Ten Have 2021, 461 pagina's - €22,99
Lenen als E-book via bibliotheek.nl
Oorspronkelijke titel: The righteous mind : why good people are divided by politics and religion (2012)
Wikipedia: Jonathan Haidt (1963)
Korte beschrijving
Haidt beschrijft twee polariserende onderwerpen: politiek en religie. Hij doet dit vanuit de morele psychologie. Zijn doel is mensen tot elkaar brengen op grond van nieuwsgierigheid. Hij gaat ervan uit, dat mensen geen redelijk wezens zijn, maar intuïtief te werk gaan. Moraal – waartoe de religieuze component wordt beperkt – gaat volgens hem over het niet berokkenen van schade aan anderen en eerlijk zijn. Ten slotte beschrijft hij moraal, die ofwel verbindt door groepsgevoel, ofwel verblindt door het idee aan de goede kant te staan zonder oog voor argumenten van de ander. Jonathan Haidt is een atheïstisch-joodse sociaal- en cultureel psycholoog en als hoogleraar ethisch leiderschap verbonden aan de Universiteit van New York. Hij denkt in de traditie van Emile Durkheim (de individuele mens wil ergens bij horen) en Darwin (strijd tussen groepen). Interessant boek voor iedereen die wil begrijpen waar bijvoorbeeld de felle strijd tussen Republikeinen en Democraten in Amerika vandaan komt. Met eindnoten, literatuuropgave en register.
Tekst op website uitgever
Waarom zijn conservatieve en progressieve mensen het zo oneens over politiek en religie? Volgens sociaal psycholoog Jonathan Haidt ligt dit aan de manier waarop het brein werkt. Conservatieven en progressieven vinden instinctief verschillende waarden belangrijk. Deze waarden verbinden ons met een gemeenschap, maar verblinden ons tegelijk voor het standpunt van de ander. Volgens Haidt is kennis van dit proces het begin om dichter bij elkaar te komen.
Dit invloedrijke, nu al klassieke boek is voor het eerst in het Nederlands vertaald.
Fragment uit 1. Waar komt moraal vandaan?
'Wat denk je?' Is moreel denken anders dan andere vormen van denken?' Ik zei dat het nadenken over morele kwesties (zoals abortus) me anders leek dan het nadenken over gewone vragen (zoals waar je vanavond wilt gaan eten). In het eerste geval is er een grotere behoefte aan argumenten te geven die je moreel oordeel rechtvaardigen tegenover anderen. Baron reageerde enthousiast en we bespraken enkele manieren waarop je in het psychologisch lab moreel denken zou kunnen vergelijken met andere vormen van denken. De volgende dag voeg ik hem, op basis van niet veel meer dan een gevoel van aanmoediging, om mijn begeleider te worden en koos ik ervoor om me te specialiseren in morele psychologie.
in 1987 maakte de morele psychologie deel uit van de ontwikkelingspsychologie. het onderzoek richtte zich op vragen zoals hoe kinderen zich ontwikkelen in hun denken over regels, met name regels omtrent eerlijkheid. De grote vraag achter dit onderzoek was: Hoe leren kinderen onderscheid te maken tussen goed en kwaad? Waar komt moraal vandaan?
Er zijn twee voor de hand liggende antwoorden op deze vraag: natuurlijke aanleg (nature) of culturele opvoeding (nurture). Kies je voor aanleg, dan ben je een nativist. In dat geval geloof je dat morele kennis is aangeboren. Onze geest komt met een volle batterij, zoals misschien een in ons hart geschreven besef van God (zoals de Bijbel zegt) of geëvolueerde morele gevoelens (zoals Darwin betoogde).
Maar als je gelooft dat morele kennis het gevolg is van opvoeding, ben je een empirist. Zo iemand meent dat een kind bij de geboorte een onbeschreven blad is (zoals John Locke het noemde). Want als moraal in de hele wereld en door alle eeuwen heen verschilt, hoe kan die dan aangeboren zijn? Welke morele overtuigingen we ook hebben, we moeten die tijdens onze kinderjaren hebben geleerd uit eigen ervaring, waartoe ook contacten met volwassenen behoren die ons vertellen wat goed en fout is. (Empirisch betekent 'uit observatie of ervaring').
Dit is echter een vals dilemma. In 1987 was de morele psychologie dan ook vooral gericht op een derde antwoord: het rationalisme, dat beweert dat kinderen de moraal zelf ontdekken. Jean Piaget, de grootste ontwikkelingspsycholoog aller tijden, begon zijn carrière als zoöloog. Hij bestudeerde weekdieren en insecten in zijn geboorteland Zwitserland. Hij was gefascineerd door de stadia die sommige dieren doormaken tijdens hun transformatie, bijvoorbeeld van rups tot vlinder. En later, toen zijn aandacht vooral uitging naar kinderen, nam hij deze interesse voor ontwikkelingsstadia mee. Piaget wilde weten hoe de buitengewone verfijning van het volwassen denken (de cognitieve vlinder) voortkomt uit de beperkte mogelijkheden van jonge kinderen (eenvoudige rupsen).
Piaget vroeg zich af wat voor soort fouten kinderen maken. Hij deed bijvoorbeeld water in twee identieke glazen en vroeg aan kinderen om hem te vertellen of de glazen dezelfde hoeveelheid water bevatten. (Ja.) Vervolgens goot hij de inhoud van een van de glazen in een hoog dun glas en vroeg het kind om dat nieuwe glas te vergelijken met het glas dat niet was aangeraakt. Kinderen jonger dan zes of zeven jaar zeiden meestal dat het lange dunne glas meer water bevatte, omdat het water hoger stond. Ze begrepen niet dat het totale volume van water behouden blijft als het van het ene naar het andere glas gaat. Ook ontdekte hij dat het voor volwassenen onmogelijk is om het behoud van volume aan kinderen uit te leggen. Kinderen krijgen dat pas door als ze een leeftijd (en een cognitief stadium) bereiken waarin hun geest er klaar voor is. Als ze zover zijn, zullen ze het zelfstandig ontdekken als ze met water spelen.
Met andere woorden, het inzicht in behoud van volume is niet aangeboren en wordt kinderen ook niet aangeleerd door volwassenen. Kinderen komen er zelf achter, maar alleen als hun geest er rijp voor is en ze de juiste ervaringen kunnen opdoen. (pagina 21-22)
Interview: 'Mensen horen alleen wat ze willen horen' (NRC, vrijdag 12 februari 2021)
Lees ook: Ons feilbare denken van Daniel Kahneman (uit 2011)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen