Boom 2020, 126 pagina's - €17,50
Korte beschrijving
Het was in 2015 dat de Ambassade van de Noordzee werd opgericht als opvolger van het door de filosoof Bruno Latour gevormde Parlement der Dingen. In zijn filosofische noties gaat hij in op de verhouding tussen mens en niet-mens (dier, natuur, dingen). In een interview met hem beschrijft hij de mogelijke politieke gevolgen als dieren en dingen een stem zouden krijgen en de rechten van de mens gedeeld zouden moeten worden met dieren, planten en dingen. In de komende jaren richt de Ambassade zich op de zee, om uiteindelijk namens de zee over diens belangen te kunnen onderhandelen. De Ambassade van de Noordzee vroeg drie auteurs te onderzoeken hoe de Noordzee over zichzelf zou kunnen beschikken. Na het interview met Latour volgen hun bijdragen. Evanne Nowak onderzoekt ideeënapathie en klimaatverandering. Eva Meijer houdt een pleidooi voor vloeibaar denken en schrijft filosofische columns. Laura Burgers onderzoekt de rechten van de natuur. Tot slot is er een gedicht van Tsead Bruinja en een vooruitblik door de Ambassade van de Noordzee. Geschikt voor volwassenen met belangstelling voor de verhouding tussen mens en niet-mens en het belang van dieren en natuur..
Een boek dat het beste uit de filosofie, de literatuur en het recht bij elkaar brengt om de Noordzee een eigen stem te geven. In het antropoceen zijn mensen, planten, dieren en dingen onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit vraagt om nieuwe vormen van vertegenwoordiging in politiek, recht, ethiek en taal. In opdracht van de Ambassade van de Noordzee onderzoeken de auteurs vanuit het idee van filosoof Bruno Latour om dieren en dingen een stem te geven, hoe de Noordzee over zichzelf zou kunnen beschikken.
Fragment uit Waarom we moeten leren rouwen om ecologische ontwrichting - op zoek naar een nieuwe gevoeligheid voor een nieuwe tijd (Evanne Nowak)
We leven in een onhoudbaar heden. Van COVID-10 tot stikstof en van plastic soep tot te hete zomers. Business as usual gaat niet meer. De grenzen van onze groei komen in zicht en de toekomst wordt overschaduwd door klimaatverandering en ecologische ontwrichting. Terwijl de overheid al sussend de grenzen probeert op te rekken, actie uitstelt en de mazen in de wet zoekt, knalt het publieke debat van emotie uit elkaar: van het woedende verzet van de bouwers en de boeren, tot het diep verontwaardigde 'how dare you!' van de Zweedse klimaatactiviste Greta Thunberg en de honderdduizenden spijbelende scholieren die haar wereldwijd volgen.
Misschien is het onderliggende sentiment van deze vaak tegenstrijdige protesten wel hetzelfde. De ecologische ontwrichting en onze respons daarop gaan ten dienste over alles wat we verliezen. Over wat ons ontglipt, wat we moeten loslaten, opgeven, wat ons wordt ontnomen, opgeofferd en verwoest. Greta verliest haar kindertijd, haar dromen en vertrouwen in de toekomst; de bouwers hun baan; de boeren hun boer-zijn, hun land, hun identiteit. En terwijl we vol zijn van ons eigen verlies, raken honderdduizenden mensen over de hele wereld ontheemd door natuurgeweld en verliezen we onontkoombaar een onbevattelijke hoeveelheid soorten dieren, planten, landschappen en ecosystemen. We verliezen een tijdperk: het holoceen, waarin we op een stabiele aarde dachten te wonen, waar de natuur niet meer was dan de statische, veilige achtergrond van ons leven.
De bewustwording van de ernst van de ecologische ontwrichting kan een uiterst verwarrende, oncomfortabele, emotionele en zelfs existentiële opgave zijn. Onderzoeken laten zien dat het aantal mensen met zorgen over klimaatverandering en biodiversiteitsverlies sterk toeneemt. Bijna driekwart van de Nederlanders is bezorgd over de verandering van het klimaat. Nieuwe begrippen duiken op: van klimaatdepressie tot eco-anxiety.
Deze ervaring van ecologische ontwrichting krijgt echter nauwelijks plek in ons denken en spreken. Het klimaatdebat gaat doorgaans over feiten of over handelen, niet over de gevoelens en verwarring die het oproept. Kennis of oplossingen staan centraal, het liefst met een optimistische ondertoon. We slingeren heen en weer tussen ontkenning, ontreddering en een alarmerende roep tot handelen. Het is in mijn ogen een verkrampt debat, zonder adempauze, waarin een groot taboe lijkt te bestaan: de realisatie dat we in een tijdperk van uitsterven zijn aanbeland. Zo gaat het in het publieke debat zelden over het besef dat we uiterst kwetsbaar zijn, dat we ons midden in een extinctiegolf bevinden waarin alle samenhang van leven op het spel staat. Zelden gaat het over hoe we collectief grip verliezen, hoe alle vanzelfsprekende ideeën over ons mens-zijn, de wereld en de toekomst worden weggevaagd, en wat dit met ons doet.
Volgens de Amerikaanse essayiste Kim Stanley Robinson kent elk tijdperk zijn eigen gevoelsstructuur: een manier van collectief de wereld beleven, een manier waarop emoties collectief betekenis krijgen binnen een cultuur. Ze stelt dat ons collectieve gevoelsleven decennia achterloopt - alsof we nog in het optimisme van de jaren negentig van de twintigste eeuw leven. Alsof we ons niet realiseren dat we in het antropoceen zijn aanbeland, en we de aarde onherroepelijk ontwrichten. We zijn verlamd: we leven in een wereld zonder haar te voelen. Hoe kunnen we een nieuwe gevoeligheid ontwikkelen, hierover leren spreken en hoe kunnen we elkaar verstaan in deze pijn? (pagina 21-23)
Lees vooral ook: De soldaat was een dolfijn : over politieke dieren van Eva Meijer (uit 2017), De universele rechten van de plant van Stefano Mancuso (uit 2020) en/of Het parlement van de dingen : over Gaia en de representatie van niet-mensen van Bruno Latour (uit 2020)
Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen