Lannoo 2020, 296 pagina's - € 22,99
Oorspronkelijke titel: Tree story : the history of the world written in rings (2020)
Wikipedia: Valerie Trouet (1974)
Korte beschrijving
Auteur Valerie Trouet (1974) is een Belgische dendroklimatoloog, verbonden aan de University of Arizona (VS), die klimaatverandering bestudeert aan de hand van jaarringen van bomen. In zestien hoofstukken neemt ze de lezer mee naar bijzondere plekken over de hele wereld. Zij beschrijft veldonderzoek bij de oudste bomen van de wereld, maar doet ook jaarringonderzoek bij archeologische vindplaatsen. Haar manier van vertellen is fijn en gemakkelijk om te lezen en op haar reis legt ze verbazende verbanden, zoals het verband van Farao's en vulkanen. Het onderzoek loopt van de oudste houtvondsten, negenduizend jaar voor onze jaartelling, tot aan het heden. De rode draad in dit boek is de geschiedenis van houtgebruik, ontbossing en de klimaatverandering aan de hand van jaarringen. Dit onderzoek geeft een goed inzicht om de klimaatcrisis te begrijpen. Een bijzonder en nuttig boek. De tekst is aangevuld met foto's en diverse figuren in zwart-wit. Op het uitklapbare omslag een overzichtskaart en een tijdlijn. Achterin o.a. een boomsoortenlijst, verklarende woordenlijst, bibliografie en register.
Tekst op website uitgever
Als je wilt weten hoe oud een boom is, moet je zijn ringen tellen. Maar die jaarringen kunnen je veel meer vertellen dan dat. Dendrochronologie, de wetenschappelijke studie van jaarringen, levert een niet te onderschatten bijdrage aan ons begrip van de klimaatgeschiedenis van de aarde, de invloed ervan op de menselijke beschavingen in de afgelopen tweeduizend jaar en de complexe interactie tussen mens en natuur.
In dit meeslepende boek neemt topwetenschapper Valerie Trouet je mee op een reis rond de aarde, van haar lab in Arizona tot afgelegen dorpen in Afrika en radioactieve bossen in Rusland. Aan de hand van verrassende verhalen zoals hoe zonnevlekken piraten beïnvloeden, het geheim achter het imperium van Dzjengis Khan, het verband tussen de Egyptische farao's en vulkanen, ja zelfs de rol van olijven in de val van het Romeinse Rijk laat ze zien hoe de studie van bomen ons ontzettend veel kan leren over de mens, zijn geschiedenis en zijn toekomst.
'Ik ben een dendroklimatoloog. Aan de hand van jaarringen bestudeer ik het klimaat uit het verleden en de invloed ervan op ecosystemen en samenlevingen. In dit boek wil ik ook de verhalen van mijn collega-dendrochronologen meenemen en tonen hoe de dendrochronologie zich vanuit haar nederige begin heeft ontwikkeld tot een van de belangrijkste instrumenten om de complexe interacties tussen bossen, mensen en het klimaat te bestuderen. De rode draad in dit boek is de geschiedenis van houtgebruik en ontbossing, die dendrochronologen in staat heeft gesteld het verleden te bestuderen en een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid van onze planeet in de toekomst.
De reis verloopt via allerlei omwegen en zit vol verrassingen. Ik spreek over houtcellen die kleiner zijn dan de diameter van een mensenhaar en over straalstromen die op dezelfde hoogte als vliegtuigen over het hele noordelijk halfrond razen. Ik verbind die twee met elkaar door middel van verhalen over piraten, marsmannetjes, samoeraikrijgers en Dzjengis Khan. Kortom: ik vertel jaarringverhalen die mij fascineren. Waarom? Omdat ik denk dat er behoefte aan is in het huidige klimaat van wantrouwen en onverschilligheid jegens wetenschappelijke ontwikkelingen. Ik hoop dat u in het beste geval een kleine tinteling van opwinding voelt wanneer u iets nieuws opsteekt uit dit boek. Het is dezelfde tinteling die ons wetenschappers prikkelt om door te gaan met ons werk.'
Prof. dr. Valerie Trouet bestudeert al meer dan twintig jaar de klimaatverandering aan de hand van jaarringen van bomen. Wereldwijd wordt ze erkend als een van de topexperts op het vlak van dendrochronologie. Ze is verbonden aan het Laboratory of Tree-Ring Research van de University of Arizona (VS) en publiceerde eerder onder meer in Nature en Science. In 2020 heeft zij de Jan Wolkersprijs gewonnen met haar boek Wat bomen ons vertellen.
