaart en watervoorziening). Mogelijkheden van de zee en voedselproductie. De onverwachte rol van nectar en een stof als capsaïcine in rode pepers. Een filosofische benadering als het functioneren van planten vergeleken wordt met een democratie. Kortom: veel verschillende situaties waarbij planten op een heel aparte manier, soms via de dierenwereld, worden belicht. Voorzien van foto's en tekeningen in kleur en duidelijke literatuurverwijzingen. Een bijzondere en visionaire manier om naar de (planten)wereld om ons heen te kijken! De auteur schreef eerder, samen met Allessandra Viola, 'Briljant groen : de intelligentie van planten' (2017)*..

Tekst op website uitgever
Planten zijn, zoals wij in Briljant groen hebben gezien, buitengewoon resistent. Dankzij hun netwerken kunnen zij catastrofale gebeurtenissen overleven zonder hun functionaliteit te verliezen. Zij bezitten een uitzonderlijk aanpassingsvermogen en kunnen in extreme klimatologische omstandigheden leven. Ze absorberen vocht uit de lucht, kunnen zich vermommen om te ontkomen aan vijanden en bewegen zonder energie te verbruiken. Mancuso laat op uiterst aanschouwelijke manier zien, dat dit vooral met hun lichaamsbouw te maken heeft. Planten produceren stoffen die ze gebruiken om het gedrag van dieren (bijvoorbeeld insecten) te manipuleren. Met hun verfijnde wortelstelsel, met worteltoppen die de omgeving verkennen, verwerken zij informatie en geven die door aan andere planten. Het zijn geavanceerde, ontwikkelde sociale organismen, en de onderzoekers waren keer op keer verbaasd over de ingenieuze strategieën die planten ontwikkelen om oplossingen te vinden voor veranderingen in hun leefwereld. Planten zijn in hun basale structuur dermate geniaal, dat ze intussen toegepast worden als voorbeelden voor de robotisering van onze samenleving. Als wij onze leefomgeving willen verbeteren en op ingrijpende veranderingen op onze planeet willen reageren, dan kan dat niet zonder ons te laten inspireren door de meest geavanceerde oplossingen uit de plantenwereld.

Fragment uit (de) Inleiding
Ik heb de indruk dat de meeste mensen niet beseffen dat planten voor ons van levensbelang zijn. Natuurlijk weet iedereen wel - althans, dat hoop ik - dat we kunnen ademen dankzij de zuurstof die planten produceren, en dat de hele voedselketen, en dus ook het voedsel van alle dieren op aarde, gebaseerd is op planten. Maar weet iedereen ook dat olie, kolen, gas en alle andere zogenoemde niet-hernieuwbare energiebronnen niets anders zijn dan een vorm van zonne-energie die planten miljoenen jaren geleden hebben opgenomen? En dat hout dankzij zijn verrassende eigenschappen in veel delen van de wereld nog steeds het meest gebruikte bouwmateriaal is? Ons leven is, net as het leven van alle andere dieren op aarde, afhankelijk van de plantenwereld.

Je zou denken dat we inmiddels wel alles zouden weten over die organismen die zo belangrijk voor ons zijn om te overleven - en waarvan onze economie grotendeels afhankelijk is. Maar het tegendeel is waar: alleen al in 2015 zijn er 2034 nieuwe plantensoorten ontdekt. En dan hebben we het niet over microscopische kleine plantjes die aan de aandacht van plantkundigen zijn ontsnapt. nee, een van die nieuwe soorten, Gilbertiodendron maximum, is een endemische boom in het regenwoud van Gabon. Hij is ongeveer vijfenveertig meter hoog, zijn stam kan een diameter bereiken van anderhalve meter en hij weegt meer dan honderd ton. En 2015 was geen uitzondering: de afgelopen tien jaar zijn er jaarlijks meer dan 2000 nieuwe plantensoorten beschreven.

Het loont altijd de moeite om op zoek te gaan naar nieuwe planten, want je weet nooit wat je kunt tegenkomen. Van meer dan 31.000 verschillende plantensoorten is bekend dat ze door de mens worden gebruikt. Bijna 18.000 daarvan worden gebruikt voor medicinale doeleinden, 6000 als voedsel, 11.000 voor textielvezels en bouwmaterialen, 1300 voor maatschappelijke doeleinden (zoals religieuze rituelen en drugs), 1600 als energiebron, 4000 voor dierenvoeding, 8000 voor milieudoeleinden, 2500 als gif, enzovoort. De rekensom is snel gemaakt: de mens kan ongeveer een tiende van de plantensoorten onmiddellijk gebruiken. Zoals gezegd, het loont de moeite, al helemaal als we planten niet langer alleen maar als product zouden gebruiken - maar er ook van zouden leren.

Planten zijn namelijk een toonbeeld van moderniteit, en in dit boek wil ik duidelijk maken hoe dat zit. Van materialen tot energie-onafhankelijkheid, van weerstandsvermogens tot aanpassingsstrategieën: voor de meeste problemen waar de mensheid mee worstelt, hebben planten al lang geleden de beste oplossingen gevonden, je moet alleen maar weten hoe en waar je moet kijken. (pagina 8-9)

Lees ook: Reizend groen : de wonderbaarlijke migratie van planten (uit 2019) en  De universele rechten van de plant van Stefano Mancuso (uit 2020)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels


Laura Burgers, Eva Meijer en Evanne Nowak

De stem van de Noordzee : een pleidooi voor vloeibaar denken
Boom 2020, 126 pagina's  €17,50

Korte beschrijving
Het was in 2015 dat de Ambassade van de Noordzee werd opgericht als opvolger van het door de filosoof Bruno Latour gevormde Parlement der Dingen. In zijn filosofische noties gaat hij in op de verhouding tussen mens en niet-mens (dier, natuur, dingen). In een interview met hem beschrijft hij de mogelijke politieke gevolgen als dieren en dingen een stem zouden krijgen en de rechten van de mens gedeeld zouden moeten worden met dieren, planten en dingen. In de komende jaren richt de Ambassade zich op de zee, om uiteindelijk namens de zee over diens belangen te kunnen onderhandelen. De Ambassade van de Noordzee vroeg drie auteurs te onderzoeken hoe de Noordzee over zichzelf zou kunnen beschikken. Na het interview met Latour volgen hun bijdragen. Evanne Nowak onderzoekt ideeënapathie en klimaatverandering. Eva Meijer houdt een pleidooi voor vloeibaar denken en schrijft filosofische columns. Laura Burgers onderzoekt de rechten van de natuur. Tot slot is er een gedicht van Tsead Bruinja en een vooruitblik door de Ambassade van de Noordzee. Geschikt voor volwassenen met belangstelling voor de verhouding tussen mens en niet-mens en het belang van dieren en natuur..

Tekst op website uitgever
Een boek dat het beste uit de filosofie, de literatuur en het recht bij elkaar brengt om de Noordzee een eigen stem te geven. In het antropoceen zijn mensen, planten, dieren en dingen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit vraagt om nieuwe vormen van vertegenwoordiging in politiek, recht, ethiek en taal. In opdracht van de Ambassade van de Noordzee onderzoeken de auteurs vanuit het idee van filosoof Bruno Latour om dieren en dingen een stem te geven, hoe de Noordzee over zichzelf zou kunnen beschikken.

Evanne Nowak beschrijft dat we lijden aan ecological grief. We treuren om de teloorgang van de Noordzee. Hoe komen we uit onze ecologische rouw? We kunnen luisteren naar wat de dieren – de vissen, vogels, krabben van de Noordzee – ons te zeggen hebben, stelt filosoof Eva Meijer. We kunnen het gesprek met dieren aangaan en hun een stem geven. Hoe dat kan werken laat jurist Laura Burgers zien. Zoals in andere landen al is gebeurd voor bossen en rivieren, zouden wij de Noordzee een rechtspersoon kunnen maken.

Laura Burgers is jurist, auteur van jeugdromans, en is als expert werkzaam in het VN-programma Rights of Nature. Eva Meijer is filosoof, kunstenaar, muzikant en romanschrijver. Haar werk is in vele talen vertaald. Ze heeft een column in Trouw. Evanne Nowak werkt als programmamaker, curator en gespreksleider. Ze studeerde af als humanistisch geestelijk verzorger en organiseert workshops en gespreksgroepen rondom ecological grief.

Fragment uit Waarom we moeten leren rouwen om ecologische ontwrichting - op zoek naar een nieuwe gevoeligheid voor een nieuwe tijd (Evanne Nowak)
We leven in een onhoudbaar heden. Van COVID-10 tot stikstof en van plastic soep tot te hete zomers. Business as usual gaat niet meer. De grenzen van onze groei komen in zicht en de toekomst wordt overschaduwd door klimaatverandering en ecologische ontwrichting. Terwijl de overheid al sussend de grenzen probeert op te rekken, actie uitstelt en de mazen in de wet zoekt, knalt het publieke debat van emotie uit elkaar: van het woedende verzet van de bouwers en de boeren, tot het diep verontwaardigde 'how dare you!' van de Zweedse klimaatactiviste Greta Thunberg en de honderdduizenden spijbelende scholieren die haar wereldwijd volgen.

Misschien is het onderliggende sentiment van deze vaak tegenstrijdige protesten wel hetzelfde. De ecologische ontwrichting en onze respons daarop gaan ten dienste over alles wat we verliezen. Over wat ons ontglipt, wat we moeten loslaten, opgeven, wat ons wordt ontnomen, opgeofferd en verwoest. Greta verliest haar kindertijd, haar dromen en vertrouwen in de toekomst; de bouwers hun baan; de boeren hun boer-zijn, hun land, hun identiteit. En terwijl we vol zijn van ons eigen verlies, raken honderdduizenden mensen over de hele wereld ontheemd door natuurgeweld en verliezen we onontkoombaar een onbevattelijke hoeveelheid soorten dieren, planten, landschappen en ecosystemen. We verliezen een tijdperk: het holoceen, waarin we op een stabiele aarde dachten te wonen, waar de natuur niet meer was dan de statische, veilige achtergrond van ons leven.

De bewustwording van de ernst van de ecologische ontwrichting kan een uiterst verwarrende, oncomfortabele, emotionele en zelfs existentiële opgave zijn. Onderzoeken laten zien dat het aantal mensen met zorgen over klimaatverandering en biodiversiteitsverlies sterk toeneemt. Bijna driekwart van de Nederlanders is bezorgd over de verandering van het klimaat. Nieuwe begrippen duiken op: van klimaatdepressie tot eco-anxiety.

Deze ervaring van ecologische ontwrichting krijgt echter nauwelijks plek in ons denken en spreken. Het klimaatdebat gaat doorgaans over feiten of over handelen, niet over de gevoelens en verwarring die het oproept. Kennis of oplossingen staan centraal, het liefst met een optimistische ondertoon. We slingeren heen en weer tussen ontkenning, ontreddering en een alarmerende roep tot handelen. Het is in mijn ogen een verkrampt debat, zonder adempauze, waarin een groot taboe lijkt te bestaan: de realisatie dat we in een tijdperk van uitsterven zijn aanbeland. Zo gaat het in het publieke debat zelden over het besef dat we uiterst kwetsbaar zijn, dat we ons midden in een extinctiegolf bevinden waarin alle samenhang van leven op het spel staat. Zelden gaat het over hoe we collectief grip verliezen, hoe alle vanzelfsprekende ideeën over ons mens-zijn, de wereld en de toekomst worden weggevaagd, en wat dit met ons doet.

Volgens de Amerikaanse essayiste Kim Stanley Robinson kent elk tijdperk zijn eigen gevoelsstructuur: een manier van collectief de wereld beleven, een manier waarop emoties collectief betekenis krijgen binnen een cultuur. Ze stelt dat ons collectieve gevoelsleven decennia achterloopt - alsof we nog in het optimisme van de jaren negentig van de twintigste eeuw leven. Alsof we ons niet realiseren dat we in het antropoceen zijn aanbeland, en we de aarde onherroepelijk ontwrichten. We zijn verlamd: we leven in een wereld zonder haar te voelen. Hoe kunnen we een nieuwe gevoeligheid ontwikkelen, hierover leren spreken en hoe kunnen we elkaar verstaan in deze pijn? (pagina 21-23)

Lees vooral ook: De soldaat was een dolfijn : over politieke dieren van Eva Meijer (uit 2017), De universele rechten van de plant van Stefano Mancuso (uit 2020) en/of Het parlement van de dingen : over Gaia en de representatie van niet-mensen van Bruno Latour (uit 2020)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels

Veerkracht als opdracht

Veerkracht als opdracht : denkers over voedsel
Van Gennep 2020, 155 pagina's  €14,99

Korte beschrijving
Deze bundel van tien essays over het stedelijke voedselsysteem van de toekomst is gemaakt door de Flevo Campus. 'Denkers over voedsel' is de ondertitel en de tien auteurs hebben hun duidelijke visie over voedsel en wat er aan ontwikkelingen plaatsvindt. De essays gaan over: de invloed van de Brexit en van het Amerikaanse voedselsysteem op onze voeding in Nederland, vleesverlangers en vleesvervangers, consumentengedrag, de invloed van burgers op ons voedselsysteem, de traditionele landbouw en de klimaatverandering, lokale producten en hoe belangrijk het is die te eten, kringlooplandbouw, een historische beschouwing en de invloed van digitalisering. De auteurs zijn deskundigen in de voedselindustrie, onderzoekers aan Aeres Hogeschool, politici en journalisten. Flevo Campus is een kennisinstituut in Almere en het samenwerkingsverband van Aeres Hogeschool, Gemeente Almere, Provincie Flevoland en Wageningen University. Een boek gericht op geïnteresseerden, politici en beleidsmakers op het gebied van voedsel. Met figuren in zwart-wit en eindnoten bij iedere bijdrage..

Tekst op website uitgever
Het was toch al geen eenvoudige opgave om de manier waarop wij mensen ons voeden gezonder te maken en te verduurzamen, maar het jaar 2020 deed er nog een flinke schep bovenop. Het was het jaar van de Covid-19-pandemie, de Brexit en Black Lives Matter, het jaar waarin duidelijker werd dan ooit dat voormalig wereldleider Amerika tot op het bot is verdeeld over zo’n beetje alles en waarin Nederlandse boeren eens te meer te hoop liepen tegen stikstofmaatregelen.

Als er iets is wat 2020 ons leert, is het dat we veerkracht moeten tonen. Hoe we ons voedselsysteem inrichten is niet in beton gegoten; het kan allerlei vormen aannemen. Is Brexit behalve een drama in vierendertig delen ook een kans? Wat kunnen we leren van Support Your Locals? Wat gebeurt er als we ‘de’ consument serieus nemen? En wat kan het stedelijk voedselsysteem van de toekomst leren van traditionele landbouwtechnieken?

Flevo Campus bundelt elk jaar de beste essays over het (stedelijk) voedselsysteem van de toekomst. Met dit jaar bijdragen van Herman Lelieveldt, Stephen Satterfield, Kelly Streekstra, Sebastiaan Aalst, Marian Stuiver, Charles C. Mann, Sigrid Wertheim-Heck, Anke Brons, Lenno Munnikes, Hester Dibits, Joris Lohman, Frank Verhoeven en Emily Whyman

Flevo Campus Jaarboek 2020-2021

Fragment uit IV - De meeste consumenten deugen (Sebastiaan Aalst0
Minder markt, meer politiek

Het wordt tijd dat de voedselomgeving waarbinnen wij ons als voedselconsumenten bewegen wordt gepolitiseerd. Onze voedselomgeving is geen natuurverschijnsel, maar een optelsom van eindeloos veel politieke keuzes. Dat hebben we te lang ontkend vanuit het idee dat er zoiets zou bestaan als een waardenvrije consumptiemaatschappij, waarin de overheid geen andere rol heeft dan die van marktmeester.

We moeten onze omgeving en de overkill in het aanbod en de marketing van zoet, zout en vet eten beschouwen als een politieke keuze, waar we een alternatief tegenover kunnen zetten. Dat lukt alleen als we de sociale norm - normen die we afleiden uit het gedrag van mensen om ons heen - doorbreken, omdat die keer op keer dwingender blijkt dan de behoefte van individuele consumenten om gezonde, duurzame keuzes te maken. Daarmee verlaten we het domein van de markt en betreden we dat van de politiek. We kunnen samen de standaarden bepalen waaraan ons voedsel moet voldoen, op dezelfde manier waarop we eisen kunnen stellen aan duurzaamheid en zaken als dierenwelzijn. Daarmee creëren we bovendien een gelijk spelveld, waarbinnen marktpartijen kunnen concurreren op andere waarden dan uitsluitend prijs.

De meeste van de genoemde voorbeelden, van een verbruiksbelasting op vlees tot een suikertaks, true pricing en het garanderen van een eerlijke prijs voor boeren, kunnen bijdragen aan dat nieuwe gelijke speelveld. De mogelijkheden beperken zich gelukkig niet tot landelijk beleid: we zien dat steeds meer steden daar een rol voor zichzelf in weggelegd zien. Denk aan het verbod op marketing van junkfood in het openbaar vervoer in Londen. Een verbod van junkfood in de directe omgeving van scholen wordt ook steeds vaker genoemd, zoals ook kan worden overwogen om aanbiedingen voor fastfood, energiedrankjes en andere suikerhoudende frisdranken te verbieden. Steden moeten zich daarop beraden, want de verwachting is dat in 2050 circa 70 procent van de wereldbevolking in steden woont. Stadsbesturen en lokale overheden hebben grote invloed op de voedselomgeving en daarmee op de keuzevrijheid en de gezondheid van die toekomstige consumenten. (pagina 50-52)

Lees o.a. De profeet en de tovenaar : twee grondleggers en hun concurrerende ideeën over een leefbare toekomst op onze planeet van Charles C. Mann (uit 2018)

Terug naar Overzicht alle titels


Michiel van Hasselt

Met een burgerinkomen : meer vrijheid, gelijkheid en burgerschap in Nederland 202?
Basisdemocraat 2020, 218 pagina's €25,--

Korte beschrijving
De auteur heeft zich verdiept in de maakbaarheid van de Nederlandse samenleving op een baanbrekende manier. Hierbij introduceert hij het zogenaamde burgerinkomen. Aan de hand van een literatuurstudie en door duiding van zijn eigen analyses krijgt de lezer een uiteenzetting van de mogelijkheden van de overheid om een een basisinkomen te introduceren. Elk burger krijgt dan de beschikking over een conjunctuuronafhankelijk maandbudget dat uitkeringen, toeslagen en overige overheidsuitkeringen moet vervangen. Op zowel maatschappelijk als politiek vlak zouden dan aanpassingen moeten worden doorgevoerd opdat deze nieuwe vorm van inkomen niet vroegtijdig zijn einde vindt. Wat houdt burgerinkomen in? Hoe kan de politiek dit gebruiken om burgers meer te laten participeren in de maatschappij? Deze en overige vragen worden deskundig geanalyseerd op een wetenschappelijke basis. Dit boek geeft een nieuwe kijk op onze samenleving waarbij de burger meer verantwoordelijkheden krijgt om zijn leven op een waardige wijze in te vullen.

Tekst op website uitgever
Michiel van Hasselt, oud-voorzitter van de VBi schreef een boek waarin hij zich afzet tegen het heersende arbeidsfundamentalisme. Onder de naam Burgerinkomen pleit hij voor een basisinkomen van € 900 per maand met aanvullingen onder voorwaarden voor alleenstaanden.

Arbeidsfundamentalisme
Het centrale thema in het boek is het aan de kaak stellen van het arbeidsfundamentalisme. Het geloof in het heilzaam zijn van betaald werk is doorgeschoten en het leidt tot falend beleid.

Vooral op grond van een rapport van AIAS (P. T. de Beer & W.S. Conen (2018). Een halve eeuw arbeidsmarkt: De ontwikkeling van de Nederlandse arbeidsmarkt sinds 1969 onder invloed van technologie, economie en beleid) constateert de auteur dat de arbeidsmarkt kwantitatief niet is gegroeid gedurende een halve eeuw, ondanks de toenemende aanwezigheid van vrouwen en ondanks de topprioriteit die vrijwel alle kabinetten gaven aan BANEN, WERK en nog eens WERK.

Wel is er sprake van kwalitatieve verslechtering: minder zekerheid door flexwerk, meer burn-out en meer mensen die hun eigen werk als bullshit-baan beschrijven.

Er is geen groei meer in de vraag naar arbeidsinzet, terwijl er wel sprake is van een zeer ruim potentieel arbeidsaanbod als we niet alleen de geregistreerde werkloosheid in beschouwing nemen.

Het geloof van economen in en rond het CPB dat het arbeidsaanbod uiteindelijk de werkgelegenheid bepaalt is een fabeltje – er is in ons land gewoon niet voldoende vraag om arbeidsinzet om de nagestreefde volledige werkgelegenheid te bereiken.

Alle maatregelen die getroffen zijn hebben geen kwantitatief resultaat gehad, wel heeft op allerlei manieren verdringing plaats gevonden. Verhoging van de AOW-leeftijd verdringt jongeren, meer werkende vrouwen verdringen mannen, basisbanen verdringen normale banen etc.

Dit beeld ligt al ongeveer een jaar op tafel, het zal duidelijk zijn dat de Corona-crisis geen gunstiger perspectieven veroorzaakt.

Michiel van Hasselt neemt omstandig de ruimte om dat in zijn boek uiteen te zetten. Dat is wel nodig, want het druist in tegen alles  wat onze denktanks (WRR, CPB etc.) en de toppen van de meeste politieke partijen vinden.

Of de heersende elite het wil horen is de vraag – net als alle andere fundamentalisten hebben  arbeidsfundamentalisten een rotsvast geloof.

Burgerinkomen
De oplossing van de problemen op de arbeidsmarkt ligt volgens de auteur in het invoeren van een soort basisinkomen 3.0, door hem het Burgerinkomen genoemd. Dat is strikt individueel en bedraagt € 900 per maand (waarvan bij voorkeur € 500 via de EU). Alleenstaanden kunnen onder voorwaarden (bijv. ouder dan 40 jaar) een aanvulling krijgen via de WMO van maximaal € 400 per maand.

Uitkeringen, toeslagen en belastingkortingen verdwijnen als regel.

Voor de details verwijs ik naar het boek, waarbij ik overigens opmerk dat de auteur dat niet helemaal uitgewerkt heeft.

Vanuit de criteria die de Vereniging basisinkomen hanteert is een groot pluspunt (boven ideeën als Basisinkomen 2.0 en de Standaardtoelagen van Wouter Keller) het strikt individuele karakter, maar alleenstaanden die geen betaald werk kunnen vinden zitten mogelijk flink in de knel.

De auteur onderkent dat, maar meent dat dit noodzakelijk is om het Burgerinkomen politiek haalbaar te maken.

Als recensent onderschrijf ik persoonlijk de keuze dat het beter is te werken met strikt individuele regelingen dan met huishoudafhankelijke systemen zoals bij Basisinkomen 2.0 en de Standaardtoelagen.

Michiel van Hasselt somt veel voordelen op van basisinkomen in het algemeen, soms toegespitst op zijn Burgerinkomen. De meeste punten zijn voor voorstanders van basisinkomen geen verassing.

Wel verraste mij een uitspraak van hem in het eerste inhoudelijke hoofdstuk van het boek over Democratie. Hij stelt o.a. voor dat we jaarlijks naar de stembus gaan, dat 1e en 2e Kamer samengevoegd worden en dat de provincie als bestuurslaag wordt opgeheven. Maar de essentie zit voor mij in de opvatting dat volwaardige democratie slechts gedragen kan worden door burgers die financieel onafhankelijk zijn. Dat kan verwezenlijkt worden met het Burgerinkomen.

Weerlegde bezwaren
Basisinkomen is funest voor de arbeidsmarkt en het is onbetaalbaar. Dat zijn wel zo’n beetje de belangrijkste bezwaren die je vaak hoort.

Dat het eerste onzin is volgt uit alles wat de auteur rondt het arbeidsfundamentalisme te berde brengt.

Ook de betaalbaarheid is geen echt probleem.  Basisinkomen 2.0 en de Standaardtoelagen kunnen ongeveer budgettair neutraal ingevoerd worden of tegen kosten lager dan € 5 à 10 miljard.  Michiel van Hasselt laat zien dat dat ook kan voor zijn Burgerinkomen, zonder drastische verhoging van de inkomstenbelastingen.

Sinds Corona schrikken we overigens niet meer van zulke getallen!

Waar wachten we nog op?

Fragment uit hoofdstuk 2. Democratie 2.0 word(t) volwassen!
2.2. Vijf kenmerken van onvolwassen democratie

Kenmerk 1 van onvolwassen democratie is dat de behoud/verandering balans doorslaat naar behoud. Waar de democratie.nl even goed scoort als het buitenland wil ze niks veranderen; beter dan het buitenland is gene optie.

Kenmerk 2 is haar cliëntelisme; deelbelangen worden bovenmatig bediend. In het poldermodel, o.a. de SER, worden belangen van werknemers en werkgevers bovenmatig bediend. SER adviezen zijn de facto bindend, alsof ze de wil van het volk in polderoverleg en niet in parlementaire democratie tot uitdrukking zou moeten komen.

Kenmerk 3 van onvolwassen democratie is dat niet de inhoud van het beleid maar de persoon van de beleidsmaker centraal staat: de politiek als poppenkast. Politici spelen dan een poppenspel, media bedienen een onvolwassen publiek. Politiek inhoudelijke verschillen worden gepresenteerd als ruzie tussen Jan Klaassen en Katrijn.

kenmerk 4 is dat de politiek aan de burgers voordelige dingen voorspiegelt zonder te zeggen welke nadelen aan die dingen kleven. De politiek handelt in win-win-situaties. Onvolwassen burgers stellen geen vragen, nadelen blijven buiten beeld, politiek afweging van voor- en nadelen blijft achterwege, de uitkomst tendeert naar misrepresentatie. Collectieve uitgaven worden bijvoorbeeld voorgesteld als investeringen, kosten die zichzelf op termijn terugverdienen, zonder erbij te zeggen hoe onzeker het is of de investering rendeert. Invest.nl is onvolwassen democratie. Een volwassen democratie keurt investerende collectieve uitgaven pas goed na beoordeling van bijbehorend businessplan: zijn de voorgenomen uitgaven doelmatig, rendabel en geloofwaardig? Ander voorbeeld: arbeidsmarktbeleid wordt voorgesteld als de banenmotor zonder er eerlijk bij te zeggen dat nieuwe banen oude verdringen. Volwassen democratie keurt dit beleid pas goed indien het voordeel van nieuwe banen expliciet afgewogen is tegen het nadeel dat oude banen verdwijnen. Deze afruil moet positief uitpakken. H9.3 geeft aan hoe zo'n expliciete afweging eruit kan zien.

Kenmerk 5 van de onvolwassen democratie is dat tussen politici en andere burgers geen inhoudelijk gesprek plaats vindt over: wat is nu het algemeen belang van Nederland, nu het beste plan? Sociale media maken veel gesprek hierover mogelijk, maar alleen met 'tweet' lukt het niet. Ook facebook loopt het risico van eenrichtingscommunicatie, bubbels waarbinnen alleen de eigen meningen en het eigen gelijk rondgetoeterd worden, factfree politics, met voorbijgaan aan andere meningen en aan gecheckte feiten. Facebook heeft zich sowieso gediskwalificeerd voor democratisch gesprek door zonder toestemming onze data te verkopen, privacy te schenden en voeding te geven aan (Trump- en Brexit-) verkiezingsmanipulatie. Talkshows op tv zijn wel toegenomen maar maken ons niet wijzer over wat nu het beste plan is in het algemeen belang.

Lees vooral ook: Gratis geld voor iedereen : en nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen van Rutger Bregman (uit 2014)

Terug naar Overzicht alle titels



Ton van Rietbergen

Globalisering : ramp of redding? : een speurtocht naar de oorzaken van milieuproblemen en ongelijkheid
Eerste druk 2020, 187 pagina's €22,50

Ton van Rietbergen (19?) op website Universiteit Utrecht

Korte beschrijving
Dit boek is gebaseerd op de HOVO-cursus ‘Globalisering en de gevolgen voor het milieu’ die de auteur en economisch geograaf samen met collega’s van de Universiteit Utrecht acht jaar lang gegeven heeft. HOVO staat voor Hoger Onderwijs Voor Ouderen. Dit collegemateriaal gaat over de relatie tussen de groeiende globalisering en de toenemende milieuproblematiek. De teksten starten met een introductie van het wat en waarom van globalisering, gevolgd door een beschouwing over de onmisbaarheid van het marktmechanisme. Vervolgens aandacht voor de relatie tussen globalisering en milieu, en voor de vraag of er een demografisch optimum bestaat. Dan volgen feiten en meningen over CO2, het broeikaseffect en verminderende biodiversiteit. Afsluitend zijn er teksten over de invloed en toegevoegde waarde van technologie bv. de containers in het vervoer over water en te land als cruciale innovatie voor globalisering. Afsluitend een zeer uitgebreide literatuurlijst. Prettig lezende en duidelijk uitleggende teksten over een breed aantal aspecten van de titel van deze leergang. Met afbeeldingen en figuren in kleur.

Tekst op website uitgever
Specialisatie en vrijhandel hebben de wereld rijker gemaakt, maar de ongebreidelde verspreiding van kapitaal heeft ook veel kwaad gedaan. In de huidige tijd gaat nog maar 15% van het kapitaal naar productieve activiteiten en is arbeid weer voor de dommen. Het aantal miljardairs is groter dan ooit, en ieder van hen heeft een gigantische ecologische voetafdruk.

Mede daardoor is de uitstoot van CO2 enorm toegenomen en de biodiversiteit aangetast. Bij velen roept dit grote emoties op en betogingen zijn aan de orde van dag. Oplossingen zijn er ook want een systeem waarin superbelegger Warren Buffet minder belasting betaalt dan zijn secretaresse en de subsidie voor fossiele brandstoffen ruim 5,3 biljoen dollar bedraagt (6,5% van het wereld-BPP) is niet houdbaar. Vooral als we bedenken dat er maar 120 miljard subsidie naar hernieuwbare energie gaat, en wind- en zonne-energie ongekende mogelijkheden hebben.

Fragment uit hoofdstuk 3. Globalisering en milieu
3.6 Economische modellen werken niet meer

Pauli En Taleb vinden dat het roer om moet. Taleb (2007) betoogt in zijn geruchtmakende boek The Black Swan dat de huidige economische modellen niet meer werken omdat de wereld door verregaande schaalvergroting wordt gedomineerd door extremen. Zo is er bijna geen sector meer in de wereld die niet wordt overheerst door een handvol gigantische conglomeraten. Een voorbeeld daarvan vormt de Nederlandse financiële sector. In hun hoogtijdagen, toen elke bankier en verzekeraar het had over 'schaalvergroting' en over 'all-finanz', waren de balansen van ING, ABN, AMRO, Rabobank en de Fortis-groep tezamen ongeveer vier keer zo groot als het totale Nederlandse BBP. Nu hoor je weinig meer over het toen zo gepropageerde 'samengaan' van 'kort' bancair geld en 'lang' assurantie-geld. Het is het mantra van de schaalvergroting dat ervoor zorgde dat er te veel bedrijven ontstonden die 'too big to fail' en 'too big to jail' zijn, en dat het kapitalisme zichzelf begon op te eten.

In de huidige fase van het kapitalisme zijn bedrijven geobsedeerd door hun cashflow en geloven ze dus veel meer in producten die elke dag met een marge van 5 procent worden verkocht dan in producten die eens in de maand worden verkocht met een marge van 50 procent. Zo wordt werkelijke vernieuwing volgens Pauli en Taleb tegengehouden door marketingprietpraat over 'innovatie' en is van de oorspronkelijke betekenis van economie als wetenschap van de schaarste niet veel meer over, want er is alom sprake van een enorm overaanbod. Het laatkapitalisme kenmerkt zich volgens hen door 'een industriële productie die als voornaamste doel heeft om ons troep te verkopen die we niet nodig hebben.' Geen wonder dat het wereldwijde reclamebudget inmiddels een groot is als het BBP van België en we niet eens meer merken dat wij als consument-burgers zijn blootgesteld aan 300 reclameboodschappen per dag.

We leen, kortom, niet meer in een klassieke liberale-kapitalistische economie, zoals ooit door Adam Smith werd bedoeld. Hij beschreef een systeem waarin er sprake is van volledige vrije mededinging en waarin kleine bedrijven kansen hebben en niet bij voorbaat als 'te klein' worden weggezet of door marktmacht van conglomeraten tot te lage prijzen worden gedwongen. Apothekers, fysiotherapeuten, boeren, vrachtwagenchauffeurs en mensen die een alternatieve vorm van energieopwekking nastreven, weten precies wat Adam Smith bedoelde. (pagina 104-105)

Fragment uit hoofdstuk 9. De gele hesjes en het milieu
Feitenkennis is ook van belang. Dat blijkt wel uit de befaamde feitentoets van Hans Rosling over de staat van de wereld, die steevast veel te negatief wordt ingevuld. Er is vrijwel niemand die hier beter scoort dan een chimpansee (en zeker mensen uit de media niet). Deze gebrekkige feitenkennis en het meerdere malen door Kahneman aangetoonde effect dat iets opgeven van wat je al hebt psychologische veel pijnlijker is dan iets niet krijgen, leiden tot het zwaarmoedige gevoel dat we trouwens met name in het Westen aantreffen. De gele hesjes, Brexit, de Vijfsterrenbeweging en de keuze voor Trump: het zijn allemaal symptomen van het feit dat velen in de westerse wereld zien dat hun toonaangevende positie aan het verdwijnen is. De criminoloog Marc Schuilenburg ziet in zijn boek Hysterie : een cultuurdiagnose een historische parallel met het einde van de 19de eeuw. Hij ziet hierbij de sociale media als tegenhanger van de telegraaf, en de neoliberale gedachte van ontgrenzing als tegenhanger van de trein - want ook de telegraaf bracht een omwenteling in de communicatie teweeg, en ook de trein maakte dat het buitenland plots een stuk dichterbij kwam. Schuilenburg: 'Dan zie je dat het gevoel van geborgenheid opnieuw rap aan het verdwijnen is. Net als toen gaan de veranderingen sneller dan de mensen kunnen bijbenen.' Door de sociale media lijkt de hysterie besmettelijker dan ooit. Iets wat Schuilenburg ook tegenkomt in verschillende wijken in Nederland, want daar komt het verlies van gemeenschappelijkheid en het idee dat de menselijke maat ondergeschikt is aan het systeem steeds naar boven. Aardig in dat verband is ook dat veel van de woede bij de gele hesjes werd getemperd door het onderlinge contact dat men opdeed gedurende de betogingen.

Schuilenburg hekelt daarom ook de toon van de discussie over klimaatverandering die vooral in boekhoudtermen wordt gevoerd: 'Het gaat vooral over 0,003 procent minder CO2-uitstoot en belastingmaatregelen.' Over wat het kost om een huis energieneutraal te maken, bijvoorbeeld en wie die kosten moet ophoesten. Volgens Schuilenburg zou het over een heel nieuwe manier van leven moeten gaan, over een heel nieuwe manier om de samenleving in te richten, in het onderwijs, de stedenbouw. In veel recente bijdragen denkt of hoopt men dat de coronaproblematiek tot deze vergrote solidariteit kan leiden. (pagina 170-171)

Artikel: Possibilist Hans Rosling: we moeten ook nieuwsgierig blijven en alert op nieuwe gevaren, zodat we daarop een antwoord hebben. (mei 2018)

Artikel: Straks weer lekker vliegen en kopen? Na de pandemie moeten we juist gaan denken in termen van krimp (De Volkskrant, mei 2021)

Lees ook: De globaliseringsparadox : waarom mondiale vrijhandel, de natiestaat en democratie niet samengaan van Dani Rodrik (uit 2015)

Terug naar Overzicht alle titels