vrijdag 11 oktober 2024

Maarten van Heems & Alex Klusman

Het campagnebureau : tien lessen voor politieke en maatschappelijke verandering
Uitgeverij Pluim 2024, 224 pagina's  € 24,99

Korte bio van Maarten van Heems (1979) en Alex Klusman (1969)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Dit boek is een gids voor wie mensen wil mobiliseren voor een doel, oftewel succesvol campagne voeren. Of je de beste influencer van Nederland wil worden of tot de gemeenteraad van je dorp wil doordringen, hier vind je tien lessen om dat te bereiken. Wat moet er gebeuren om je doel scherp te stellen en wie moet je daarvoor bereiken? Hoe doe je onderzoek en stel je een strategie op? Het campagnebureau voorziet je van praktische oefeningen en beeldende anekdotes. Van het schrijven van een sterke slogan en boodschap tot hoe je daarmee aan tafel komt in een talkshow. Hoe gaat het er eigenlijk aan toe op redacties? Wat gaat er om in de hoofden van journalisten, activisten en influencers? Dit boek laat je inzien wat er gebeurt in de machinekamer van winnende en juist hopeloos mislukte campagnes. De afgelopen 25 jaar werkte het campagnebureau BKB aan meer dan duizend kleine en grote campagnes die iets in beweging moesten zetten in de Nederlandse samenleving. Van de vluchtelingenproblematiek tot gelijke kansen in het onderwijs, van duurzaam beleggen tot wetenschapsprogramma’s op Lowlands en Zwarte Cross. In opdracht, maar zeker ook op eigen initiatief.

Fragment uit

Terug naar Overzicht alle titels

Grace Blakeley

Aasgierkapitalisme : bedrijfsmisdaden tegen de menselijkheid
De Arbeiderspers 2024, 400 pagina's € 24,99

Oorspronkelijke titel: Vulture Capitalism: Corporate Crimes, Backdoor Bailouts, and the Death of Freedom (2024)

Wikipedia: Grace Blakeley (1993)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
De ‘vrije markt’ is in werkelijkheid een planeconomie van de superrijken

Oorlog, klimaatcrisis, polarisatie en ongelijkheid: kijk naar de wereld en je voelt je al snel machteloos. Zonder kapitalisme geen welvaart, is ons altijd verteld. Maar als de economie wankelt, waarom redden overheden dan grote bedrijven en aandeelhouders, maar laten ze gewone mensen aan hun lot over? Grace Blakeley legt het corrupte systeem bloot dat overal om ons heen faalt. Ze neemt ons mee op een reis langs honderd jaar bedrijfscriminaliteit en politieke manipulatie. Daarmee hebben de economische elites een mondiaal systeem van ‘aasgierkapitalisme’ verankerd waarvan alleen de superrijken profiteren. Alleen door onze economie te democratiseren kunnen we vrijheid voor iedereen garanderen.\

Fragment uit

Terug naar Overzicht alle titels


dinsdag 8 oktober 2024

Wouter Mensink

Hoe we uit het dorp vertrokken : filosofie tussen stad en platteland
Boom 2024, 192 pagina's  € 23,90

Korte bio van Wouter Mensink (1979)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Persoonlijke en filosofische zoek
tocht naar gedeelde ervaringen om stad en platteland dichter bij elkaar te brengen.

‘In zijn boeiende boek maakt Wouter Mensink duidelijk dat een andere dialoog over stad en platteland nodig én mogelijk is, met meer nadruk op wat ons bindt.’ -  – Kim Putters

‘Met enorme souplesse onderzoekt, ontleedt en ontmaskert Wouter Mensink de vermeende tegenstellingen tussen stad en platteland. Een belangrijk boek voor iedereen die zich wil bevrijden van polarisatie en kortzichtigheid.’ - Peter-Paul Verbeek

Wat betekent het om stedeling te worden? En hoe kijk je als nieuwe stedeling naar het platteland? In Hoe we uit het dorp vertrokken verbindt Wouter Mensink persoonlijke ervaringen van plattelandverlaters met algemene reflecties over de relatie tussen stad en platteland. Hij neemt de lezer mee op een reis door een denkbeeldig platteland. Daarbij laat hij dorpelingen en stedelingen samen in vreugdevuren staren, bouwt hij machines in de tuin en moedigt hij familieleden die door het hele land wonen aan om meer te praten over wat ze delen en wat elk familielid uniek maakt. Voorbij de kloof opent hij de weg naar een broodnodige nieuwe dialoog over stad en platteland.

Wouter Mensink (1979) werkte als onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en is nu conflictbemiddelaar en gespreksbegeleider bij Public Mediation. Eerder schreef hij Kun je een betere wereld kopen? (shortlist Socratesbeker 2016). Hij woont niet meer op het platteland.

Fragment uit Conclusie - Naar een dialoog
Verplaatsingservaringen

De ervaring die in dit essay centraal staat, is die van de plattelandverlating. Door de ene plek letterlijk te verlaten verplaats je je naar een andere omgeving, in dit geval de stad. Als ik kijk naar mijn eigen ervaringen, dan hield het daarmee niet op. Na mijn verhuizing naar verschillende steden probeerde ik me ook weer te verplaatsen in het platteland. Soms was dat letterlijk, door bijvoorbeeld een rondreis te maken op het platteland van de zuidelijke staten van de VS of door onderzoek te doen in Oost-Groningen, maar ik bedoel het hier eerder figuurlijk.
  De ervaring dat je probeert je in de ander te verplaatsen, of je eigen leven zodanig te veranderen dat je daardoor zelf een ander perspectief krijgt, kan heel behulpzaam zijn bij relatieherstel. Ik noem dat hier voor het gemak maar even 'verplaatsingservaringen'. 
  De metafoor van jezelf 'een nieuwe jas aanmeten' bleek nuttig om zo'n ervaring te duiden, en dan in het bijzonder een waarin je je eigen leven probeert te veranderen. Ik kocht letterlijk een nieuwe jas toen ik probeerde stedeling te worden in Boedapest, maar de figuurlijke betekenis van die jas is belangrijker. Het symboliseert het idee van iets nieuws uitproberen: in mijn geval een rurale identiteit verruilen voor een stedelijke. 
  Veel denkers leggen de nadruk op de 'oude jassen' die we met ons meedragen. Die kunnen ons weliswaar helpen om dingen gedaan te krijgen, omdat we tijdens het dragen van die jassen gereedschappen hebben verkregen die we in de zakken meedragen. Maar tegelijkertijd kunnen ze ons er ook van weerhouden om iets nieuws te proberen. Soms kopen we een nieuwe jas ook 'op de groei' en hebben we een beetje pretentie nodig om hem met verve te dragen. Hoe irritant pretentie ook kan zijn, als ervaring kan het heel nuttig zijn, zowel op het moment zelf als in retrospectief. Door te reflecteren op je eigen pretentie kun je 'verplaatsingservaringen' beter leren duiden.
  Ook mijn poging om het platteland te herontdekken nadat ik naar de stad was verhuisd, bracht weer verplaatsingservaringen et zich mee. Die waren van een andere aard dan de voorgaande ervaringen, in die zin dat ik niet letterlijk probeerde om weer plattelander te worden, of terug te verhuizen naar het platteland. Dat klinkt triviaal, maar het is een belangrijk punt, al was het maar omdat het jaren duurde voordat ik het zelf begon te begrijpen. Wat ik me de afgelopen jaren begon te realiseren, is dat ik me niet probeerde te verplaatsen in het 'echte' platteland, maar in het verbeelde. Anders gezegd: ik gebruikte beelden die anderen van het platteland hebben geschetst, die mijn verplaatsingservaring 'bemiddelden'.  En om het nog erger te maken, waren dat ook nog eens beelden van een ander platteland dan waar ik zelf was opgegroeid, namelijk het Amerikaanse. Ik gebruikte fictieve persona's, 'rurale simulacra' en plattelandsmythes om toegang te krijgen tot een platteland dat me interesseerde.
  Ik weet het, dat klinkt als een dubieus idee. Ik heb mezelf ook wel eens achter de oren gekrabd toen ik al schrijvende ontdekte wat ik eigenlijk aan het doen was. Er zijn zonder meer risico's verbonden aan het idee om een belevingswereld die niet aansluit bij je eigen afkomst te leren kennen door de beelden die anderen hebben gecreëerd. Beelden van het platteland zijn bijvoorbeeld vaak in de stad geproduceerd, waardoor ze niet noodzakelijkerwijs overeenkomen met de manier waarop plattelanders zich graag gerepresenteerd zouden zien. Bovendien kunnen beelden, en zeker mythische beelden, heel stereotiep zijn. Door stedelingen gekoesterde mythes over het platteland - zoals de duivelsmythe in bluesmuziek - kunnen ronduit beschadigend zijn voor groepen die in de mythische verhalen worden beschreven -, zoals in dit geval zwarte bluesmuzikanten.
  Dat wil echter niet zeggen dat we ons daarom maar beter volledig afzijdig kunnen houden van beeldvorming, bijvoorbeeld over het platteland. Wel zou het beter zijn als plattelanders een hoofdrol zouden krijgen in de productie van beelden over hun levens en gemeenschappen. Ik heb voorbeelden gegeven van plattelanders die dat doen, bijvoorbeeld door zichzelf een fictief persona te creëren, door bewust rurale simulcra te maken die voor henzelf betekenisvol zijn en door bestaande mythes zo te vertellen dat ze er zelf kracht aan ontlenen.
 Net zoals ik over de 'nieuwejaservaring' zei, geldt ook hier dus dat het belangrijk is om bewust bezig te zijn met wat je doet. Wees je ervan bewust als je een verbeeldingswereld binnenstapt, en probeer te begrijpen hoe die werkt en wie die wereld maakt. Verbeelding kan echt helpen om je te verplaatsen in de ander, maar wel pas als je snapt waarin je je precies verplaatst. De ene verbeeldingswereld is beter dan de andere, net zoals de ene jas je beter staat dan de andere. (pagina 163-165)

Lees bijvoorbeeld ook: Een klein land met verre uithoeken : ongelijke kansen in veranderend Nederland van Floor Milikowski (uit 2020).

Terug naar Overzicht alle titels

Naomi Woltring

De marktconforme verzorgingsstaat : Nederlands neoliberalisme in de lange jaren negentig
Boom 2024, 352 pagina's - € 29,90

Korte bio van Naomi Woltring (1984)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Cruciale inzichten in de dynamiek van politieke en maatschappelijke veranderingen

‘Ik heb het boek gelezen met herkenning – ja, zo ging het, soms met verbazing – oh, zo kun je er dus ook tegenaan kijken, en soms ook met schaamte – waarom hebben we niet meer bijgestuurd?’ – Jet Bussemaker

‘Fascinerend!’ – Maarten van Rossem

In De marktconforme verzorgingsstaat analyseert Naomi Woltring de transformatie van de Nederlandse verzorgingsstaat onder invloed van het neoliberalisme. Woltring duikt in de complexe interacties tussen politieke ideologieën, beleidsvorming en de dagelijkse praktijk van de verzorgingsstaat. Haar baanbrekende boek biedt een diepgaande analyse van de beleidsmatige, sociale en economische verschuivingen in Nederland tussen 1989 en 2008.

Neoliberale ideeën veranderden zowel de visie van politici op de rol van de staat, marktwerking en individuele verantwoordelijkheid, als de verzorgingsstaat zelf. Nederlandse beleidselites wisselden voortdurend van rol, wat deze verandering mogelijk maakte. Of het nu gaat om de privatisering van woningcorporaties of de inperking van de sociale zekerheid, Woltring laat zien dat hedendaagse crises hun oorsprong vinden in de doelbewuste verspreiding en de vanzelfsprekende omarming van marktconforme sturing in de lange jaren negentig.

Naomi Woltring promoveerde op de geschiedenis van het neoliberalisme in Nederland. Ook schreef ze het laatste hoofdstuk van de moderne klassieker Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis van Merijn Oudenampsen en Bram Mellink. Ze was werkzaam bij de Wiardi Beckman Stichting en het Humanistisch Verbond. Bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis onderzoekt ze het financieel-economische beleid van de kabinetten-Lubbers.

Fragment uit 5. Epiloog: neoliberalisme in de lange jaren negentig
Lessen in consolidatie

Ten eerste is de inperking van de verzorgingsstaat ons niet overkomen. Het was de bedoeling. Beleidsmakers, politici, ambtenaren en wetenschappers wilden dat de doelgroep van sociale huurwoningen werd ingeperkt, dat de huurprijzen marktconform zouden worden, dat het percentage sociale huurwoningen zou krimpen en het percentage koopwoningen zou groeien. Zij wilden dat de drempel voor uitkeringen verhoogd werd, dat de uitkeringen verlaagd werden en de duur verkort. Tussen 1991 en 1995 halveerde het bedrag van de volkshuisvestingsuitgaven op de rijksbegroting, om daarna nog verder te krimpen. De uitgaven aan sociale zekerheid halveerden tussen 1984 en 2008. Zo moest de Nederlandse economie concurrerender worden, en kon en passant de samenleving zorgzaam en verantwoordelijk worden gemaakt, het individu onafhankelijker, vrijer en geëmancipeerd, kon de Leviathan waarin de verzorgingsstaat dreigde te veranderen worden ingetoomd. 
  Vervolgens waren echter lang niet alle effecten en uitkomsten op de lange termijn zo bedoeld. Dat de macht van grote investeerders toenam, terwijl het armere deel van de bevolking aan steeds verdergaande vormen van controle werd onderworpen, namen beleidsmakers op de koop toe, maar was dat niet de intentie. Dat de prikkels die mensen moesten activeren tot het accepteren van werk nauwelijks effect hadden en dat de hervormingen in de sociale zekerheid tot de groei van de groep werkende armen leidde, was ronduit pijnlijk en contrair aan de bedoelingen. Ook onbedoeld was dat de hervormingen en hun uitkomsten op langere termijn resulteerden in een nieuw normaal: een geneoliberaliseerde samenleving met een kern van werknemers met vaste contracten, en een steeds grotere 'schil' van mensen met flexibel en precair werk, gegroeide ongelijkheid en een repressief stelsel van sociale zekerheid, gecombineerd met hoge hypotheekschulden, een groeiend aantal woningen dat fungeert als beleggingsobject en een tekort aan betaalbare woningen. Maar zonder neoliberale overtuigingen waren de hervormingen niet op deze manier doorgevoerd en had de Nederlandse verzorgingsstaat er in 2008 vermoedelijk heel anders uitgezien. Intenties hadden geen eenduidige gevolgen, maar die gevolgen vloeiden wel voort uit ideologische gemotiveerde hervormingen.
  Wie de hervormingen van de jaren negentig wil begrijpen, moet daarom de ideeën van beleidselites begrijpen. DE hervormingen werden ontworpen door topambtenaren, politici en wetenschappers die behoorden tot een gemeenschap van overwegend economisch of economisch-juridisch geschoolde mannen. Zij deelden neoliberale aannames, om te beginnen de overtuiging dat de verzorgingsstaat de Nederlandse concurrentiepositie aantastte. Daarom moest de verzorgingsstaat 'marktconform' worden: de kosten moesten omlaag - bijvoorbeeld van volkshuisvesting - en het beroep op sociale zekerheid moest worden ingeperkt. Wat tot de minimale kern van de verzorgingsstaat behoorde, diende de overheid uit te voeren. Zaken waar de overheid zich vanuit neoliberaal perspectief niet mee moest bemoeien, waren aan de markt. De overheid moest de sfeer van de markt uitbreiden, de concurrentie aanjagen en optreden als marktmeester. De operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW)  belichaamde deze consensus, fungeerde als ideologische richtingaanwijzer en socialiseerde via 71 werkgroepen ambtenaren van vrijwel alle ministeries in de neoliberale manier van denken en beleid maken. 
  De opvattingen van deze beleidselite konden zo invloedrijk worden, omdat Nederlandse beleidselites allemaal door dezelfde draaideur gingen. Topambtenaren, wetenschappers en politici kwamen elkaar telkens weer tegen op wisselende posities: de ene keer in toga, vervolgens met partijspeldjes op en dan weer met ambtelijke geloofsbrieven in de hand. In die posities dachten zij beleidsideeën uit, vertaalden die naar wet- en regelgeving, handhaafden en reflecteerden erop en gaven er een wetenschappelijke legitimatie aan. Via die draaideur bevestigden zij elkaars neoliberale ideeën en gaven daaraan een aura van vanzelfsprekendheid. Dat was geen 'complot'. Mensen maakten gewoon carrière. Dat betrokkenen bij de MDW-operatie terechtkwamen op centrale plekken in het openbaar bestuur, de wetenschap en de vertegenwoordigende democratie was daar de zichtbare manifestatie van. (pagina 193-195)

Lees ook: Neoliberalisme : een Nederlandse geschiedenis van Bram Mellink & Merijn Oudenampsen (uit 2022) of Ontspoord kapitalisme : hoe het kapitalisme ontspoorde en na de coronacrisis kan worden hervormd van Bert de Vries  (uit 2020).

Terug naar Overzicht alle titels

Tom Hannes

U bevindt zich hier : zingeving voor aardbewoners
Horizon 2024, 447 pagina's € 24,99

Website Tom Hannes (1970)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Een urgent boek over zingeving voor aardbewoners

Er trekt een gigantische klimaatverschuiving over onze Aarde, maar toch reageren we traag en ontoereikend op de vele alarmerende berichten van wetenschappers. Hoe komt dat? Tom Hannes toont hoe we verlamd worden door stokoude, achterhaalde filosofische ideeën. Ideeën die zingeving ergens anders zoeken dan hier, in het dunne, levensvatbare laagje rond de Aarde. Gewapend met zijn oude liefde, het zenboeddhisme, en een handvol klassieke en moderne schilderijen, biedt hij een alternatieve zingeving aan. Een die ons oproept tot actie en die begint met de evidentie zelve: 'u bevindt zich hier'.

Fragment uit U bevindt zich hier
Vier alternatieve oedipuscomplexen

Het basisbeeld dat in dit boek  gebruikt werd om over die kantelingen en die nieuwe zingeving te spreken, komt uit die late negentiende eeuw: Des caresses van Fernand Khnopff. Hoewel dat beeld eerder toevallig als kapstok werd gebruikt - ik stuitte erop tijdens ene museumbezoek -, is het een vruchtbaar beeld gebleken. Alleen al het jaar waarin het geschilderd werd, 1896, keerde een aantal keren terug in ons verhaal over hoe het mogelijk was dat we zo afkerig bleven om onze penibele ecologische conditie ernstig te nemen. Svante Arrhenius beschreef in 1896 de klimaatverandering door het broeikaseffect. In 1896 werd het eerste Belgische festival van de automobiel georganiseerd. De automobiel, hoewel een uitgesproken elitair genotsmiddel, werd van meet af aan opgevoerd als hét icoon van d eonvermijdelijke vooruitgang door technologische overmeestering. In realiteit kunnen we echter net zo goed zeggen dat wij door de technologie overmeesterd werden. En de rol van de technologische omgeving in de bepaling van wat onze zingeving hoort te zijn, werd uitgewerkt met het voorbeeld van de digitale technologie van de aandachtseconomie. Dit heeft een immense macht over onze verbeeldingskracht en vult onze zingeving in als een zaak van de free flow van makkelijk te scoren bevredigingen.
 


In 1897 bedenkt Freud zijn oedipuscomplex. Hoewel de plausibiliteit van dat complex omstreden is, is het wel degelijk een iconische theorie geweest. Ze weerspiegelt een andere oorzaak van de halsstarrigheid waarmee we wegkijken van de klimaatverandering: de neiging van de moderne westerling om de hele zin van het bestaan te reduceren tot zijn eigen persoonlijke welzijn. We hebben dat gezien als datgene wat overblijft van de axiale zingevingsblauwdruk als de macrokosmische pool (God, zeg maar) 'vermoord' werd, zoals Nietzsche dat graag stelde in de tijd van Khnopff en Freud. Zelfexpressie, je wil volgen, je ware passie vinden, je losmaken van de relaties met je omgeving lijken op die manier de enig overgebleven postaxiale zingeving. Zingeving reduceren tot microkosmisch welzijn is meer dan een eeuw later zo gemeengoed zijn geworden dat ze de platgekauwde standaardverhaallijn vormen van bijna elke blockbustertekenfilm voor kinderen.
  Net als Freud haalt Khnopff voor Des caresses de inspiratie bij Oedipus. Hij sluit daarbij aan bij de negentiende-eeuwse schilderkunstige mode om aan de hand van het thema van Oedipus en de sfinx commentaar te geven op de zingevingsvraagstukken van zijn tijd. Geheel in overeenstemming met de symbolistische gewoonte is zijn commentaar allesbehalve makkelijk leesbaar. Het voordeel is dat het werk zich leende als projectiescherm voor onze zoektocht naar een ecologisch plausibele zingeving. Achteraf bekeken zouden we kunnen zeggen dat we op die manier op en aantal alternatieve oedipuscomplexen zijn gestuit. Een eerste alternatief zouden we het ecologische oedipuscomplex kunnen noemen. Bij Sophocles (en Freud) moesten de relaties gescheiden blijven: je ouders of je kinderen mogen niet je liefje worden. Anders raakt de boel bezoedeld. Bij het ecologische oedipuscomplex liggen de zaken anders. De Kritische Zone is getroffen door de pest van de klimaatverandering, net omdat we onze relaties te zeer gescheiden hebben. We hebben te weinig ingezien dat Gaia niet alleen onze moeder kan zijn - in de zin dat we uit haar zijn voortgekomen - maar ook onze geliefde móét zijn, met wie we samen een heden en een toekomst uit te bouwen hebben. Gaia is onze moeder, onze vrouw, onze zus, onze verre tante, ons kind, ons nichtje, ons kleinkind.... We hebben alle mogelijke familiebanden met Gaia. We zijn niet alleen bij haar betrokken als schepsel, maar ook als bewoner, deelnemer, vormgever, medeschepper, parasiet, symbiont, samen met alle andere actoren. Die relaties en interacties zijn niet uit elkaar te houden, ze vormen één grote levendige, veranderlijke, onoverzichtelijke en ontzagwekkend complexe Kritieke Zone. Ze zijn niet eenduidig. Soms zijn ze liefelijk, soms adembenemend ontroerend, soms gewrongen en vreemds, soms levensgevaarlijk. Net zoals de moeilijk samen te vatten relatie van Khnopps Oedipus met de sfinx is ons ecologisch netwerk een amalgaam van menselijke, niet-menselijke, levende en niet-levende, machinale en voor wie wil goddelijke aspecten. (pagina 395-396)

Terug naar Overzicht alle titels

Peter Pomerantsev 2

Zo win je een propagandaoorlog : de propagandist die Hitler te slim af was
Spectrum 2024, 359 pagina's  € 24,99

Oorspronkelijke titel: How to win an information war (2024)

Wikipedia: Peter Pomerantsev (1977)

Korte beschrijving
Een verdiepend boek over nazipropaganda, ‘Der Chef’ en hedendaagse autoritaire propaganda. In dit boek vertelt Peter Pomerantsev over Thomas Sefton Delmer, een Britse propagandist die tijdens de Tweede Wereldoorlog de strijd aanging met de Duitse oorlogsmacht. Hij creëerde een karakter, Der Chef, en bereikte Duitse militairen en burgers via een radioprogramma waarin hij speeches gaf. Maar wanneer tijdens Pomerantsevs onderzoek de oorlog in Oekraïne losbarst, wordt hij zelf opgeroepen om autoritaire propaganda te bestrijden. In dit boek verweeft hij zijn persoonlijke verhaal met dat van Delmer en het huidige conflict tussen Oekraïne en Rusland. Hij stelt scherpe vragen over de aard en de strategieën van propagandaoorlogen en laat zien hoe het tij van een informatieoorlog gekeerd kan worden. In vloeiende, verhalende stijl geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Peter Pomerantsev is een Britse auteur. Hij schreef ‘Niets is waar en alles is mogelijk’*, dat in 2016 de RSL Ondaatje Prijs won, en 'Dit is geen propaganda’, dat in 2020 de Gordon Burn Prize won.

Tekst op website uitgever
De Tweede Wereldoorlog werd niet alleen op het slagveld, maar ook in de media uitgevochten. Beide fronten zetten propaganda in om de opvattingen van burgers te beïnvloeden. Op dit strijdtoneel ging de Britse propagandist Thomas Sefton Delmer het gevecht aan met de Duitse oorlogsmacht.

Door een fictioneel karakter, Der Chef, te creëren, kon Sefton Delmer de Duitse militairen en burgers bereiken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij had een radioprogramma en hield speeches die in de Duitse straten en in huizen te horen waren.

Journalist en onderzoeker Peter Pomerantsev kwam deze bijzondere figuur op het spoor en ziet een duidelijke parallel met de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Hitler en Poetin gebruiken beiden de leugen om hun doel te bereiken. Pomerantsev confronteert ons met scherpe vragen over het bestaan van informatieoorlogen: wat als je niet tegen de leugen kunt vechten? En kan een propagandaoorlog wel gewonnen worden?

Peter Pomerantsev is journalist en onderzoeker aan de Johns Hopkins University. Hij is de auteur van Niets is waar en alles is mogelijk, dat in 2016 de Royal Society of Literature Ondaatje Prize won, en van Dit is geen propaganda.

Fragment uit hoofdstuk 11. Zo win je een propagandaoorlog
Delmer zag in dat mensen bevrediging halen uit propaganda. En vaak geldt: hoe smeriger, hoe effectiever. De schofterigste leiders krijgen volgelingen door een manier aan te bieden waardoor je je via hen machtig voelt en doordat zij anderen vernederen. Der Chef maakte op dezelfde manier gebruik van de rancune en de ontaarding van de Duitsers, hij doorbrak het monopolie van de nazi's met het uiten van hun sterkste, geheimste emoties. Hij gebruikte dezelfde taal van haat, superioriteit en sadisme die de nazi's gebruikten. Maar dan keerde hij de propaganda tegen hen. Hij legde het vitriool er zo dik op dat de paranoia ervan begon over te stromen en er zoveel viezigheid loskwam dat die over de oevers klotste, waardoor ze 'naar het belachelijke' begon te reiken.
  Door te laten zien hoe eenvoudig het was de propaganda van de nazi's zelf tegen hen te keren en haar verdraaiingen uit te vergroten, herinnerde Delmer de Duitsers eraan hoe namaak die nazipropaganda was, en dit ondermijnde de fundamenten van hun macht. Delmer zag hoe propaganda mensen een gevoel gaf van identiteit in een verwarrende en instabiele wereld. De nazi's wilden dat jij de smerige rollen die zij aanboden, zou vervullen: als SS'ers, ariërs, Volksgenossen en meer. Door er constant een schijnwerper op te richten om te laten zien dat die rollen slechts toneelrollen waren, toonde Delmer je dat je ervoor kon kiezen ze niet te spelen, of dat je ze kon veranderen.
  Delmer heette je altijd welkom in zijn spelletjes waarin je de controle terug kon nemen en jezelf definiëren. De Sender betrok je bij een maskerade waarvan je wist dat de Britten erachter zaten, en de Britten wisten dat jij het iets, maar iedereen hield zich aan het rollenspel omdat daardoor bepaalde gecensureerde waarheden aan het licht kwamen. Je zou niet langer passief zijn en je overgeven aan de kracht van de propaganda, een onderdeeltje in een massale, gecoördineerde show; in plaats daarvan had je weer macht.
  Delmer richtte zich constant op het in staat stellen van mensen om iets te ondernemen wat goed was voor hen en slecht  voor de nazi's. Het oproepen tot een run op kleren en rantsoenen, of je een handleiding geven over hoe je een ziekte moest faken om van het front naar huis te worden gestuurd, was niet alleen belangrijk voor hun directe impact op de Duitse oorlogsinspanning, maar brak ook de gewoonte om zich meer neer te leggen bij de nazidictatuur.
  Door deze vier processen - het in het leven roepen van mediagemeenschappen die sterker zijn dan die van de propagandisten; het breken van het monopolie van de propagandisten op het uiten van de donkerste gevoelens; het mensen bewust maken van hoe de sociale rollen van de nazi's een demonisch cabaret waren waaraan je niet mee hoefde te doen; en mensen stimuleren zich onafhankelijker te gedragen - schiep Delmer afstand tussen het Duitse volk en de nazipropaganda. En toen die afstand er eenmaal was kon hij beginnen op heel andere wijze met het Duitse volk te communiceren.
  Delmers doel was echter nooit om de van haat vervulde politieke cultus te vervangen door een andere. het was niet de bedoeling dat de luisteraar Der Chef net zo zou gaan vereren als Hitler en met een of andere gehypnotiseerde menigte zou veranderen. Delmer geloofde altijd dat mensen nooit helemaal overweldigd zouden worden door propaganda. Volgens hem zat er altijd iemand in ons allemaal - gestoeld op realiteit - die klaarstond om zich los te maken van de propagandisten als er voldoende reden was om dat te doen. Het is onze taak die reden te vinden. En dit proces kan beginnen met het meest fundamentele eigenbelang en overleven. 
  Een groot deel van de hedendaagse propaganda is ontworpen om je overweldigd te laten voelen door de hoeveelheid verwarrende kennis die er is en het verschil tussen leugens en waarheid ondergraaft, terwijl deze verwarring ook voor opluchting zorgt als je je vertrouwen stelt in een leider die de wereld verkleint tot enorme samenzweringen. Daardoor komt dat factchecks zelden werken als ze een politieke identiteit rechtstreeks uitdagen. Wat we moeten doen is mensen de motivatie verschaffen om weer te geven om de waarheid.
  Delmer had alleen maar radio en drukwerk om mee te spelen. Wij hebben zoveel meer om mensen te betrekken: algemene online bijeenkomsten, en sociale mediakanalen, interactieve websites, streamingplatforms, messengers, pop-upadvertenties die je online op een spoor zetten, en de kans om films, toneel, lezingen en audio uit te zenden naar de meeste gesloten gemeenschappen. We beschikken over veel meer manieren dan Delmer om ons publiek, hun motieven en hun reacties te analyseren. Dictators en autoritaire propagandisten gebruiken deze hulmiddelen voortdurend - en wij zouden daarmee de concurrentiestrijd moeten aangaan. Wat we echter niet altijd hebben is Delmers slimheid, zijn vermogen af te dalen naar de oorsprong van de propagandamacht om die dan naar eigen hand te zetten. (pagina 298-300)

Lees ook: Dit is geen propaganda : de oorlog tegen de waarheid (2019)

maandag 7 oktober 2024

Hans Schnitzler 4

De mens, de machine & de therapeut
Bot Uitgevers 2024, 64 pagina's € 6,99
Essay Maand van de Geschiedenis

Wikipedia: Hans Schnitzler (1968)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
De menselijke geschiedenis laat zich lezen als een proces waarbij mens en machine steeds verder met elkaar versmelten, tot op het punt dat we langzaam maar zeker in cyborgs veranderen – half mens, half machine. Dat punt zijn we met rasse schreden aan het naderen. Naarmate we meer van onze menselijke vermogens gaan uitbesteden aan machines wordt de vraag naar ons mens-zijn steeds relevanter. Wat maakt, in tijden van kunstmatige intelligentie, digitalisering en robotisering, het menselijk bestaan tot een menswaardig bestaan? Dat is de vraag die filosoof Hans Schnitzler in De mens, de machine & de therapeut centraal stelt en in historisch perspectief plaatst. Om te begrijpen wat we nu zijn, moeten we onderzoeken hoe we zo geworden zijn. Daartoe nodigt hij de lezer uit om, samen met hem, in technotherapie te gaan. Waar komt onze fascinatie met technologie vandaan en wat staat er mogelijkerwijs op het spel? Veranderen we misschien zelf in robots? Heeft het onderscheid tussen echt en nep nog wel betekenis in een wereld van virtual reality en deepfakes? Aan welke angsten en dromen komt het leven in cyberspace eigenlijk tegemoet? Er zit niets anders op dan te graven in ons verleden om hier meer zicht op te krijgen.

Fragment uit Sessie VI
De mens staat dus niet onafhankelijk of 'objectief' tegenover de realiteit. Wij zijn dieren die verhalen vertellen over onszelf en de wereld; en vertellen is geen tellen, Therapeut. Hoewel dat voor jou misschien niet geldt: mensen zijn historische wezens, die de geschiedenis in zich dragen. Dat bracht Gadamer tot de overtuiging dat de geschiedenis niet aan ons behoort, maar wij aan de geschiedenis (wat ik, maar dit terzijde, een troostrijke en nederig stemmende gedachte vind).
  Kortom, ook opvattingen over echt en nep komen niet uit de lucht vallen en zijn geladen met betekenissen die ons vanuit de traditie zijn overgeleverd. Als er één verhaal is dat onze ideeën hierover heeft gekleurd, dan is het wel de grot-allegorie van Plato, die hij heeft opgetekend in de Politeia. Ik durf te stellen dat Plato's gedachte-experiment over een groep mensen die in een grot opgesloten zit en die de schaduwen die ze daar op de wand zien voor de waarheid houden, een treffende metafoor is voor de situatie waarin we ons vandaag de dag bevinden - met dien verstande dat bij Plato een aantal grotbewoners zich nog uit de grot kon bevrijden om te ontdekken dat ze in een schijnwerkelijkheid leefden. Voor databewoners daarentegen zal het, in tijden van generatieve AI die kunstmatig tekst, beeld en muziek genereert, steeds lastiger worden zich aan de digitale schaduwwereld te onttrekken; die is namelijk overal en nergens, en tendeert ernaar om ons volledig onder te dompelen (denk aan Zuckerbergs Metaverse) en alle facetten van het leven te betoveren, tot op het punt dat we de dualistische wereldbeschouwing van echt versus nep, schijn versus wezen, feit versus fictie als een relikwie uit analoge tijden mogen beschouwen.
  Er is nog een reden waarom Plato's grotvoorstelling ons een adequate en actuele spiegel voorhoudt. De mensen in Plato's grot zitten daar vastgeketend en kijken naar een schimmenspel dat veroorzaakt wordt door poppenspelers achter hen, die met behulp van een onzichtbaar vuur schaduwen op de grotwand projecteren. Dat die schimmen een illusie zijn, schaduwen van de echte werkelijkheid, laat onverlet dat ze hun toeschouwers weten te betoveren en misleiden. Klinkt herkenbaar, nietwaar Therapeut? Ook vandaag laten we ons immers betoveren en misleiden, maar dan door een bits-en-bytes-versie van de fysieke realiteit die ons in een digitaal gegenereerde schimmenwereld onderdompelt. Soms nemen die schimmen de hoedanigheid aan van door AI geconstrueerde deepfakes, die van een Instagram-filter - zoals FaceApp, waarmee je je een Barbiepop-uiterlijk kunt aanmeten - of anders wel de vorm van een verleidelijke Chatbot-stem die verdacht veel lijkt op die van actrice Scarlet Johansson uit de film Her (waarin de hoofdpersoon verliefd wordt op zijn besturingssysteem, in casu de stem van Johansson; sciencefiction uit 2013 die elf jaar later verraderlijk realistisch is). (pagina 46-48)

Lees ook: Het digitale proletariaat (uit 2015), Kleine filosofie van de digitale onthouding (uit 2017) en Wij nihilisten : een zoektocht naar de geest van digitalisering (uit 2021).\

Terug naar Overzicht alle titels