Fragment uit 16. Door de bomen het bos
Om de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van fossiele verbranding te compenseren zouden we de aanhoudende ontbossing tot een minimum moeten beperken en op een wereldwijde schaal nieuwe bossen moeten aanplanten. Er valt iets te zeggen voor deze strategie: bossen zijn niet vervuilend en ze produceren goederen en diensten, zoals hout en ecotoerisme, die op een duurzame wijze kunnen worden beheerd. Ook zou het versterkte broeikaseffect onze pogingen om nieuwe bossen aan te planten weleens een duwtje in de rug kunnen geven. Naarmate de temperaturen wereldwijd stijgen, worden grote gebieden die voorheen te koud waren voor bomen nu misschien geschikt voor het aanplanten van bossen. Goede voorbeelden hiervan zijn de Noord-Amerikaanse en Russische poolgebieden, waar ruim voldoende land voor nieuwe bossen is en waar de opwarming twee tot drie keer sneller verloopt dan gemiddeld wereldwijd. Op zulke hoge breedtegraden wordt het groeiseizoen bovendien door de hogere temperaturen verlengd, wat de mogelijkheden voor bossen om koolstof op te nemen verder vergroot. Ten slotte doen sommige wetenschappers onderzoek naar de mogelijke toekomstige rol van CO2-fertilisatie, waarbij planten meer fotosynthese verrichten en meer koolstof uit de atmosfeer halen naarmate de concentratie koolstofdioxide in de atmosfeer stijgt. CO2-fertilisatie werkt ongeveer zoals mijn hond Roscoe: als ik een klein kommetje eten voor Roscoes neus zet, eet hij alles en blijft hij gezond; als ik een grote kom voor zijn neus zet, eet hij nog steeds alles op en wordt hij steeds dikker. De CO2-fertilisatietheorie gaat ervan uit dat bomen net als Roscoe weinig zelfbeheersing kennen.
Helaas vraagt de oplossing voor het probleem van de door de mens veroorzaakte klimaatverandering om meer dan alleen maar de aanplant van meer bomen. Het is uiterst riskant om miljoenen jaren aan opgespaarde koolstof van fossiele brandstoffen in korte tijd toe te voegen aan de koolstofcyclus en er vervolgens op te vertrouwen dat de huidige en toekomstige bossen het eruit kunnen halen. Er schuilen veel adders onder het gras. Op de eerste plaats hebben bossen behalve koolstof ook ruimte, water en voedingsstoffen als stikstof en fosfor nodig. De behoefte aan water en voedingsstoffen kan de CO2-fertilisatie verminderen: hoeveel extra koolstof de bomen ook krijgen, als de hoeveelheid water en stikstof gelijk blijft, zal de fertilisatie beperkt zijn. Bovendien zijn nieuwe bossen een concurrent voor de voedselproductie omdat ze met elkaar moeten vechten om land, water en voedingsstoffen. We kunnen niet de hele planeet vol bomen zetten zonder te falen in het voeden van de 7,5 miljard mensen die erop wonen. Zelfs in gebieden die geschikter zijn voor het kweken van bomen dan voor het telen van rijst of aardappelen kan aanplant onbedoelde gevolgen hebben. Doordat de poolstreken groener worden, zullen bijvoorbeeld grote gebieden van sneeuwwit in donkergroen veranderen, waardoor ze minder inkomende zonenstraling terugkaatsen en ze de opwarming versterken die het gevolg is dan de straling. Dan moeten we nog rekening houden met verstoringen van het bos. Decennia of zelfs eeuwen van zorgvuldig geplande bosaanwas en koolstofonttrekking kunnen in één klap teniet worden gedaan als een orkaan aan land komt, als een droogteperiode aanbreekt of als een natuurbrand het bos teistert. Ziekten kunnen als een lopend vuur door bossen verspreiden en bomen doden, waarmee ook hun vermogen om koolstof aan de atmosfeer te onttrekken, verdwijnt. Denk bijvoorbeeld aan kastanjekanker, die wordt veroorzaakt door een ziekteverwekkende schimmel die in het begin van de twintigste eeuw per ongeluk in de Verenigde Staten is geïntroduceerd. Door deze ziekte hebben Amerikaanse kastanjes (Castanea dentata) in hoog tempo en massaal het loodje gelegd. (pagina 262-263)
Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen