Filosofie van de kroeg
De Bezige bij 2024, 173 pagina's - € 19,99
Genomineerd voor de Socratesbeker, het 'beste' filosofieboek van het jaar
Wikipedia: Hans Schnitzler (1968)
Korte beschrijving
Een filosofisch boek over het samenlevingsklimaat binnen de cafésferen. Het boek onderzoekt de rol van traditionele cafés als sociale pleisterplaatsen in een steeds meer gepolariseerde samenleving. De auteur, een frequente cafébezoeker, onderzoekt of de menselijke maat die in cafés heerst aanwijzingen kan bieden voor een milder en prettiger samenlevingsklimaat. Dit doet hij door de lezer mee te nemen op een kroegentocht. In filosofische, maatschappijkritische en essayistische stijl geschreven. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep. Hans Schnitzler (Den Haag, 1968) is schrijver, columnist, filosoof en essayist. Zijn essays en columns verschenen onder meer in de Volkskrant, NRC Handelsblad, De Standaard, De Groene Amsterdammer, Hard Gras en op het journalistieke platform Follow the Money. Hij schreef eerder 'Het digitale proletariat', 'Digitale detox' en 'Wij nihilisten' (shortlist Socratesbeker).
Tekst op website uitgever
Het traditionele café lijkt op sterven na dood te zijn. Toch weten deze sociale pleisterplaatsen de gemoederen flink te beroeren. Dat de wereld van toog en tapkast onverminderd tot de verbeelding spreekt, komt omdat ze een menselijke maat vertegenwoordigt die in het leven daarbuiten vaak afwezig is.
In Filosofie van de kroeg gaat Hans Schnitzler, die graag en regelmatig in het café te vinden is, op zoek naar wat die maat behelst. De veelal onbekommerde cafésfeer staat namelijk in schril contrast met een samenlevingsklimaat dat steeds guurder en onleefbaarder lijkt te worden. De politieke polarisatie neemt toe, het vijanddenken heerst alom en overal klinkt de roep om meer ‘gemeenschapszin’.
Zou het kunnen dat in de microkosmos van het kleinschalige café aanwijzingen te vinden zijn voor een milder en prettiger samenlevingsklimaat? Om dat te onderzoeken neemt Schnitzler de lezer mee op een ongebruikelijk avontuur: een wijsgerig getinte kroegentocht.
Fragment uit Een eerste verkenning van het terrein: ik versus wij
'We zitten in een extreem ik-tijdperk, terwijl we meer dan ooit gemeenschapszin nodig hebben', aldus de Amerikaanse socioloog Robert Putnam. Hij is niet de enige die tot een dergelijke conclusie komt. Zo stelt de Franse denker Eric Sadin middels een niet mis te verstane boektitel dat we in Het tijdperk van de ik-tiran (2021) leven. Dat is volgens hem een tijdperk waarin we geen gemeenschappelijk referentiepunt meer hebben, waarin het wantrouwen tegen gevestigde machten overheerst en de publieke woede het kookpunt nadert.
De ik-tiran van Sadin werd in Nederland overigens al in 2005 geïntroduceerd door de filosoof Harry Kunneman met zijn boek Voorbij het dikke ik. Ook dit menstype wil zich door niets of niemand iets in de weg laten leggen en is volledig in de ban van zijn hoogstpersoonlijke voorkeuren en verlangens. Het is dus evengoed iemand die zich weinig gelegen laat liggen aan zoiets als gemeenschapszin. Im Westen nicht Neues: loop een gemiddelde boekhandel binnen, en je struikelt zowat over titels die soortgelijke analyses verraden - De eenzame eeuw van de Britse schrijver en hoogleraar Noreena Hertz, Eigen welzijn eerst van de Nederlandse auteur Roxane van Iperen, Onbehagen van essayist Bas Heijne, of nogmaals, Onbehagen, van de Belgisch klinisch psycholoog Paul Verhaeghe, om slechts vier veel verkochte publicaties te noemen.
Kortom, de vraag hangt al een tijdje in de lucht: hoe een samenleving leefbaar en enigszins behaaglijk te houden? Of, in algemenere zin: hoe samen te leven? Eén ding is zeker: geconfronteerd met een opeenstapeling van crises, toenemende maatschappelijke ongelijkheid en vergaande politieke polarisatie, is bezinning op die vraag bepaald geen overbodige luxe. Vaak leidt dat tot een roep om meer gemeenschapszin; er bestaat een breed gedragen sentiment dat het hieraan schort en dat we behoefte hebben aan de reanimatie van een wij-gevoel, dan wel aan hernieuwde vormen van solidariteit. Wie de programma's van de politieke partijen voor de verkiezingen van 2023 erop naslaat, kan zich hiervan vergewissen. 'De gemeenschap' als panacee voor een samenleving waar het naar verluidt aan gemeenschapsgevoel ontbreekt, komt er, van links tot rechts, veelvuldig en in vele smaken voor - met het spruitjesbegrip 'naoberschap' als de ietwat muffige verklanking van de behoefte aan een nieuwe gezamenlijkheid.
Hoe begrijpelijk ook, het verlangen naar een gemeenschapsideaal kent zo zijn valkuilen. (pagina 18-20)
Lees ook: Het digitale proletariaat (2015), Kleine filosofie van de digitale onthouding (2017) en Wij nihilisten : een zoektocht naar de geest van digitalisering (uit 2021)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen