Maven 2022, 655 pagina's - € 35,--
Oorspronkelijke titel: The dawn of everything : a new history of humanity (2021)
Wikipedia: David Graeber (1961-2020) en David Wengrow (1972)
Korte beschrijving
‘Het begin van alles’ biedt een nieuwe kijk op de menselijke geschiedenis en samenleving. Het gaat in tegen meer gangbare verhalen zoals opgeschreven door bijvoorbeeld Jared Diamond en Yuval Noah Harari, en laat zien dat ongelijkheid en discriminatie niet ingebakken hoeven te zitten in een complexe samenleving. Als we dit idee loslaten, kunnen we met meer inventiviteit en daadkracht onze huidige samenleving inrichten. Informatief en engagerend geschreven. Het boek zal met name geoefende lezers aanspreken. Met kaarten. David Graeber (New York, 1961 - Venetië, 2020) was een wereldberoemde Amerikaans-Britse schrijver, academisch docent, antropoloog en vakbondsbestuurder. Zijn werk werd in meer dan vijftien landen uitgegeven.
Tekst op website Nederlandse uitgever
The Dawn of Everything is het langverwachte boek van David Graeber en David Wengrow. Sinds jaar en dag worden onze vroege voorouders afgeschilderd als primitief en kinderlijk – soms als vrije en gelijke mensen, soms als oorlogzuchtige barbaren. Beschaving, zo gaat het verhaal, is niet meer dan het opgeven van de oorspronkelijke vrijheden of, in het andere geval, het temmen van onze oerinstincten. David Graeber en David Wengrow tonen aan dat deze theorieën voor het eerst opkwamen in de achttiende eeuw als reactie op niet-Westerse kritieken op de Europese samenleving, én waarom die theorieën niet kloppen. Daarmee zetten zij bestaande ideeën van de menselijke geschiedenis op zijn kop, onder andere over het ontstaan van landbouw, de opkomst van bezit, steden, democratie, slavernij en de 'beschaafde wereld'. De auteurs baseren zich op baanbrekend archeologisch en antropologisch onderzoek en laten daarmee zien dat, door echt naar het feitelijke bewijs te kijken, de geschiedenis een veel interessanter verhaal vertelt. Gesteld dat de mens niet het overgrote deel van haar evolutionaire verleden in kleine groepen als jagers-verzamelaars leefde, hoe leefden zij dan wél? En gesteld dat landbouw en verstedelijking niet zorgden voor hiërarchieën en machtsstructuren, welke sociaal-economische factoren zorgden daar dan wél voor? De antwoorden zijn vaak onverwacht en suggereren dat de geschiedenis minder in steen gebeiteld is dan we vaak denken – de toekomst vol van alternatieven die we ons tot nu toe zelden voorstelden. The Dawn of Everything verandert fundamenteel ons begrip van het menselijk verleden en biedt aanknopingspunten om nieuwe vormen van vrijheid, nieuwe vormen van maatschappelijke organisatie voor te stellen. Een monumentaal boek, een grootse intellectuele inspanning, geschreven vanuit nieuwsgierigheid en moraliteit, en vertrouwen in de kracht van directe actie. 'Fascinating, thought-provoking, groundbreaking. A book that will generate debate for years to come' – Rutger Bregman 'The Dawn of Everything is also the radical revision of everything, liberating us from the familiar stories about humanity's past that are too often deployed to impose limitations on how we imagine humanity's future' – Rebecca Solnit 'This is not a book. This is an intellectual feast' – Nassim Nicholas Taleb
Tekst op website uitgever
A trailblazing account of human history, challenging our most fundamental assumptions about social evolution—from the development of agriculture and cities to the emergence of "the state," political violence, and social inequality—and revealing new possibilities for human emancipation.
For generations, our remote ancestors have been cast as primitive and childlike—either free and equal innocents, or thuggish and warlike. Civilization, we are told, could be achieved only by sacrificing those original freedoms or, alternatively, by taming our baser instincts. David Graeber and David Wengrow show how such theories first emerged in the eighteenth century as a conservative reaction to powerful critiques of European society posed by Indigenous observers and intellectuals. Revisiting this encounter has startling implications for how we make sense of human history today, including the origins of farming, property, cities, democracy, slavery, and civilization itself.
Drawing on pathbreaking research in archaeology and anthropology, the authors show how history becomes a far more interesting place once we learn to throw off our conceptual shackles and perceive what’s really there. If humans did not spend 95 percent of their evolutionary past in tiny bands of hunter-gatherers, what were they doing all that time? If agriculture, and cities, did not mean a plunge into hierarchy and domination, then what kinds of social and economic organization did they lead to? The answers are often unexpected, and suggest that the course of human history may be less set in stone, and more full of playful, hopeful possibilities, than we tend to assume.
The Dawn of Everything fundamentally transforms our understanding of the human past and offers a path toward imagining new forms of freedom, new ways of organizing society. This is a monumental book of formidable intellectual range, animated by curiosity, moral vision, and a faith in the power of direct action.
Fragment uit 2. Goddeloze vrijheid - de inheemse kritiek en de mythe van de vooruitgang
Jean-Jacques Rousseau heeft ons een verhaal nagelaten over het ontstaan van de maatschappelijke ongelijkheid dat tot op de dag van vandaag, in eindeloze variates, nog steeds verteld en naverteld wordt. Het is het verhaal van de oorspronkelijke onschuld van de mensheid en ons ongewilde vertrek uit een toestand van ongerept eenvoud, waarna we begonnen aan een technologische ontdekkingsreis die uiteindelijk onafwendbaar zowel tot onze 'complexiteit' zou leiden als ons tot slaven zou maken. Hoe is dit ambivalente beschavingsverhaal ontstaan?
Intellectuele historici hebben de 'Grote Mannen'-theorie van de geschiedenis nooit echt losgelaten. Ze schrijven vaak alsof alle belangrijke ideeën in een bepaalde tijd terug te voeren zijn op het een of andere buitengewone individu - of het nu Plato, Confucius, Adam Smith of Karl Marx is - in plaats van de geschriften van dergelijke auteurs te beschouwen als bijzonder briljante interventies in debatten die al gaande waren in herbergen, tijdens etentjes of in parken (of, nu we het er toch over hebben, in collegezalen), en die anders misschien nooit op schrift gesteld wouden zijn. Het is net zoiets als doen alsof William Shakespeare de Engelse taal heeft uitgevonden. In werkelijkheid blijken veel van Shakespeares briljante zinswendingen alledaagse uitdrukkingen uit zijn tijd te zijn geweest, die elke elizabethaanse Engelsman of Engelse in een ongedwongen gesprek waarschijnlijk wel gebruikte, en waarvan de bedenkers even obscuur blijven als die van de zogenaamde knock-knock grappen* - en die als Shakespeare er niet was geweest, waarschijnlijk allang vergeten zouden zijn.
Dit alles geldt ook voor Rousseau. Historici schrijven soms alsof Rousseau met zijn Vertoog over de ongelijkheid uit 1755 persoonlijk het startschot heeft gegeven voor het debat over maatschappelijke ongelijkheid. In werkelijkheid schreef hij deze tekst als inzending voor ene prijsvraag voor het beste essay over dit onderwerp. (pagina 37-38)
* Doorgaans nogal melige woordgrapjes die altijd beginnen met 'Knock, knock, who's there?', en waarvan er twee in MacBeth voorkomen.
Lees ook: Schuld : de eerste 5000 jaar (uit 2012) en Bullshit jobs : over zinloos werk, waarom het toeneemt en hoe we het kunnen bestrijden (uit 2018)
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen