dinsdag 31 januari 2017

Bas Heijne 3


Staat van Nederland : een pleidooi
Prometheus 2017, 84 pagina's - € 8,--

Wikipedia: Bas Heijne (1960)

Korte beschrijving

Vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 lijkt Nederland in de war. Een grote groep mensen ziet ons land louter ten kwade veranderen. Schrijver/columnist Bas Heijne (1960), winnaar van de P.C. Hooft-prijs 2017, vraagt zich af waarom het toch in Nederland elke dag gaat over de grenzen van meningsuiting, over wat je wel of niet mag zeggen, en vrijwel nooit over het gebrek aan een echt publiek debat. Anders gezegd, we houden ons voornamelijk bezig met de vraag wie wij zijn, in plaats van gezamenlijk te debatteren over wie wij willen zijn. Aan de hand van voorbeelden en citaten weet Heijne, als objectief waarnemer, de onrust in Nederland te verklaren. Hij houdt ons daarbij niet alleen een spiegel voor, maar geeft ook aan dat er in de wereld nog nooit iets is veranderd zonder dat er een bewustzijnsverandering aan voorafging. Dit slechts tachtig pagina's tellende 'pleidooi' verscheen voor een deel eerder in NRC Handelsblad en eindigt met een (aangepast) interview dat journalist Frank van Zijl met Heijne had voor de Volkskrant. Voortreffelijk geschreven politieke beschouwing.



Fragment uit 19
Toen ik tijdens de afgelopen jaarwisseling een aanzet tot dit pleidooi in NRC Handelsblad publiceerde, was een van de opmerkingen die gemaakt werden of ik me niet vergist had: bedoelde ik niet 'dialoog' waar ik 'debat' schreef? Dialoog klinkt immers een stuk aangenamer, een stuk vriendelijker dan 'debat' - een begrip dat inmiddels hopeloos besmet lijkt door haat en hoon.
  Maar mijn insteek van dit pleidooi is nu juist dat het weinig zin heeft om het over het 'verbinden' te hebben, wanneer de tegenstellingen in de samenleving reëel en groot zijn. 'Dialoog' impliceert rust en een weloverwogen toon, maar het woord wordt te vaak gebruikt om echt verschil van inzicht en overtuiging weg te moffelen, te bedekken met de mantel van een liefde die meestal niet langer duurt dan de dialoog zelf. Een fijn gevoel is, lijkt me, niet genoeg.
  Mij lijkt het zinniger om de bestaande tegenstellingen juist helder te krijgen, in plaats van ze te bagatelliseren of weg te poetsen met wat mooie woorden van begrip en medemenselijkheid. Het is juist die bedekkende toon die tot zo veel opstandigheid heeft geleid.
  Het punt dat ik hier wil maken is dat in de incidentjes, werkelijk ideologische tegenstellingen schuilgaan, die niet louter of niet langer in zuiver economische termen te verklaren zijn - hoe groot de rol van het neoliberalisme, het geloof in de markt, daarbij ook is geweest.
  De oorzaken van de huidige tegenstellingen, de gevolgen van globalisering en immigratie, zijn, ook door mijzelf, nu wel genoeg in kaart gebracht. Suggereren dat die tegenstellingen weer verdwijnen met een oproep tot dialoog zou vals spel zijn. Zowel de oproepen tot een algehele verbroedering, tot 'verbinden', als de flirt met de wil van 'het volk' beroepen zich op de illusie van een eenheid die er niet is, en er niet zal zijn. En dat hoeft ook niet.
  De oude polariteiten, die van Verlichting en Contraverlichting, zijn tegenwoordig opnieuw ideologisch geladen en bepalen wat mij betreft het hedendaagse politieke debat, zij het meestal onuitgesproken. Maar hoewel die posities al eeuwenoud zijn, behoeven ze allebei herdefinitie. De Verlichting moet zijn eigen tekortkomingen onder ogen zien, de veronachtzaming van de behoefte aan samenhang en gemeenschap; en haar sentimentele blindheid voor onverdraagzame, onverlichte tendensen binnen sommige groepen die men als achtergesteld beschouwt. De Contraverlichting verzuimt in haar afkeer van de 'kosmopolieten' te vaak met een werkbaar idee van een samenleving te komen die nu eenmaal pluriform is en verknoopt met de rest van de wereld, en valt dan terug op roekeloze sentimenten zoals die door de aanhang werden geuit, in het Haagse café in maart 2014. Er is dan geen sprake meer van kritiek of debat, alleen van radicale afwijzing. En haat.

  Toen John Huizinga in 1935 zijn uiterst sombere In de schaduwen van morgen publiceerde, kreeg hij van zijn lezers een vraag en een verwijt.
  De vraag luidde: hoe kon hij, die een en al dreiging en verval schetste, zichzelf niettemin een optimist noemen? In het voorwoord bij een latere druk, toen de schaduwen die hij had beschreven al een stuk donkerder waren, schreef hij: 'Velen hebben mij gevraagd: ge ziet onze tijd en onze beschaving zó zwart, en ge noemt u zelf niettemin een optimist? - Ik antwoord: ja, dat doe ik. Optimist noem ik niet hem, die bij de dreigende tekenen van verval en bederf luchthartig uitroept: kom, het is zo erg niet! het komt alles wel op zijn pootjes terecht! Optimist noem ik hem, die, ook waar een weg tot beter nauwelijks zichtbaar is, toch de hoop niet laat varen.'
  Hoe zwart onze tijd is, vergeleken bij die van Huizinga, is niet duidelijk. Maar zijn definitie van optimist deel ik. Ook al ben ik ene optimist.
  Het verwijt van Huizinga, klinkt bekend. Huizinga zou wel een diagnose van zijn tijd hebben gegeven, maar geen 'oplossing'. Nederlanders zijn van oudsher eerder pragmatisch dan beschouwend, en na een betoog, zeker als het niet opwekkend is, verlangt men naar een praktische aanbeveling - hoe nu verder - om een eind te maken aan de problemen. Hoe ziet de toekomst eruit? En wat gaan we er aan doen? Hoe krijgen we het debat terug?
  Huizinga: 'Dat ik geen prognose vermocht te geven, heb ik zelf verklaard. Zich aan een therapie te wagen, waar het kwaad zo diep is ingevreten, zou nog vermeteler zijn geweest. Mogelijkheden van genezing aanduiden, dat was het stoutste, waartoe ik mij verheffen dorst.'
  Een beschouwer kan het publieke domein niet terugwinnen op een hopeloos identitair en ideologisch verdeelde samenleving, dat moet je zelf doen. Dit is geen pamflet, maar een pleidooi. Wil je je gehoord en gezien weten, dan zul je anderen moeten horen en zien. Weiger je dat, verlies je je in neerbuigendheid, radicale afwijzing of hedendaags puerilisme, dan is debat onmogelijk - en een debat onmogelijk - en een dialoog al helemaal.
  Het is aan eenieder om tussen alle polariteiten die ik hier beschreven heb zelf positie te kiezen. Maar het helpt al wanneer die posities duidelijk worden gemaakt, wanneer men laat zien waar men voor staat - in plaats van waar men tegen is.
  En dat de ander niet deugt, dat weten we nu wel. (pagina 62-67)

Opmerking
Bas Heijne neemt in dit pleidooi het begrip puerilisme van Johan Huizinga mee. Dat begrip lijkt verdacht veel op de stelling van filosofe Susan Neiman die in haar Waarom zou je volwassen worden? (uit 2014) betoogt dat veel volwassenen weigeren zich volwassen(er) te gedragen.


Lees ook: Kleine filosofie van de volmaakte mens (2015) of Onbehagen : nieuw licht op de beschaafde mens (2016)


Terug naar Overzicht alle titels

woensdag 25 januari 2017

Ruben Mersch 2

Waarom iedereen altijd gelijk heeft
De Bezige bij 2016, 271 pagina's - € 19,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Meer informatie over Ruben Mersch (1976)

Korte beschrijving
De auteur is filosoof en probeert met dit boek de lezer handvatten te geven om op een begripvolle manier om te gaan met verschillende zienswijzen betreffende een verscheidenheid aan onderwerpen. Aan de hand van vigerende sociofilosofische theorieën, experimenten en (hedendaagse) praktijkvoorbeelden toont hij dat een deel van ons perspectief wordt bepaald door onze genen. De omgeving waarin je opgroeit alsmede de mensen waarmee je optrekt, hebben invloed op de rest van je gedrag. Hoe kan het dat ethisch verantwoorde keuzes vaak genomen worden op basis van reciprociteit? Waarom gedraagt een persoon zich conform de sociale druk? En waarom bevoordelen we onze eigen groep boven een andere groep? Deze en vele andere wetenswaardigheden worden geanalyseerd in dit boek. Het toont aan dat wij als mens minder in controle zijn over onze handelingen en denkpatronen dan dat we in eerste instantie denken. Inclusief een lijst van aanbevolen literatuur en eindnoten.

Tekst op website uitgever
Of het nu gaat om de rol van de islam in de terroristische aanslagen, over de veiligheid van pesticiden, de huidskleur van het hulpje van Sinterklaas: waarom ontstaan er zo vaak twee kampen die er beiden van overtuigd zijn dat ze de wijsheid in pacht hebben? Waarom graven we ons zo graag in in de loopgraven van ons eigen gelijk? In Waarom iedereen altijd gelijk heeft probeert Ruben Mersch via het verband tussen kakkerlakken en ethiek, de laaghangende broeken van hiphoppers en het mysterie van de schone studentenkeuken deze vragen te beantwoorden. Daarbij verwijst hij gretig naar de nieuwste inzichten van psychologen, antropologen, biologen, filosofen en een achttiende-eeuwse predikant met een voorliefde voor biljart. Hij komt tot een ontnuchterende conclusie: niet onze ratio, maar wel onze emoties zijn heer en meester over ons denken.
Gelukkig, zo voegt Mersch eraan toe, zijn er manieren om dit tegen te gaan. Iets wat hij boeiend en met hilarische voorbeelden aan de lezer presenteert. Waarom iedereen altijd gelijk heeft is het ideale boek om meer inzicht te krijgen in de strapatsen van de menselijke geest.

Fragment uit het Intro
Als de anderen niet geloven wat jij gelooft, zijn er drie mogelijkheden. Ofwel zijn de anderen slecht geïnformeerd. Als ze alle relevante informatie hadden, zouden ze vanzelfsprekend inzien dat jij gelijk hebt. Ofwel hebben ze wel alle noodzakelijke kennis, maar zijn ze jammer genoeg te dom om deze te begrijpen. Of, de laatste mogelijkheid, ze zijn intelligent genoeg en hebben toegang tot de relevante informatie maar ze zijn van kwade wil. Het zijn slechte mensen die doelbewust de feiten verdraaien om hun gelijk te halen.
  Toen ik begon aan dit boek, was ik een aanhanger van de eerste optie. Als iedereen zou weten wat ik wist, zouden ze wel inzien dat ik gelijk had. En dus wilde ik, genuanceerd en onderbouwd, beschrijven wat we wel en wat we (nog) niet weten. Ik zou het kaf van het koren scheiden. (pagina 8)

  Dat boek heb ik nooit geschreven. Ik ben er wel aan begonnen. () Ik ben een profeet met een pen. Als ik een boek schrijf wil ik mensen overtuigen. En plots twijfelde ik of dat doel wel haalbaar was. (pagina 8-9)

() Toen ik dit boek begon te schrijven geloofde ik dat als mensen eenmaal de wetenschap achter bijvoorbeeld klimaatopwarming begrepen, ze zouden inzien dat we wel degelijk met een probleem zitten. Kennis leidt tot inzicht. Dat was ook de hypothese die Dan Kahan wilde testen. Leidt een betere kennis van wetenschap ook tot een hogere inschatting van het risico van een opwarmende aarde? Is het omdat mensen niets begrijpen van de wetenschap achter de klimaatopwarming dat ze niet in actie komen? (pagina 9)

() En dus was ik terug bij af. Mijn boek zou zijn doel niet bereiken. Mensen die het al met mij eens waren, zouden instemmend knikken. Mensen die er een ander standpunt op na hielden, zou ik niet overtuigen. Integendeel. Ze zouden enkel nog overtuigder raken van hun gelijk. Geen olie op de golven, maar olie op het vuur.
  Ook begon ik aan mezelf te twijfelen. Was ik zo verschillend van Kahans proefpersonen. Ik vind, net als ongeveer iedereen die op deze wereld ronddoolt, dat mijn standpunten gebouwd zijn op een stevig fundament. Maar is dat wel zo? Bestaat dat fundament in werkelijkheid niet uit mijn normen en waarden en is mijn kennis niet iets wat ik enkel gebruik om deze te verdedigen? (pagina 10-11)

En dus begon ik weer te lezen. Ik las artikelen van neurologen die mensen onder een scanner legden terwijl ze ethische dilemma's moesten oplossen. Boeken van antropologen die beschreven hoe stammen die nog nauwelijks contact hadden met onze westerse beschaving over moraal dachten. Ik las evolutionair biologen die probeerden na te gaan hoe onze moraal en ons altruïsme te verzoenen zijn met natuurlijke selectie, en sociologen die in kaart brachten hoe waarden en normen tussen culturen verschillen.

() Maar zelfs toen ik een beetje begon te begrijpen hoe onze moraliteit ontstaat, had ik nog maar een deel van de puzzel gelegd. Want hoe beïnvloeden die waarden en normen onze standpunten? (pagina 13)

() In werkelijkheid, zo ontdekte ik, zondigen we continu. We gooien in ons denken feiten en normen samen en halen de mixer erdoor. En eenmaal gemixt is het, net als bij soep, verdomd moeilijk om de verschillende ingrediënten nog van elkaar te scheiden. Vandaar dat tegenstanders in een debat vaak ieder in hun eigen werkelijkheid leven. Ieder heeft zijn eigen feiten die - wat had je gedacht - de perfecte onderbouwing van zijn standpunten vormen. Iedereen heeft altijd gelijk.
  Niet echt een bemoedigende conclusie. En dus ging ik op zoek naar oplossingen. (pagina 13-14)

Youtube: Ruben Mersch - Waarom iedereen altijd gelijk heeft (clipje voor het boek)



Lees ook:
Oogklepdenken : waarom we allemaal idioten zijn (uit 2012)


Terug naar Overzicht alle titels



maandag 23 januari 2017

Waar verzet jij je tegen?

Waar verzet jij je tegen? : 101 wetenschappers, ondernemers en kunstenaars geven antwoord
Maven 2017, 294 pagina's - € 19,50

Onder redactie van Mark Geels en Tim van Opijnen

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Korte beschrijving
Dit is de vierde editie van 'Nederland in ideeën', een jaarlijkse uitgave waarin telkens 101 bekende Nederlanders (wetenschapsbeoefenaars op velerlei gebied, artsen, filosofen, ondernemers en kunstenaars) antwoord geven op één vraag. In dit geval betreft het een vraag van Anton Corbijn: 'Waar verzet jij je tegen?' De antwoorden, elk op zich een mini-essay van twee of hooguit drie pagina's, lopen vanzelfsprekend zeer uiteen, van tunnelvisie tot tv-terreur, van geloof in pillen tot publicatiedruk. Aan het begin van elk essay wordt de auteur met enkele regels geïntroduceerd. Achterin een register op auteursnaam. Boeiend en uitermate leesbaar.

Tekst op website uitgever
Waar verzet jij je tegen? is de vierde editie in de succesvolle reeks Nederland in ideeën, waarin toonaangevende wetenschappers, ondernemers en kunstenaars antwoord geven op één vraag op het raakvlak van wetenschap en maatschappij. Dit jaar werd de vraag gesteld door Anton Corbijn: ‘Waar verzet jij je tegen?’

Waar we boos over zijn geeft ons energie en brengt ons in beweging. Of je nu dichter, entrepreneur of theoretisch fysicus bent: iedereen heeft te maken met ideeën, theorieën, methoden of processen waar hij zich niet bij neer wil leggen. Zo vindt Spinvis dat beeldspraak manipuleert en misleidt, wil Dick Swaab af van het taboe op hersenziekten, wil Linda Duits de vrouwelijke seksualiteit ontketenen (‘vinger de Verlichting’), maakt filmwetenschapper Peter Verstraten zich boos over ‘Forrest Gump’ en schrijft Asha ten Broeke over het leed achter de lulligheid.

Waar verzet jij je tegen? laat zien wat er volgens experts zou moeten veranderen in onze wereld. Maar het geeft ook inzicht in onze drijfveren, want John Lydon, de zanger van de Sex Pistols, zei het al: ‘Anger is an energy!’

Fragmenten uit het boek

Zelfgenoegzaamheid
Al enkele decennia leven we hier in de westerse wereld zonder oorlog, zonder rampzalige epidemieën en zonder natuurrampen. Onze materiële welstand is ongekend hoog, nooit in de geschiedenis van de mensheid leefden we zo lang in goede gezondheid.
  Dit privilege lijkt ons naar het hoofd te stijgen, we denken blijkbaar dat we het allemaal zelf zo prachtig geregeld hebben. In een soort doorgeschoten meritocratische logica beschouwen we onze welvaart als onze eigen prestatie, als vrucht van onze superieure ontwikkeling, van onze uitmuntende beschaving.
  Deze narcistische redenering treft ook de individuele mens die zwelgt in hoogmoedige ikkigheid: ik heb mijn leven goed voor mekaar, mijn levensbedrijfje draait keurig en wel, mijn prestaties worden terecht beloond met succes en geluk.
  Deze illusie van zelfverwezenlijking gaat helemaal voorbij aan de noodlottigheid van het bestaan. Veel van ons geluk valt ons te beurt door toeval, door chance. Waar men geboren wordt, in welke tijd, in een liefhebbend of een gedepriveerd milieu, met meer of minder talenten en beperkingen, de kansen die men krijgt; heel veel zaken in het leven zijn een samenloop van factoren waar we geen enkele hand in hebben.
  De secularisering van onze wereld en de zogenaamde bevrijding van een goddelijke voorzienigheid heeft ons blijkbaar tot kleine zelfgenoegzame godjes gemaakt. Wij zijn wezens die de onbenulligheid van het bestaan niet verdragen. In die dreigende zinloosheid van het leven zwelgt ons ego tot potsierlijke blaaskakerij. We zwelgen in ons succes en vergeten de onvermijdelijke toevalligheid van ons zijn.
  Dit overtrokken zelfbeeld blijkt echter zeer kwetsbaar. Zodra het succes taant, het lot ons minder fortuinlijk toekomt, de onvermijdelijke verdrietigheden van het mens-zijn binnendringen, dan barst het zwellichaam, het loopt leeg, het schrompelt tot een ontroostbaar hoopje ellende. De erectiele mechanismen blijken niet goed bestand te zijn tegen de beslommeringen van de levensloop. Zo wordt de grootste bedreiging voor onze cultuur de ledigheid, de vernietsing van het verlangen.
  Laten we dus bescheiden zijn, zelfbewust nederig, dankbaar voor het ons toebedeeld elot, samenhorig in moeilijkheden. Laten we een engagement opnemen voor een zinvol bestaan, wetende dat onze bijdrage klein en toch wezenlijk is. (pagina 159-160)

Dirk De Wachter, psychiater; psychotherapeut; hoofddocent KU Leuven; auteur van Borderline times , Liefde en De Wereld van De Wachter

Gedachteloosheid
De uitdrukking ‘gedachteloosheid’ komt van Hannah Arendt, die het toepaste op het totalitarisme: een ideologie neemt over en veegt kritische reflectie weg. Mensen denken niet langer, ze voeren uit, flexibel en efficiënt, en worden daardoor onmensen. In haar vroege werk heeft Arendt het over het radicale kwaad, veel later schrijft ze over de banaliteit van het kwaad, en dat is heus geen tegenspraak. Wanneer het kwaad alledaags wordt, krijgt het een radicaal karakter. Ook wij zijn gedachteloos, ook wij houden een systeem in stand waarvan we zouden moeten weten dat het niet alleen immoreel is, maar bovendien neerkomt op zelfmoord, zowel economisch als ecologisch.
  Tijdens een lezing in de Gentse Minardschouwburg op 4 februari 2016 zei historicus-filosoof Philipp Blom dat wij (de EU-Europeanen) weigeren na te denken over de toekomst, zelfs de onmiddellijke (die van onze kinderen), omdat we die maar al te goed kennen, we willen enkel het heden behouden zoals het is. Ten koste van andermans kinderen én straks ook ten koste van de onze. Dat nadenken is nochtans dringend nodig, want het ‘mene, mene tekel’ aan de wand is duidelijk leesbaar. De sociaaleconomische ongelijkheid blijft stijgen (een ‘recordniveau’ volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)), wetenschappelijk gezien bestaat er geen twijfel over de negatieve gevolgen daarvan voor zo ongeveer iedereen (de studies van Wilkinson en Pickett zijn nog altijd te weinig bekend). Structureel ingrijpen is nodig én mogelijk.
  In plaats van dat noodzakelijke nadenken zie ik vooral een verlammende angst, waardoor mensen steeds meer gaan kiezen voor rechtse politici. Ooit stond rechts voor voorzichtig en conservatief, tegenwoordig staat het voor een versmelting van kapitaal en overheid. ‘Links’ is het nieuwe scheldwoord. De huidige machthebbers (zij zijn reeds lang geen gezagsdragers meer) maken gretig gebruik van die angst door de aandacht te richten op externe vijanden: de vluchtelingen, het terrorisme, de dreiging die uitgaat van de islam. We zijn vergeten dat er tussen 1985 en 2001 méér terreurslachtoffers vielen in West-Europa dan tussen 2001 en 2016, net zoals we vergeten zijn dat er in diezelfde periode méér vluchtelingen arriveerden (uit de Balkan) dan vandaag.
  De psychoanalyticus in mij is zeer gevoelig voor betekenis verschuivingen. Als het over bedrijven gaat, dan heten belastingen ‘overheidsbeslag’ en fiscale gunstmaatregelen voor multinationals ‘rulings’; besparingen worden verkocht als ‘herstructurering’, ‘privatiseren’ is een eufemisme voor diefstal van gemeenschappelijk goed. Een paar jaar geleden vonden wij, verlichte Europeanen, die Amerikanen toch zo stom, toen ze massaal stemden tégen een invoering van een zelfs minimale ziekteverzekering. Vandaag stemt een meerderheid bij ons voor de afbouw van onze politieke en sociale verworvenheden.
  We hebben eeuwenlang moeten strijden om kerk en staat te scheiden, tegenwoordig zitten we opgescheept met een monsterverbond tussen kapitaal en staat. We hebben een nieuwe verlichting nodig, met een liberaal project dat ons bevrijdt van een economische dwingelandij die honderd keer erger is dan de religieuze of ideologische machten van weleer. Het adjectief ‘vrij’ in de uitdrukking ‘vrijemarktideologie’ is zonder twijfel de grootste leugen van deze tijd (het enige wat werkelijk vrij circuleert, is kapitaal), en in plaats van economie zou er beter ‘religie’ kunnen staan.
  De nieuwe religie heeft werk tot het hoogste ideaal verheven; niet werken is een doodzonde benoemd als profitariaat. Schaamte voor te weinig succes is het nieuwe schuldgevoel, waarbij op de achtergrond de angst speelt dat iemand anders onze job zal inpikken (er is altijd wel iemand die jonger en goedkoper is). De zondagsrust, een euvel van de vorige religie, schaffen we af (‘Hoe is ‘t? Druk-druk-druk!”), zelfs voor seks zijn we te vermoeid. Flexibiliteit is de boodschap, beter geburnt-out, moedig gevallen op het veld van eer, dan uitgescholden voor profiteur. Wie uit de boot valt, wordt gedisciplineerd via een opdeling in kwantificeerbare categorieën (werklozen, langdurig zieken, 55-plussers, vluchtelingen). Daardoor verliezen ze hun menselijke aard en kunnen ze als groep aangepakt worden door De Welwillenden, in naam van de macht. Als de treinen maar op tijd rijden, dan is alles in orde. Welteverstaan: metaforisch gesproken, want de privatisering van het openbaar vervoer geeft zo haar eigen invulling aan ‘flexibiliteit’.
  Verzet tegen deze nieuwe religie is zeer moeilijk omdat zij zich voordoet als De Realiteit (‘Er is geen alternatief’) die zij zelf oplegt. Nadenken over deze werkelijkheid is de sociaaleconomische uitdaging van onze tijd, naast die andere olifant in de kamer, de klimaatverandering. (pagina 161-163)

Paul Verhaeghe, hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse, Universiteit Gent; auteur van onder andere Liefde in tijden van eenzaamheid, Autoriteit, Identiteit en Het einde van de psychotherapie.

Paul Verhaeghe verwijst naar de roman De Welwillenden van Jonathan Littell (uit 2006) over een SS-officier die in de vernietigingskampen tijdens WWII nauwgezet zijn werk deed


Terug naar Overzicht alle titels




 


zondag 15 januari 2017

Kwame Anthony Appiah

De erecode : hoe morele revoluties plaatsvinden
Boom 2016, 264 pagina's - € 24,90

Oorspronkelijke titel: The Honor Code: How Moral Revolutions Happen (2010)

Wikipedia: Kwame Anthony Appiah (1954)

Korte beschrijving
De Brits-Ghanese ethicus en filosoof Kwame Anthony Appiah is een van de belangrijkste hedendaagse denkers. Hij schrijft veel over kolonialisme, ras en identiteit. In 'De erecode' analyseert hij hoe zich in betrekkelijk korte tijd revoluties kunnen voordoen in ons denken over morele kwesties. Hij gebruikt drie voorbeelden uit de geschiedenis. In de negentiende eeuw kwam een eind aan de eeuwenoude gewoonte van het duelleren tussen Britse gentlemen. Begin twintigste eeuw stierf in China het gebruik van voetbinden bij vrouwen uit. In de negentiende eeuw werd in Groot-Brittannië de slavernij afgeschaft. Het duel in Groot-Brittannië verdween onder invloed van de massapers en de opkomst van de middenklasse. Het voetbinden verdween doordat gevreesd werd voor de naam van China in de wereld. De slavernij paste niet bij het Britse zelfbeeld van 'christelijke natie'. Appiah probeert aan te tonen dat eergevoel in deze casussen een grote rol speelde. Het is een sterke, nog vaak onderschatte emotie (zie de praktijken van eerwraak in Pakistan) en kan een belangrijke factor zijn voor maatschappelijke verandering. Prikkelende these voor maatschappelijke discussie

Tekst op website uitgever
Kwame Anthony Appiah, de laureaat van de Spinozalens 2016, laat in dit baanbrekende werk glashelder zien welke rol het begrip 'eer' speelt bij sociale hervormingen. Appiah houdt op 24 november de Spinozalezing in de Rode Hoed.

‘Een revolutie is een plotselinge grote verandering. Daarom moet een morele revolutie gepaard gaan met een snelle verandering in moreel gedrag en niet alleen van morele gevoelens. Aan het einde van een morele revolutie, net zoals na een wetenschappelijke revolutie, hebben de dingen een nieuw aanzien. Als de mensen daarna terugkijken, vragen ze zich af: “Wat dachten we wel niet?”’

Kwame Anthony Appiah vraagt zich in De erecode af hoe morele revoluties tot stand komen. Hij laat zien dat gewoonten niet veranderen door rationele argumenten, maar eerder door verschuivende gevoelens van eer. Praktijken als slavernij en het afbinden van vrouwenvoeten waren tijdenlang de gewoonste zaak van de wereld, maar wekken van het ene op het andere moment schaamte op. Ze zijn niet langer eervol. Willen wij dus iets veranderen in de wereld dan moeten we ons richten op precies die gevoelens van eer.

Kwame Anthony Appiah (1954) is een Brits-Ghanese filosoof en hoogleraar filosofie aan NY University. Appiah is de laureaat van de Spinozalens 2016.

Fragment uit (het) Voorwoord
Dit boek is voortgekomen uit een simpele vraag: wat kunnen we van het onderzoek naar morele revoluties leren over moraliteit? Historici en filosofen hebben zeer veel over natuurwetenschap ontdekt door het bestuderen van wetenschappelijke revoluties, en dat bracht me ertoe die 'simpele' vraag te stellen. Thomas Kuhn en Paul Feyerabend hebben bijvoorbeeld fascinerende conclusies getrokken uit het onderzoek naar de wetenschappelijke revoluties in de zeventiende eeuw - die Galilei, Copernicus en Newton voortbracht - alsmede uit de studie van de meer recente revoluties die ons de verbijsterende theorie van de kwantummechanica schonk.

 De ontwikkeling van de natuurwetenschap heeft een gigantische explosie van technologie teweeggebracht. Het motief voor het natuurwetenschappelijke bedrijf is echter niet het veranderen van de wereld, maar het begrijpen ervan. Moraliteit daarentegen is uiteindelijk praktisch, zoals Immanuel Kant stelde: wat we denken en voelen heeft weliswaar vaak ene moreel aspect, maar de kern van de moralisatie betreft ons handleen. Een revolutie in een plotselinge grote verandering, en dus moet een morele revolutie gepaard gaan met een snelle verandering in morele gedrag, en niet alleen van morele gevoelens. Aan het einde van een morele revolutie, net zoals na een wetenschappelijke revolutie, hebben de dingen ene nieuw aanzien. Als de mensen daarna terugkijken, en dat geldt zelfs al voor de volgende generatie, vragen ze zich af: 'Wat dachten ze wel niet? Hoe konden ze al die jaren toch zo doen?' (pagina 9)

Lees verder o.a. De soldaat was een dolfijn : over politieke dieren van Eva Meijer als voorbeeld van zo'n moreel dilemma. Of Filosofie voor een betere wereld van Floris van den Berg (2009)

Terug naar Overzicht alle titels

woensdag 11 januari 2017

Eva Rovers


Ik kom in opstand, dus wij zijn : Nieuw Licht op verzet
Ambo/Anthos 2017, 85 pagina's -  € 10,--

Wikipedia: Eva Rovers (1978) en website

Korte beschrijving
Dit is het vierde deel in de filosofische reeks 'Nieuw licht', bedacht door Frank Meester en Coen Simon. Deze filosofen vragen een Nederlandse auteur aan de hand van een klassieke tekst nieuw licht te laten schijnen op een thema. Eva Rovers werd gevraagd na te denken over het thema 'verzet' en de mogelijk actuele betekenis van Albert Camus' essay 'De mens in opstand' (1951). De vraag is: biedt onze gedigitaliseerde cultuur nog wel de mogelijkheid tot verzet tegen de bestaande orde? Rovers biedt geen sociologische analyse voor het mislukken van de 'Twitterrevoluties' in haar essay. Ze draagt de Amerikaanse burgerrechtenbeweging aan als voorbeeld van hoe het wel moet en houdt de Facebookgeneratie voor dat die zich beter moet leren organiseren, actief moet worden buiten de 'comfortzone' van tekstjes tikken op laptop of mobiel en moet leren meningsverschillen opzij te zetten voor een duidelijk doel. Rovers heeft weinig hoop – zoals Camus wél had – dat kunstenaars nog het goede voorbeeld kunnen geven als gevolg van de 'Disneyficatie' van onze cultuur en de commerciële exploitatie van kunst. Misschien voor jongeren interessant maar Rovers blijft binnen gebaande paden en voluntaristisch: als rebellen beseffen hoe het moet en iets echt willen bereiken, kan verzet slagen. Pocketeditie.

Tekst op website uitgever
In de pamflettenreeks Nieuw Licht van uitgeverij Ambo Anthos wordt nieuw licht wordt geworpen op klassieke filosofische teksten.
In januari verschijnt Ik kom in opstand, dus wij zijn. Nieuw Licht op verzet, een bevlogen essay waarin Eva Rovers zich afvraagt wat er nog over is van ‘de opstandige mens’, waarover Albert Camus schreef in De mens in opstand (1951). Sociale media kunnen weliswaar massa's op de been brengen, maar biedt de gedigitaliseerde cultuur wel echt de mogelijkheid tot verzet tegen de bestaande orde?

Op 11 januari gaat Eva Rovers in debat over haar pamflet met kunstenaar Tinkebell en cultuurfilosoof Maarten Doorman. De Rode Hoed, 20:00 uur.

Voorpublicatie: De opstandige mens is helemaal niet gebaat bij Facebook (NRC, zaterdag 6 januari 2017)


Fragment uit Het klaarlichte denken

De reden waarom Camus zo'n uitgebreid hoofdstuk aan kunst wijdt is dat kunst volgens hem uit dezelfde impuls voortkomt als opstand. Als voorbeeld noemt hij onder meer de roman: de romanschrijver verzet zich tegen de ondoorgrondelijkheid en willekeur van het leven door zelf een wereld te scheppen. Die wereld is per definitie afgebakend, omdat een roman net als ieder ander kunstwerk nooit alomvattend kan zijn. De roman biedt een arena waarbinnen een enkel facet van het leven wordt uitgelicht. Juist omdat die arena grenzen heeft en dus niet zo versnipperd en willekeurig is als de werkelijkheid, wordt het mogelijk dat ene aspect te onderzoeken en beter te leren begrijpen. Een roman is volgens Camus dan ook geen vlucht uit de werkelijkheid, maar een confrontatie daarmee - juist omdat hij de werkelijkheid herschept.
  Dat dit mechanisme ook ten grondslag ligt aan hedendaagse romans laat bijvoorbeeld het oeuvre van Michel Houellebecq zien, met name zijn meest recente roman Onderworpen. Hij gebruikt de in Europa heersende angsten ten aanzien van de islam, combineert deze met observaties over de materialistische westerse mentaliteit en herschept daarmee de wereld. Binnen de arena van Onderworpen bouwt hij de westerse maatschappij opnieuw op; hij geeft Frankrijk een islamitische president en beschrijft hoe eenvoudig westerlingen zich aan een geloof onderworpen als hun materiële behoeften maar bevredigd worden. Het boek werd door velen gezien als een anti-islamitisch boek, terwijl toch vooral de West-Europeaan er bekaaid vanaf komt. Houellebecq probeert de westerse mentaliteit te doorgronden en het ongemak in de huidige tijd aan te wijzen door het gebruikelijke narratief te doorbreken: de islam bedreigt de westerse verworvenheden niet, dat doet de westerling zelf. Door waarden om te draaien en het perspectief te veranderen dwingt hij zijn lezers om uit denkbare denkkaders te breken. Zoals iedere opstandige kunstenaar probeert hij het klaarlichte denken aan te zwengelen, wil hij mensen instrumenten in handen geven om zich te ontworstelen aan de schijnzekerheid en geruststellende woorden van ene ideologie of religie. (pagina 49-51)


Lees ook
Bas Heijne. Onbehagen : Nieuw Licht op de beschaafde mens  (2016)
Ewald Engelen. De mythe van de gemaakte vrouw : Nieuw Licht op het feminisme (2016)

Pieter van den Blink. The medium kills the message : Nieuw Licht op journalistiek, media en kijkcijfers (2016)

Startpagina Nieuw Licht

Terug naar Overzicht alle titels

dinsdag 10 januari 2017

Pedro De Bruyckere, Paul Kirschner & Casper Hulshof

Jongens zijn slimmer dan meisjes : 35 mythes over leren en onderwijs
Lannoo 2016, 202 pagina's - € 19,99

Oorspronkelijke titel: Urban Myths about Learning and Education (2015)

Blog Pedro De Bruyckere, Twitter Paul Kirschner en Twitter Casper Hulshof

Korte beschrijving
Dit is echt een heel origineel en informatief boek! In deze nieuwe, uitgebreide versie hebben de auteurs, aangevuld met een hoogleraar onderwijspsychologie, nieuwe inzichten en doorgeprikte mythes uit de Engelse vertaling toegevoegd aan de Nederlandse editie. Dat het boek internationaal een kassucces is, is niet verbazingwekkend, gezien het effect van het boek. In vijf rubrieken – mythes over leren, neuromythes, mythes over technologie in het onderwijs, mythes in onderwijsbeleid en hardnekkige mythes en mythes doorbroken – bespreken de auteurs volgens een vast stramien op basis van controleerbare bronnen in totaal 35 mythes. Hoewel uw recensent na lezing meer mythes armer was dan hem lief is, overheerst een goed gevoel. Zeer relevant voor het gehele onderwijsveld.

Informatie op de website van de Engelse uitgever
Many things people commonly believe to be true about education are not supported by scientific evidence.  Urban Myths about Learning and Education examines commonly held incorrect beliefs and then provides the truth of what research has shown.  Each chapter examines a different myth, with sections on learning, the brain, technology, and educational policy.  A final section discusses why these myths are so persistent.  Written in an engaging style, the book separates fact from fiction regarding learning and education.

Recognize any of these myths?
*    People have different styles of learning
*    Boys are naturally better at mathematics than girls
*   We only use 10% of our brains
*    The left half of the brain is analytical, the right half is creative
*    Men have a different kind of brain from women
*    We can learn while we are asleep
*    Babies become smarter if they listen to classical music

These myths and more are systematically debunked, with useful correct information about the topic in question.

Fragment uit Mythes over leren
Mythe 5 Kennis is net zo houdbaar als verse vis
Het probleem is dat het idee dat de huidige kenniskern snel achterhaald is of overbodig wordt, helemaal niet klopt. Er zijn twee problemen met dat idee. We moeten een onderscheid maken tussen het verouderen van kennis enerzijds en informatiegroei anderzijds. Het is onweerlegbaar dat er in de twee decennia sinds het introduceren van het internet een enorme - exponentiële - groei is geweest van beschikbare informatie. ()
Dit brengt ons bij het tweede probleem, namelijk dat dat niet betekent dat de kennis die voor de informatierevolutie bestond, verouderd, irrelevant of achterhaald is. Laten we een aantal zaken opsommen die we als kind hebben geleerd: het theorama van Pythagoras klopt nog steeds () net zoals de gravitatieconstante en de versnelling van een vallend voorwerp op aarde nog klopt. () 
Veel of toch het meeste van wat in de voorgaande generaties als kennis werd beschouwd, is nog steeds waardevol en nuttig. Om op een gepaste manier om te gaan met de stroom aan nieuwe informatie die dagelijks groter en sneller wordt, moeten we  () die informatie kunnen zoeken, vinden, selecteren, verwerken, evalueren en organiseren, om alles zo in kennis om te zetten. Maar Hannafin en Hill (2007, p. 526) waarschuwen: 'Technologie wordt gelauwerd voor de democratisering van de informatietoegang, maar de toepassing ervan in het onderwijs blijft beladen met problemen van geletterdheid, misinterprestaie en propaganda.' (p. 53-54)

Meer lezen?
Pedro De Bruyckere schreef samen met Daniel T. Willingham: Wat we kinderen echt kunnen leren : over feiten en fictie in onderwijs (Lannoo 2016)
De auteur beweert dat het onderwijs ingericht wordt op veronderstellingen die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek. Hij is er goed in geslaagd om duidelijk te maken dat de wetenschap nuttige instrumenten kan aanreiken voor de verschillende doelen die in het onderwijs nagestreefd worden. Hij houdt een pleidooi om niet klakkeloos achter ieder onderzoek aan te lopen, maar de resultaten door deskundigen op waarde te laten schatten en vervolgens het onderwijs daar al dan niet op af te stemmen. Een vlot geschreven vertaling en bewerking (enkele voorbeelden zijn in het Nederlandse en Vlaamse onderwijs geplaatst) van een Amerikaans boek. Een theoretische verhandeling die niet altijd gemakkelijk is te volgen door de informatiedichtheid en de wetenschappelijke begrippen, maar de praktijkverwijzingen houden het leesbaar. Voor degenen die geïnteresseerd zijn in de bijdrage van de wetenschap aan het onderwijs een uitdagend boek.

Terug naar Overzicht alle titels

maandag 2 januari 2017

Christien Brinkgreve, Sanne Bloemink & Eric Koenen

Weten vraagt meer dan meten : hoe het denken verdwijnt in het regime van maat en getal
Amsterdam University Press 2017, 130 pagina's - € 14,95

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Wikipedia: Christien Brinkgreve (1949) en haar website, Sanne Bloemink (1973) en website bedrijf Eric Koenen 

Boekpresentatie
Het boek werd op maandag 13 februari gepresenteerd in Pakhuis De Zwijger in Amsterdam. Vier hoogleraren spraken over dit onderwerp vanuit hun expertise. Daarna kwamen zeven personen aan het woord die vanuit hun praktijk ingingen op het thema. Klik hier voor een verslag van deze avond (Vimeo, 125 minuten)

Korte beschrijving op website uitgever
In verschillende maatschappelijke gebieden, zoals de zorg en het onderwijs, heerst een regime van maat en getal waarmee het persoonlijke verhaal uit het zicht raakt, en het gemiddelde al gauw als norm wordt beschouwd. De reductie tot statistische gemiddelden maakt dat variatie aan het oog wordt onttrokken en afwijkingen van het gemiddelde al gauw als stoornis worden gezien. Er wordt uitgegaan van het tekort en niet van het vermogen van mensen.
In het boek worden verschillende domeinen bestreken waarin men met dezelfde problemen worstelt. Toonaangevende mensen als Paul Verhaeghe, Jim van Os, Micha de Winter en Xandra Schutte komen aan het woord. En er wordt nagedacht over betere manieren om te werk te gaan, die neerkomen op andere houdingen en verhoudingen. Geen kwestie van nieuwe blauwdrukken, wel van proeftuinen en experimenten waarin het anders toegaat, met meer zorg voor de mensen om wie het gaat, en waar professionals het gevoel hebben weer aan hun eigenlijke werk toe te komen.

Fragment uit Inleiding: de vonk
De eerste bijeenkomst was een groot succes: er kwam iets op gang. De deelnemers deelden in alle openheid hun ervaringen, hun ontzetting, en wat het hen deed om wat niet goed loopt wél te zien maar daar vervolgens weinig mee te kunnen doen, gevangen in een systeem van gegroeide praktijken, woorden en omgangsvormen.
  Wat al snel kwam bovendrijven was het besef dat het gaat om systemen, om arena's van groepen met hun eigen posities, belangen en perspectieven, dat je weinig opschiet met klagen en het aanwijzen van schuldigen. We maken immers zelf ook deel uit van dat systeem. Maar een gedeeld sentiment was ook dat je niet defaitistisch of cynisch moet worden en goed moet bedenken waar en hoe je invloed kunt uitoefenen om een verandering teweeg te brengen. En ook dat je dat niet alleen kunt, maar anderen nodig hebt om ervaringen uit te wisselen, een andere taal te ontwikkelen en om strategisch te denken.
  Het inspireerde, motiveerde, gaf energie en vrolijkheid, er volgden mails met ideeën, ervaringen, ergernissen, initiatieven. We moesten een naam krijgen, en dat werd Babel, een woord dat in het gebruik verwijst naar spraakverwarring, maar dat eigenlijk een andere betekenis heeft, aldus de geoloog en schrijver Salomon Kroonenberg. Het is eigenlijk het verhaal over mensen die uit alle windstreken bij elkaar kwamen om  een toren te bouwen, mensen met verschillende talen, maar die, werkend aan een gemeenschappelijk project, een nieuwe taal ontwikkelden.
  Er volgde een tweede dag en het plan ontstond voor dit boek, dat de gedachten moet prikkelen over hoe het anders kan, in de zorg, de psychiatrie, het onderwijs, en al die andere organisaties waarin mensen leven en werken. Geen boek dat zegt hoe het moet, gene handleiding met tips en regels die we moeten opvolgen, maar een aansporing tot nadenken, en wegen te ontwikkelen om het anders te doen, met meer aandacht voor de mensen om wie het gaat - kinderen, ouderen, burgers, patiënten, werkers. En ook met meer aandacht voor jezelf: hoe je zin en energie kunt behouden, doordat je je weer kunt bezighouden met de dingen waar het echt om gaat, in plaats van het halen van scores, het volgen van protocollen en het invullen van lijstjes. (pagina 13-14)

Citaat uit een artikel in Trouw
"Wij zijn geen anti-getallenbeweging", benadrukt Eric Koenen, bedrijfskundige en een van de initiatiefnemers. "Wij hebben gemerkt dat in allerlei domeinen getallen dominant geworden zijn, waardoor het verhaal erachter niet meer gehoord wordt. Toen we voorbeelden hiervan begonnen te inventariseren, kregen we vanuit allerlei hoeken bijval. 'Hoe kan het. daar lopen wij ook tegenaan!' In ons boek brengen we een aantal voorbeelden hiervan bij elkaar. Vanavond lanceren we ook een site, waarop anderen hun ervaringen kunnen delen. Zo hopen we een proces op gang te brengen."
(Het strenge regime van maar en getal (Trouw, maandag 13 februari 2017)

Lees ookWeten is meer dan meten : spraakmakende opinieleiders over de economisering van de samenleving (uit 2012, redactie Tobias Reijngoud) en van Christien BrinkgreveDe ogen van de ander : de sociale bronnen van zelfkennis (2009), Het verlangen naar gezag : over vrijheid, gelijkheid en verlies van houvast (2012) en Vertel : over de kracht van verhalen (2014) en van Eric Koenen: De Atomium organisatie : wie piramides bouwt ... krijgt mummies (uit 2011)

Terug naar Overzicht alle titels