Boom 2025, 240 pagina's - € 24,90
Korte bio van Victor Gijsbers (1982)
Korte beschrijving
Tekst op website uitgever
Prikkelende verkenning van het oneindige – en verder
Het oneindige is grenzeloos fascinerend. Als eindige wezens zullen we het oneindige nooit volledig kunnen vatten. Toch duikt het onderwerp telkens opnieuw op in de filosofie – we kunnen er kennelijk ook niet aan ontkomen. Filosoof Victor Gijsbers leidt de lezer langs de belangrijkste vragen over het oneindige in de wiskunde, de natuur, de werkelijkheid en het menselijk leven.
Via Aristoteles, Descartes, Nietzsche en Wittgenstein leren we hoe de mens het oneindige heeft proberen te temmen, of juist als God boven zich heeft gesteld. Aan het eind van de reis komen we uit bij Kant, die de eindige mens zag als maatgever van de werkelijkheid – maar een maatgever met een opdracht die hij nooit kan voltooien. Door na te denken over de oneindigheid zien we zowel de meest inspirerende als de meest tragische kant van het menszijn.
Victor Gijsbers (1982) studeerde natuurkunde en filosofie in Utrecht en is werkzaam als filosoof aan de universiteit Leiden. Eerder publiceerde hij bij Boom een vertaling van Wittgensteins Tractatus.
Fragment uit 4. Het eeuwige leven
De angst voor de dood
De vraag of de dood slecht voor ons is, lijkt gemakkelijk te beantwoorden. Natuurlijk is de dood slecht voor ons! Er zijn uitzonderingen, zoals bij ondraaglijk en uitzichtloos lijden, maar onder normale omstandigheden is er vrijwel niets wat mensen zo mijden als de dood. We willen absoluut niet sterven. We nemen continu voorzorgsmaatregelen - van vaccinaties tot autogordels - die de kans op overlijden verminderen. Ja, de gedachte aan ons eigen doodgaan vervult ons met zoveel afgrijzen dat we er maar liever helemaal niet aan denken.
En toch is het niet zo evident dat de dood slecht voor ons is. Epicurus, die we in hoofdstuk 2 hebben ontmoet als de inspiratiebron van Lucretius, schreef: 'Zolang wij er zijn, is de dood er niet, en als de dood er is, zijn wij er niet.' Het is absurd, suggereert Epicurus, om bang te zijn voor de dood - want je kan de dood niet ervaren! Zolang jij er bent, is de dood er niet. En als de dood dan eindelijk komt, kan hij jou geen kwaad meer doen, want dan ben jij er niet meer. Wie bang is voor de dood, die denkt verkeerd na. De juiste filosofie - die van Epicurus, aldus Epicurus - leert ons hier correct over na te denken, en verlost ons zodoende van de angst voor de dood.
Volgens de epicuristen is er zelfs niets wat ons levensgenot zo verpest als nu juist die angst. Niet dat we de hele dag zitten te bibberen. Maar op allerlei indirecte manieren worden we, zonder ons daar bewust van te zijn, toch door onze doodsangst beïnvloed. Hoewel Epicurus het in zijn boek wel erg zwaar aanzet, is het niet vreemd om in allerlei gedrag dat we om ons heen zien een angst voor de dood te herkennen. Bijvoorbeeld:
* Iemand is continu op zoek naar geld en macht. Is dat iets waar hij echt gelukkig van wordt? Of is deze persoon eigenlijk op zoek naar onkwetsbaarheid, en hoopt hij door heel rijk en machtig te worden zelfs de dood te overwinnen? Onbewust, natuurlijk; de persoon in kwestie weet ook wel dat de dood gene onderscheid maakt tussen arm en rijk. De hoop die hem drijft tot zijn inhalige gedrag is dus eigenlijk een vorm van wanhoop.
* Iemand anders is op zoek naar erkenning en roem. Hij probeert zich in de kijker te spelen bij het grote publiek door boeken te schrijven over de filosofie van het oneindige, en fantaseert erover dat zijn werk over duizend jaar nog steeds zal worden bestudeerd. Wordt ook deze meelijwekkende figuur niet gedreven door angst voor de dood en de wens om onsterfelijk te zijn? Net zo onsterfelijk als Plato en Mozart? Maar diep vanbinnen weet hij heel goed dat Plato en Mozart hartstikke dood zij en gene enkele baat hebben bij hun postume roem. Ook het zoeken naar erkenning is een wanhopige poging om aan de dood te ontsnappen.
* Iemand zuipt en vreet en feest erop los; of, wat waarschijnlijk veel vaker voorkomt, iemand speelt zeven uur per dag domme spelletjes op zijn mobiele telefoon en scrolt tussendoor de sociale media af. Alleen maar om afgeleid te zijn en niet na te denken over de eindigheid van het elven, over het feit dat we ooit zullen sterven; alles, met andere woorden om maar te ontkomen aan het bewustzijn dat de tijd ons onherroepelijk door de vingers glipt. De tijd continu door je vingers laten glippen juist omdat je je er niet van bewust wilt zijn dat dat gebeurt - ook deze levenshouding is duidelijk die van een wanhopige.
Zo kan de angst voor de dood zich op heel verschillende manieren tonen: in pogingen om ons tegen de dood te wapenen; in pogingen om figuurlijk onsterfelijk te worden; in pogingen om toch vooral niet aan de dood te denken. Al die pogingen zijn even wanhopig - we weten eigenlijk heel goed dat ze niet werken, en toch kunnen ze ons leven beheersen. En wanneer ze ons leven beheersen, zijn we niet bezig met de zaken die echt waardevol zijn; of in ieder geval zijn we niet op de goede manier met die zaken bezig. De angst voor de dood richt zich op deze wijze reusachtig veel schade aan.
Hoe kunnen we ons daartegen verweren? We moeten niet weglopen voor de gedachte dat we dood zullen gaan; memento mori, zeiden de Romeinen al: denk eraan dat u zult sterven! Die slogan heeft ethische kracht en kan de manier waarop wij ons leven leven veranderen, omdat hij ons helpt in te zien dat veel van wat wij mensen nastreven - geld, macht, roem, roes en vergetelheid - een zinloze vlucht is voor de gedachte aan de dood. Wie gedenkt te sterven, zal misschien juist daardoor in staat zijn echt te elven en zich te richten op het werkelijk waardevolle. (pagina 112-114)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen