Waar verzet jij je tegen? : 101 wetenschappers, ondernemers en kunstenaars geven antwoord
Maven 2017, 294 pagina's - € 19,50
Onder redactie van Mark Geels en Tim van Opijnen
Lenen als E-book via bibliotheek.nl
Korte beschrijving
Dit is de vierde editie van 'Nederland in ideeën', een jaarlijkse uitgave waarin telkens 101 bekende Nederlanders (wetenschapsbeoefenaars op velerlei gebied, artsen, filosofen, ondernemers en kunstenaars) antwoord geven op één vraag. In dit geval betreft het een vraag van Anton Corbijn: 'Waar verzet jij je tegen?' De antwoorden, elk op zich een mini-essay van twee of hooguit drie pagina's, lopen vanzelfsprekend zeer uiteen, van tunnelvisie tot tv-terreur, van geloof in pillen tot publicatiedruk. Aan het begin van elk essay wordt de auteur met enkele regels geïntroduceerd. Achterin een register op auteursnaam. Boeiend en uitermate leesbaar.
Tekst op website uitgever
Waar verzet jij je tegen? is de vierde editie in de succesvolle reeks Nederland in ideeën, waarin toonaangevende wetenschappers, ondernemers en kunstenaars antwoord geven op één vraag op het raakvlak van wetenschap en maatschappij. Dit jaar werd de vraag gesteld door Anton Corbijn: ‘Waar verzet jij je tegen?’
Waar we boos over zijn geeft ons energie en brengt ons in beweging. Of je nu dichter, entrepreneur of theoretisch fysicus bent: iedereen heeft te maken met ideeën, theorieën, methoden of processen waar hij zich niet bij neer wil leggen. Zo vindt Spinvis dat beeldspraak manipuleert en misleidt, wil Dick Swaab af van het taboe op hersenziekten, wil Linda Duits de vrouwelijke seksualiteit ontketenen (‘vinger de Verlichting’), maakt filmwetenschapper Peter Verstraten zich boos over ‘Forrest Gump’ en schrijft Asha ten Broeke over het leed achter de lulligheid.
Waar verzet jij je tegen? laat zien wat er volgens experts zou moeten veranderen in onze wereld. Maar het geeft ook inzicht in onze drijfveren, want John Lydon, de zanger van de Sex Pistols, zei het al: ‘Anger is an energy!’
Fragmenten uit het boek
Al enkele decennia leven we hier in de westerse wereld zonder oorlog, zonder rampzalige epidemieën en zonder natuurrampen. Onze materiële welstand is ongekend hoog, nooit in de geschiedenis van de mensheid leefden we zo lang in goede gezondheid.
Dit privilege lijkt ons naar het hoofd te stijgen, we denken blijkbaar dat we het allemaal zelf zo prachtig geregeld hebben. In een soort doorgeschoten meritocratische logica beschouwen we onze welvaart als onze eigen prestatie, als vrucht van onze superieure ontwikkeling, van onze uitmuntende beschaving.
Deze narcistische redenering treft ook de individuele mens die zwelgt in hoogmoedige ikkigheid: ik heb mijn leven goed voor mekaar, mijn levensbedrijfje draait keurig en wel, mijn prestaties worden terecht beloond met succes en geluk.
Deze illusie van zelfverwezenlijking gaat helemaal voorbij aan de noodlottigheid van het bestaan. Veel van ons geluk valt ons te beurt door toeval, door chance. Waar men geboren wordt, in welke tijd, in een liefhebbend of een gedepriveerd milieu, met meer of minder talenten en beperkingen, de kansen die men krijgt; heel veel zaken in het leven zijn een samenloop van factoren waar we geen enkele hand in hebben.
De secularisering van onze wereld en de zogenaamde bevrijding van een goddelijke voorzienigheid heeft ons blijkbaar tot kleine zelfgenoegzame godjes gemaakt. Wij zijn wezens die de onbenulligheid van het bestaan niet verdragen. In die dreigende zinloosheid van het leven zwelgt ons ego tot potsierlijke blaaskakerij. We zwelgen in ons succes en vergeten de onvermijdelijke toevalligheid van ons zijn.
Dit overtrokken zelfbeeld blijkt echter zeer kwetsbaar. Zodra het succes taant, het lot ons minder fortuinlijk toekomt, de onvermijdelijke verdrietigheden van het mens-zijn binnendringen, dan barst het zwellichaam, het loopt leeg, het schrompelt tot een ontroostbaar hoopje ellende. De erectiele mechanismen blijken niet goed bestand te zijn tegen de beslommeringen van de levensloop. Zo wordt de grootste bedreiging voor onze cultuur de ledigheid, de vernietsing van het verlangen.
Laten we dus bescheiden zijn, zelfbewust nederig, dankbaar voor het ons toebedeeld elot, samenhorig in moeilijkheden. Laten we een engagement opnemen voor een zinvol bestaan, wetende dat onze bijdrage klein en toch wezenlijk is. (pagina 159-160)
Dirk De Wachter, psychiater; psychotherapeut; hoofddocent KU Leuven; auteur van Borderline times , Liefde en De Wereld van De Wachter
Gedachteloosheid
De uitdrukking ‘gedachteloosheid’ komt van Hannah Arendt, die het toepaste op het totalitarisme: een ideologie neemt over en veegt kritische reflectie weg. Mensen denken niet langer, ze voeren uit, flexibel en efficiënt, en worden daardoor onmensen. In haar vroege werk heeft Arendt het over het radicale kwaad, veel later schrijft ze over de banaliteit van het kwaad, en dat is heus geen tegenspraak. Wanneer het kwaad alledaags wordt, krijgt het een radicaal karakter. Ook wij zijn gedachteloos, ook wij houden een systeem in stand waarvan we zouden moeten weten dat het niet alleen immoreel is, maar bovendien neerkomt op zelfmoord, zowel economisch als ecologisch.
Tijdens een lezing in de Gentse Minardschouwburg op 4 februari 2016 zei historicus-filosoof Philipp Blom dat wij (de EU-Europeanen) weigeren na te denken over de toekomst, zelfs de onmiddellijke (die van onze kinderen), omdat we die maar al te goed kennen, we willen enkel het heden behouden zoals het is. Ten koste van andermans kinderen én straks ook ten koste van de onze. Dat nadenken is nochtans dringend nodig, want het ‘mene, mene tekel’ aan de wand is duidelijk leesbaar. De sociaaleconomische ongelijkheid blijft stijgen (een ‘recordniveau’ volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)), wetenschappelijk gezien bestaat er geen twijfel over de negatieve gevolgen daarvan voor zo ongeveer iedereen (de studies van Wilkinson en Pickett zijn nog altijd te weinig bekend). Structureel ingrijpen is nodig én mogelijk.
In plaats van dat noodzakelijke nadenken zie ik vooral een verlammende angst, waardoor mensen steeds meer gaan kiezen voor rechtse politici. Ooit stond rechts voor voorzichtig en conservatief, tegenwoordig staat het voor een versmelting van kapitaal en overheid. ‘Links’ is het nieuwe scheldwoord. De huidige machthebbers (zij zijn reeds lang geen gezagsdragers meer) maken gretig gebruik van die angst door de aandacht te richten op externe vijanden: de vluchtelingen, het terrorisme, de dreiging die uitgaat van de islam. We zijn vergeten dat er tussen 1985 en 2001 méér terreurslachtoffers vielen in West-Europa dan tussen 2001 en 2016, net zoals we vergeten zijn dat er in diezelfde periode méér vluchtelingen arriveerden (uit de Balkan) dan vandaag.
De psychoanalyticus in mij is zeer gevoelig voor betekenis verschuivingen. Als het over bedrijven gaat, dan heten belastingen ‘overheidsbeslag’ en fiscale gunstmaatregelen voor multinationals ‘rulings’; besparingen worden verkocht als ‘herstructurering’, ‘privatiseren’ is een eufemisme voor diefstal van gemeenschappelijk goed. Een paar jaar geleden vonden wij, verlichte Europeanen, die Amerikanen toch zo stom, toen ze massaal stemden tégen een invoering van een zelfs minimale ziekteverzekering. Vandaag stemt een meerderheid bij ons voor de afbouw van onze politieke en sociale verworvenheden.
We hebben eeuwenlang moeten strijden om kerk en staat te scheiden, tegenwoordig zitten we opgescheept met een monsterverbond tussen kapitaal en staat. We hebben een nieuwe verlichting nodig, met een liberaal project dat ons bevrijdt van een economische dwingelandij die honderd keer erger is dan de religieuze of ideologische machten van weleer. Het adjectief ‘vrij’ in de uitdrukking ‘vrijemarktideologie’ is zonder twijfel de grootste leugen van deze tijd (het enige wat werkelijk vrij circuleert, is kapitaal), en in plaats van economie zou er beter ‘religie’ kunnen staan.
De nieuwe religie heeft werk tot het hoogste ideaal verheven; niet werken is een doodzonde benoemd als profitariaat. Schaamte voor te weinig succes is het nieuwe schuldgevoel, waarbij op de achtergrond de angst speelt dat iemand anders onze job zal inpikken (er is altijd wel iemand die jonger en goedkoper is). De zondagsrust, een euvel van de vorige religie, schaffen we af (‘Hoe is ‘t? Druk-druk-druk!”), zelfs voor seks zijn we te vermoeid. Flexibiliteit is de boodschap, beter geburnt-out, moedig gevallen op het veld van eer, dan uitgescholden voor profiteur. Wie uit de boot valt, wordt gedisciplineerd via een opdeling in kwantificeerbare categorieën (werklozen, langdurig zieken, 55-plussers, vluchtelingen). Daardoor verliezen ze hun menselijke aard en kunnen ze als groep aangepakt worden door De Welwillenden, in naam van de macht. Als de treinen maar op tijd rijden, dan is alles in orde. Welteverstaan: metaforisch gesproken, want de privatisering van het openbaar vervoer geeft zo haar eigen invulling aan ‘flexibiliteit’.
Verzet tegen deze nieuwe religie is zeer moeilijk omdat zij zich voordoet als De Realiteit (‘Er is geen alternatief’) die zij zelf oplegt. Nadenken over deze werkelijkheid is de sociaaleconomische uitdaging van onze tijd, naast die andere olifant in de kamer, de klimaatverandering. (pagina 161-163)
Paul Verhaeghe, hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse, Universiteit Gent; auteur van onder andere Liefde in tijden van eenzaamheid, Autoriteit, Identiteit en Het einde van de psychotherapie.
Paul Verhaeghe verwijst naar de roman De Welwillenden van Jonathan Littell (uit 2006) over een SS-officier die in de vernietigingskampen tijdens WWII nauwgezet zijn werk deed
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen