Thomas Rap 2020, 317 pagina's - € 22,99
Universiteit Leiden: Peter Bos (1983)
Korte beschrijving
Afhankelijkheid van anderen is een fundamenteel menselijke eigenschap, zorgzaamheid is onze natuur. Dit is de boodschap die Peter Bos ons in dit boek wil meegeven. De auteur werkt als universitair hoofddocent neuro-endocrinologie. Dat klinkt saaier dan het is. Hij houdt zich bezig met hormonen en andere stofjes in ons lichaam die ons gedrag in relatie tot anderen bepalen. Hoe beïnvloeden stofjes als oxytocine (“knuffelhormoon”), dopamine en testosteron ons gedrag? Zijn de verschillen tussen man en vrouw bij de zorg voor kinderen wel zo groot? En hoe komen die verschillen tot stand? Wat is de rol van omgevingsfactoren en wat van biologische factoren? Hij heeft het over alfamannetjes, noaberschop, compassie, inclusiviteit en acceptatie. Bos schrijft mild humoristisch en zelf relativerend. Hij lardeert zijn betoog met aansprekende voorbeelden, deels uit zijn privéleven. Met uitgebreide literatuurverwijzingen. Een up-to-date boek tot en met Corona. Bos weet complexe zaken over de biologie van menselijke interacties boeiend en goed leesbaar te verwoorden.
Tekst op website uitgever
Welke rol spelen hormonen in de relatie tussen ouders en kinderen, tussen geliefden en in de verhoudingen op de werkvloer? Wat is daarbij de rol van onze hormoonhuishouding? Wat doen die hormonen met ons brein? Wat zijn de gevolgen voor ons biologische systeem wanneer relaties verstoord raken? En misschien wel de belangrijkste vraag: wat zegt dit alles over ons, mensen? Relaties zijn voor mensen een biologische noodzaak. En in tijden van crisis neemt die noodzaak alleen maar toe. Al vroeg in de ontstaansgeschiedenis van de mens waren hormonen betrokken bij de omgang en het gevoel van verbondenheid met onze medemensen. In Verbonden legt wetenschapper Peter Bos uit hoe dat precies werkt. Ons hormonale systeem, het resultaat van miljoenen jaren evolutie, maakt deze verbondenheid mogelijk, en dat is iets om te koesteren.
Fragment uit 4. De chemie tussen ons
Oxytocine, vredespeptide?
Tien jaar geleden kende niemand de naam oxytocine, maar tegenwoordig komt deze regelmatig voorbij in de media. Waar oxytocine die populariteit aan dankt wordt zo duidelijk, eerst uitleg waarom oxytocine strikt genomen geen hormoon is. Oxytocine bestaat uit een relatief klein aantal aminozuren en zo'n stof noemen we een peptide. Daarbij wordt oxytocine, in tegenstelling tot de meeste hormonen, grotendeels aangemaakt in het brein en komt het daarvandaan in de bloedbaan terecht. Om die reden is oxytocine officieel een neuropeptide. Voor het gemak hanteer ik toch de term 'hormoon', het gemopper van enkele collega's voor lief nemend. De aanmaak van oxytocine is dus een ander proces dan van bijvoorbeeld testosteron, dat in het lichaam wordt aangemaakt. Dat onderscheid kan grote gevolgen hebben, omdat niet alle stoffen zomaar van je brein naar je lichaam kunnen, of omgekeerd. Om ongewenste stoffen buiten je brein te houden, is tussen het centrale zenuwstelsel (dat bestaat uit het ruggenmerg en het brein) en de rest van ons lichaam een stevige barrière gebouwd. Deze barrière heet de bloed-breinbarrière en houdt niet alleen schadelijke stoffen tegen, maar ook veel lichaamseigen stoffen. Alleen kleine, in vet oplossende moleculen kunnen door de barrière heen. Geslachtshormonen zoals estradiol en testosteron zijn dat wel, maar oxytocine niet. De haarkloverij over terminologie is dus niet voor niets. Het feit dat sommige stoffen die aangemaakt worden in je brein niet zomaar in de rest van je lichaam terecht kunnen komen, en vice versa, heeft gevolgen voor het onderzoek naar de effecten van hormonen op het brein. Want daarvoor zul je die hormonen eerst in de hersenen moeten krijgen. En dat is lastig met stoffen die niet door de bloed-breinbarrière heen kunnen, zoals oxytocine. Grappig genoeg publiceerde een groep economen uit Zwitserland in 2005 een artikel over een studie waarmee de oplossing gevonden leek te zijn, namelijk door middel van neusspray. Uit deze studie bleek dat wanneer mensen via een neusspray oxytocine kregen toegediend ze meer vertrouwen hadden in hun medemens, ze bijvoorbeeld makkelijker zeiden hun geld aan iemand te lenen, of over te dragen aan een tussenpersoon. Ook als ze niet wisten of ze dit geld ooit terug zouden krijgen. Mensen die een placebo kregen waren daar terughoudender in.
Doordat het geven van een neusspray eenvoudig is, hebben veel onderzoekers zich met groot enthousiasme op oxytocine gestort en zijn in de afgelopen tien jaar honderden studies gedaan met behulp van deze methode. Al deelde niet iedereen dit enthousiasme, omdat er twijfels zijn over of de methode klopt. We weten immers dat oxytocine niet zomaar door de bloed-breinbarrière kan, dus hoe komt het via neusspray in je hersenen terecht? In de woorden van een gerespecteerde oude professor die ik ooit sprak op een congres was al dit onderzoek 'bullshit'.
Ondanks de discussie onder wetenschappers kreeg oxytocine in de media veel aandacht. Al snel werd de stof omschreven als liefdeshormoon, dat zou zorgen voor vrede op aarde en hat goede van de mensheid veroorzaakt had. Met een beetje meer oxytocine losten we alle problemen op, was het idee. Dat populaire media graag kort door de bocht gaan weten we, maar ook verscheidenen academici praten over oxytocine als een 'monogamie-drug', 'knuffel-hormoon', of zelfs over de volkomen misplaatste hyperbool 'moraal-molecuul'. Kortom, we hebben een neuropeptide waarvan de een roept dat al het onderzoek onzin is, terwijl de ander alle wereldproblemen ermee denkt op te lossen. Hoog tijd voor een antwoord op de vraag: wat doet oxytocine nu echt? (pagina 114-116)
Grote vragen (VPRO, oktober 2020)
Universiteit van Nederland: Waarom gedragen verliefde mensen zich zo raar? (oktober 2016)
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen