Sinds 2012 vindt u hier non-fictie boeken over onze snel en sterk veranderende tijd. Boeken over uiteenlopende, elkaar aanvullende en overlappende gebieden. Boeken die vragen oproepen. Leesbare boeken die allemaal opgenomen zijn in de collectie van de samenwerkende Noord Oost Brabantse Bibliotheken. Een instelling die uiteenlopende activiteiten organiseert over thema's die in deze boeken worden aangesneden. Boeken voor Lezers van Stavast.
Tekst op website uitgever Persoonlijke en filosofische zoektocht naar gedeelde ervaringen om stad en platteland dichter bij elkaar te brengen.
‘In zijn boeiende boek maakt Wouter Mensink duidelijk dat een andere dialoog over stad en platteland nodig én mogelijk is, met meer nadruk op wat ons bindt.’ - – Kim Putters
‘Met enorme souplesse onderzoekt, ontleedt en ontmaskert Wouter Mensink de vermeende tegenstellingen tussen stad en platteland. Een belangrijk boek voor iedereen die zich wil bevrijden van polarisatie en kortzichtigheid.’ - Peter-Paul Verbeek
Wat betekent het om stedeling te worden? En hoe kijk je als nieuwe stedeling naar het platteland? In Hoe we uit het dorp vertrokken verbindt Wouter Mensink persoonlijke ervaringen van plattelandverlaters met algemene reflecties over de relatie tussen stad en platteland. Hij neemt de lezer mee op een reis door een denkbeeldig platteland. Daarbij laat hij dorpelingen en stedelingen samen in vreugdevuren staren, bouwt hij machines in de tuin en moedigt hij familieleden die door het hele land wonen aan om meer te praten over wat ze delen en wat elk familielid uniek maakt. Voorbij de kloof opent hij de weg naar een broodnodige nieuwe dialoog over stad en platteland.
Wouter Mensink (1979) werkte als onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en is nu conflictbemiddelaar en gespreksbegeleider bij Public Mediation. Eerder schreef hij Kun je een betere wereld kopen? (shortlist Socratesbeker 2016). Hij woont niet meer op het platteland.
Tekst op website uitgever Cruciale inzichten in de dynamiek van politieke en maatschappelijke veranderingen
‘Ik heb het boek gelezen met herkenning – ja, zo ging het, soms met verbazing – oh, zo kun je er dus ook tegenaan kijken, en soms ook met schaamte – waarom hebben we niet meer bijgestuurd?’ – Jet Bussemaker
‘Fascinerend!’ – Maarten van Rossem
In De marktconforme verzorgingsstaat analyseert Naomi Woltring de transformatie van de Nederlandse verzorgingsstaat onder invloed van het neoliberalisme. Woltring duikt in de complexe interacties tussen politieke ideologieën, beleidsvorming en de dagelijkse praktijk van de verzorgingsstaat. Haar baanbrekende boek biedt een diepgaande analyse van de beleidsmatige, sociale en economische verschuivingen in Nederland tussen 1989 en 2008.
Neoliberale ideeën veranderden zowel de visie van politici op de rol van de staat, marktwerking en individuele verantwoordelijkheid, als de verzorgingsstaat zelf. Nederlandse beleidselites wisselden voortdurend van rol, wat deze verandering mogelijk maakte. Of het nu gaat om de privatisering van woningcorporaties of de inperking van de sociale zekerheid, Woltring laat zien dat hedendaagse crises hun oorsprong vinden in de doelbewuste verspreiding en de vanzelfsprekende omarming van marktconforme sturing in de lange jaren negentig.
Naomi Woltring promoveerde op de geschiedenis van het neoliberalisme in Nederland. Ook schreef ze het laatste hoofdstuk van de moderne klassieker Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis van Merijn Oudenampsen en Bram Mellink. Ze was werkzaam bij de Wiardi Beckman Stichting en het Humanistisch Verbond. Bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis onderzoekt ze het financieel-economische beleid van de kabinetten-Lubbers.
Tekst op website uitgever Een urgent boek over zingeving voor aardbewoners
Er trekt een gigantische klimaatverschuiving over onze Aarde, maar toch reageren we traag en ontoereikend op de vele alarmerende berichten van wetenschappers. Hoe komt dat? Tom Hannes toont hoe we verlamd worden door stokoude, achterhaalde filosofische ideeën. Ideeën die zingeving ergens anders zoeken dan hier, in het dunne, levensvatbare laagje rond de Aarde. Gewapend met zijn oude liefde, het zenboeddhisme, en een handvol klassieke en moderne schilderijen, biedt hij een alternatieve zingeving aan. Een die ons oproept tot actie en die begint met de evidentie zelve: 'u bevindt zich hier'.
Fragment uit U bevindt zich hier Vier alternatieve oedipuscomplexen Het basisbeeld dat in dit boek gebruikt werd om over die kantelingen en die nieuwe zingeving te spreken, komt uit die late negentiende eeuw: Des caresses van Fernand Khnopff. Hoewel dat beeld eerder toevallig als kapstok werd gebruikt - ik stuitte erop tijdens ene museumbezoek -, is het een vruchtbaar beeld gebleken. Alleen al het jaar waarin het geschilderd werd, 1896, keerde een aantal keren terug in ons verhaal over hoe het mogelijk was dat we zo afkerig bleven om onze penibele ecologische conditie ernstig te nemen. Svante Arrhenius beschreef in 1896 de klimaatverandering door het broeikaseffect. In 1896 werd het eerste Belgische festival van de automobiel georganiseerd. De automobiel, hoewel een uitgesproken elitair genotsmiddel, werd van meet af aan opgevoerd als hét icoon van d eonvermijdelijke vooruitgang door technologische overmeestering. In realiteit kunnen we echter net zo goed zeggen dat wij door de technologie overmeesterd werden. En de rol van de technologische omgeving in de bepaling van wat onze zingeving hoort te zijn, werd uitgewerkt met het voorbeeld van de digitale technologie van de aandachtseconomie. Dit heeft een immense macht over onze verbeeldingskracht en vult onze zingeving in als een zaak van de free flow van makkelijk te scoren bevredigingen.
In 1897 bedenkt Freud zijn oedipuscomplex. Hoewel de plausibiliteit van dat complex omstreden is, is het wel degelijk een iconische theorie geweest. Ze weerspiegelt een andere oorzaak van de halsstarrigheid waarmee we wegkijken van de klimaatverandering: de neiging van de moderne westerling om de hele zin van het bestaan te reduceren tot zijn eigen persoonlijke welzijn. We hebben dat gezien als datgene wat overblijft van de axiale zingevingsblauwdruk als de macrokosmische pool (God, zeg maar) 'vermoord' werd, zoals Nietzsche dat graag stelde in de tijd van Khnopff en Freud. Zelfexpressie, je wil volgen, je ware passie vinden, je losmaken van de relaties met je omgeving lijken op die manier de enig overgebleven postaxiale zingeving. Zingeving reduceren tot microkosmisch welzijn is meer dan een eeuw later zo gemeengoed zijn geworden dat ze de platgekauwde standaardverhaallijn vormen van bijna elke blockbustertekenfilm voor kinderen. Net als Freud haalt Khnopff voor Des caresses de inspiratie bij Oedipus. Hij sluit daarbij aan bij de negentiende-eeuwse schilderkunstige mode om aan de hand van het thema van Oedipus en de sfinx commentaar te geven op de zingevingsvraagstukken van zijn tijd. Geheel in overeenstemming met de symbolistische gewoonte is zijn commentaar allesbehalve makkelijk leesbaar. Het voordeel is dat het werk zich leende als projectiescherm voor onze zoektocht naar een ecologisch plausibele zingeving. Achteraf bekeken zouden we kunnen zeggen dat we op die manier op en aantal alternatieve oedipuscomplexen zijn gestuit. Een eerste alternatief zouden we het ecologische oedipuscomplex kunnen noemen. Bij Sophocles (en Freud) moesten de relaties gescheiden blijven: je ouders of je kinderen mogen niet je liefje worden. Anders raakt de boel bezoedeld. Bij het ecologische oedipuscomplex liggen de zaken anders. De Kritische Zone is getroffen door de pest van de klimaatverandering, net omdat we onze relaties te zeer gescheiden hebben. We hebben te weinig ingezien dat Gaia niet alleen onze moeder kan zijn - in de zin dat we uit haar zijn voortgekomen - maar ook onze geliefde móét zijn, met wie we samen een heden en een toekomst uit te bouwen hebben. Gaia is onze moeder, onze vrouw, onze zus, onze verre tante, ons kind, ons nichtje, ons kleinkind.... We hebben alle mogelijke familiebanden met Gaia. We zijn niet alleen bij haar betrokken als schepsel, maar ook als bewoner, deelnemer, vormgever, medeschepper, parasiet, symbiont, samen met alle andere actoren. Die relaties en interacties zijn niet uit elkaar te houden, ze vormen één grote levendige, veranderlijke, onoverzichtelijke en ontzagwekkend complexe Kritieke Zone. Ze zijn niet eenduidig. Soms zijn ze liefelijk, soms adembenemend ontroerend, soms gewrongen en vreemds, soms levensgevaarlijk. Net zoals de moeilijk samen te vatten relatie van Khnopps Oedipus met de sfinx is ons ecologisch netwerk een amalgaam van menselijke, niet-menselijke, levende en niet-levende, machinale en voor wie wil goddelijke aspecten. (pagina 395-396)
Korte beschrijving Een verdiepend boek over nazipropaganda, ‘Der Chef’ en hedendaagse autoritaire propaganda. In dit boek vertelt Peter Pomerantsev over Thomas Sefton Delmer, een Britse propagandist die tijdens de Tweede Wereldoorlog de strijd aanging met de Duitse oorlogsmacht. Hij creëerde een karakter, Der Chef, en bereikte Duitse militairen en burgers via een radioprogramma waarin hij speeches gaf. Maar wanneer tijdens Pomerantsevs onderzoek de oorlog in Oekraïne losbarst, wordt hij zelf opgeroepen om autoritaire propaganda te bestrijden. In dit boek verweeft hij zijn persoonlijke verhaal met dat van Delmer en het huidige conflict tussen Oekraïne en Rusland. Hij stelt scherpe vragen over de aard en de strategieën van propagandaoorlogen en laat zien hoe het tij van een informatieoorlog gekeerd kan worden. In vloeiende, verhalende stijl geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Peter Pomerantsev is een Britse auteur. Hij schreef ‘Niets is waar en alles is mogelijk’*, dat in 2016 de RSL Ondaatje Prijs won, en 'Dit is geen propaganda’, dat in 2020 de Gordon Burn Prize won.
Tekst op website uitgever De Tweede Wereldoorlog werd niet alleen op het slagveld, maar ook in de media uitgevochten. Beide fronten zetten propaganda in om de opvattingen van burgers te beïnvloeden. Op dit strijdtoneel ging de Britse propagandist Thomas Sefton Delmer het gevecht aan met de Duitse oorlogsmacht.
Door een fictioneel karakter, Der Chef, te creëren, kon Sefton Delmer de Duitse militairen en burgers bereiken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij had een radioprogramma en hield speeches die in de Duitse straten en in huizen te horen waren.
Journalist en onderzoeker Peter Pomerantsev kwam deze bijzondere figuur op het spoor en ziet een duidelijke parallel met de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Hitler en Poetin gebruiken beiden de leugen om hun doel te bereiken. Pomerantsev confronteert ons met scherpe vragen over het bestaan van informatieoorlogen: wat als je niet tegen de leugen kunt vechten? En kan een propagandaoorlog wel gewonnen worden?
Peter Pomerantsev is journalist en onderzoeker aan de Johns Hopkins University. Hij is de auteur van Niets is waar en alles is mogelijk, dat in 2016 de Royal Society of Literature Ondaatje Prize won, en van Dit is geen propaganda.
Fragment uit hoofdstuk 11. Zo win je een propagandaoorlog Delmer zag in dat mensen bevrediging halen uit propaganda. En vaak geldt: hoe smeriger, hoe effectiever. De schofterigste leiders krijgen volgelingen door een manier aan te bieden waardoor je je via hen machtig voelt en doordat zij anderen vernederen. Der Chef maakte op dezelfde manier gebruik van de rancune en de ontaarding van de Duitsers, hij doorbrak het monopolie van de nazi's met het uiten van hun sterkste, geheimste emoties. Hij gebruikte dezelfde taal van haat, superioriteit en sadisme die de nazi's gebruikten. Maar dan keerde hij de propaganda tegen hen. Hij legde het vitriool er zo dik op dat de paranoia ervan begon over te stromen en er zoveel viezigheid loskwam dat die over de oevers klotste, waardoor ze 'naar het belachelijke' begon te reiken. Door te laten zien hoe eenvoudig het was de propaganda van de nazi's zelf tegen hen te keren en haar verdraaiingen uit te vergroten, herinnerde Delmer de Duitsers eraan hoe namaak die nazipropaganda was, en dit ondermijnde de fundamenten van hun macht. Delmer zag hoe propaganda mensen een gevoel gaf van identiteit in een verwarrende en instabiele wereld. De nazi's wilden dat jij de smerige rollen die zij aanboden, zou vervullen: als SS'ers, ariërs, Volksgenossen en meer. Door er constant een schijnwerper op te richten om te laten zien dat die rollen slechts toneelrollen waren, toonde Delmer je dat je ervoor kon kiezen ze niet te spelen, of dat je ze kon veranderen. Delmer heette je altijd welkom in zijn spelletjes waarin je de controle terug kon nemen en jezelf definiëren. De Sender betrok je bij een maskerade waarvan je wist dat de Britten erachter zaten, en de Britten wisten dat jij het iets, maar iedereen hield zich aan het rollenspel omdat daardoor bepaalde gecensureerde waarheden aan het licht kwamen. Je zou niet langer passief zijn en je overgeven aan de kracht van de propaganda, een onderdeeltje in een massale, gecoördineerde show; in plaats daarvan had je weer macht. Delmer richtte zich constant op het in staat stellen van mensen om iets te ondernemen wat goed was voor hen en slecht voor de nazi's. Het oproepen tot een run op kleren en rantsoenen, of je een handleiding geven over hoe je een ziekte moest faken om van het front naar huis te worden gestuurd, was niet alleen belangrijk voor hun directe impact op de Duitse oorlogsinspanning, maar brak ook de gewoonte om zich meer neer te leggen bij de nazidictatuur. Door deze vier processen - het in het leven roepen van mediagemeenschappen die sterker zijn dan die van de propagandisten; het breken van het monopolie van de propagandisten op het uiten van de donkerste gevoelens; het mensen bewust maken van hoe de sociale rollen van de nazi's een demonisch cabaret waren waaraan je niet mee hoefde te doen; en mensen stimuleren zich onafhankelijker te gedragen - schiep Delmer afstand tussen het Duitse volk en de nazipropaganda. En toen die afstand er eenmaal was kon hij beginnen op heel andere wijze met het Duitse volk te communiceren. Delmers doel was echter nooit om de van haat vervulde politieke cultus te vervangen door een andere. het was niet de bedoeling dat de luisteraar Der Chef net zo zou gaan vereren als Hitler en met een of andere gehypnotiseerde menigte zou veranderen. Delmer geloofde altijd dat mensen nooit helemaal overweldigd zouden worden door propaganda. Volgens hem zat er altijd iemand in ons allemaal - gestoeld op realiteit - die klaarstond om zich los te maken van de propagandisten als er voldoende reden was om dat te doen. Het is onze taak die reden te vinden. En dit proces kan beginnen met het meest fundamentele eigenbelang en overleven. Een groot deel van de hedendaagse propaganda is ontworpen om je overweldigd te laten voelen door de hoeveelheid verwarrende kennis die er is en het verschil tussen leugens en waarheid ondergraaft, terwijl deze verwarring ook voor opluchting zorgt als je je vertrouwen stelt in een leider die de wereld verkleint tot enorme samenzweringen. Daardoor komt dat factchecks zelden werken als ze een politieke identiteit rechtstreeks uitdagen. Wat we moeten doen is mensen de motivatie verschaffen om weer te geven om de waarheid. Delmer had alleen maar radio en drukwerk om mee te spelen. Wij hebben zoveel meer om mensen te betrekken: algemene online bijeenkomsten, en sociale mediakanalen, interactieve websites, streamingplatforms, messengers, pop-upadvertenties die je online op een spoor zetten, en de kans om films, toneel, lezingen en audio uit te zenden naar de meeste gesloten gemeenschappen. We beschikken over veel meer manieren dan Delmer om ons publiek, hun motieven en hun reacties te analyseren. Dictators en autoritaire propagandisten gebruiken deze hulmiddelen voortdurend - en wij zouden daarmee de concurrentiestrijd moeten aangaan. Wat we echter niet altijd hebben is Delmers slimheid, zijn vermogen af te dalen naar de oorsprong van de propagandamacht om die dan naar eigen hand te zetten. (pagina 298-300)
Tekst op website uitgever De menselijke geschiedenis laat zich lezen als een proces waarbij mens en machine steeds verder met elkaar versmelten, tot op het punt dat we langzaam maar zeker in cyborgs veranderen – half mens, half machine. Dat punt zijn we met rasse schreden aan het naderen. Naarmate we meer van onze menselijke vermogens gaan uitbesteden aan machines wordt de vraag naar ons mens-zijn steeds relevanter. Wat maakt, in tijden van kunstmatige intelligentie, digitalisering en robotisering, het menselijk bestaan tot een menswaardig bestaan? Dat is de vraag die filosoof Hans Schnitzler in De mens, de machine & de therapeut centraal stelt en in historisch perspectief plaatst. Om te begrijpen wat we nu zijn, moeten we onderzoeken hoe we zo geworden zijn. Daartoe nodigt hij de lezer uit om, samen met hem, in technotherapie te gaan. Waar komt onze fascinatie met technologie vandaan en wat staat er mogelijkerwijs op het spel? Veranderen we misschien zelf in robots? Heeft het onderscheid tussen echt en nep nog wel betekenis in een wereld van virtual reality en deepfakes? Aan welke angsten en dromen komt het leven in cyberspace eigenlijk tegemoet? Er zit niets anders op dan te graven in ons verleden om hier meer zicht op te krijgen.
Fragment uit Sessie VI De mens staat dus niet onafhankelijk of 'objectief' tegenover de realiteit. Wij zijn dieren die verhalen vertellen over onszelf en de wereld; en vertellen is geen tellen, Therapeut. Hoewel dat voor jou misschien niet geldt: mensen zijn historische wezens, die de geschiedenis in zich dragen. Dat bracht Gadamer tot de overtuiging dat de geschiedenis niet aan ons behoort, maar wij aan de geschiedenis (wat ik, maar dit terzijde, een troostrijke en nederig stemmende gedachte vind). Kortom, ook opvattingen over echt en nep komen niet uit de lucht vallen en zijn geladen met betekenissen die ons vanuit de traditie zijn overgeleverd. Als er één verhaal is dat onze ideeën hierover heeft gekleurd, dan is het wel de grot-allegorie van Plato, die hij heeft opgetekend in de Politeia. Ik durf te stellen dat Plato's gedachte-experiment over een groep mensen die in een grot opgesloten zit en die de schaduwen die ze daar op de wand zien voor de waarheid houden, een treffende metafoor is voor de situatie waarin we ons vandaag de dag bevinden - met dien verstande dat bij Plato een aantal grotbewoners zich nog uit de grot kon bevrijden om te ontdekken dat ze in een schijnwerkelijkheid leefden. Voor databewoners daarentegen zal het, in tijden van generatieve AI die kunstmatig tekst, beeld en muziek genereert, steeds lastiger worden zich aan de digitale schaduwwereld te onttrekken; die is namelijk overal en nergens, en tendeert ernaar om ons volledig onder te dompelen (denk aan Zuckerbergs Metaverse) en alle facetten van het leven te betoveren, tot op het punt dat we de dualistische wereldbeschouwing van echt versus nep, schijn versus wezen, feit versus fictie als een relikwie uit analoge tijden mogen beschouwen. Er is nog een reden waarom Plato's grotvoorstelling ons een adequate en actuele spiegel voorhoudt. De mensen in Plato's grot zitten daar vastgeketend en kijken naar een schimmenspel dat veroorzaakt wordt door poppenspelers achter hen, die met behulp van een onzichtbaar vuur schaduwen op de grotwand projecteren. Dat die schimmen een illusie zijn, schaduwen van de echte werkelijkheid, laat onverlet dat ze hun toeschouwers weten te betoveren en misleiden. Klinkt herkenbaar, nietwaar Therapeut? Ook vandaag laten we ons immers betoveren en misleiden, maar dan door een bits-en-bytes-versie van de fysieke realiteit die ons in een digitaal gegenereerde schimmenwereld onderdompelt. Soms nemen die schimmen de hoedanigheid aan van door AI geconstrueerde deepfakes, die van een Instagram-filter - zoals FaceApp, waarmee je je een Barbiepop-uiterlijk kunt aanmeten - of anders wel de vorm van een verleidelijke Chatbot-stem die verdacht veel lijkt op die van actrice Scarlet Johansson uit de film Her (waarin de hoofdpersoon verliefd wordt op zijn besturingssysteem, in casu de stem van Johansson; sciencefiction uit 2013 die elf jaar later verraderlijk realistisch is). (pagina 46-48)
Korte beschrijving Een actuele beschouwing over de relatie tussen informatie en macht in de menselijke geschiedenis, van het stenen tijdperk tot op heden. We bevinden ons in de meest ingrijpende informatierevolutie ooit, stelt Yuval Noah Harari. Om te begrijpen wat er gebeurt, moeten we lessen trekken uit het verleden. In dit boek onderzoekt hij hoe samenlevingen door de eeuwen heen macht hebben verkregen door het verspreiden van informatie in de vorm van fictie, fantasieën en waanideeën. Het boek analyseert de rol van informatie bij historische gebeurtenissen zoals heksenjachten, en onderzoekt hoe samenlevingen en politieke systemen in het verleden informatie gebruikten om hun doelen te bereiken, ten goede of ten kwade. Tot slot waarschuwt Harari voor de invloed van AI op onze mogelijkheid om feit van fictie te onderscheiden. Helder, vaardig en gelaagd geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Yuval Noah Harari (1976) is een beroemde Israëlische schrijver, historicus en mediëvist. Hij schreef meerdere boeken. Zijn werk wordt in meer dan dertig landen uitgegeven.
Tekst op website uitgever We hebben onze soort Homo sapiens genoemd, ‘de wijze mens’, maar als mensen zo wijs zijn, waarom zijn we dan zo zelfdestructief? Waarom staan we op het punt ecologische en technologische zelfmoord te plegen?
Op dit moment maken we de meest ingrijpende informatierevolutie in onze geschiedenis door. Om goed te kunnen begrijpen wat er gebeurt, moeten we leren van het verleden en analyseren welke rol informatie in ons leven speelt.
Al eeuwenlang verkrijgt de mensheid macht door het verspreiden van informatie in de vorm van fictie, fantasieën en massale waanideeën. In Nexus neemt Yuval Noah Harari ons mee naar het stenen tijdperk, de heiligverklaring van de Bijbel, vroegmoderne heksenjachten, het stalinisme, het nazisme en de heropleving van het hedendaagse populisme, om de complexe relatie tussen informatie en waarheid, bureaucratie en mythologie, wijsheid en macht bloot te leggen. Hij onderzoekt hoe verschillende samenlevingen en politieke systemen in het verleden informatie hebben gebruikt om hun doelen te bereiken en orde te scheppen, ten goede en ten kwade.
In de 21ste eeuw kan kunstmatige intelligentie ervoor zorgen dat we geen grip meer hebben op de verspreiding van waanideeën en onwaarheden. Door weloverwogen keuzes te maken, kunnen we de ergste uitkomsten wellicht nog voorkomen.
Fragment uit (het) Voorwoord Onze individuele psychologie is dus niet de factor die tot machtsmisbruik leidt. Mensen zijn immers niet alleen in staat tot hebzucht, overmoed en wreedheid, maar ook tot liefde, mededogen, bescheidenheid en vreugde. Het is zeker waar dat de akeligste leden van onze soort zich laten leiden door hebzucht en wreedheid en dat die tot machtsmisbruik kunnen leiden, maar waarom zouden mensengemeenschappen ervoor kiezen om hun akeligste leden de macht te geven? De meeste Duitsers uit 1933 waren bijvoorbeeld geen psychopaten. Waarom kozen ze dan toch voor Hitler?
Onze neiging om onbeheersbare krachten op te roepen komt niet voort uit de individuele psyche, maar uit de unieke manier waarop onze soort in grote groepen kan samenwerken. Het voornaamste argument van dit boek is dat de mensheid enorm veel macht vergaart door het opzetten van grote samenwerkingsnetwerken, maar dat de manier waarop die netwerken zijn opgezet ze vatbaar maakt voor een onverstandig gebruik van die macht. Ons probleem is dus een netwerkprobleem.
Specifieker gesteld is het een informatieprobleem. Informatie is de lijm die netwerken bij elkaar houdt, maar sapiens hebben tienduizenden jaren lang grote netwerken opgezet en onderhouden door het bedenken en verspreiden van verzinsels, fantasieën en massale waanvoorstellingen – over goden, betoverde bezems, ai en nog veel meer. Individuele mensen willen doorgaans graag de waarheid over zichzelf en de wereld te weten komen, maar grote netwerken verbinden hun leden en creëren orde met behulp van verzinsels en fantasieën. Zo hebben we bijvoorbeeld het nazisme en het stalinisme gekregen. Dat waren uitzonderlijk sterke netwerken die bijeen werden gehouden door uitzonderlijke waanideeën. Onwetendheid is kracht, zoals het beroemde citaat van George Orwell luidt.
Het feit dat het naziregime en dat van Stalin op wrede verzinsels en Nexus schaamteloze leugens gebaseerd waren, maakte ze zeker niet tot historische uitzonderingen en het maakte hun val ook niet onvermijdelijk. Het nazisme en het stalinisme waren twee van de sterkste netwerken die mensen ooit hebben opgezet. Eind 1941, begin 1942 wonnen de asmogendheden bijna de Tweede Wereldoorlog. Uiteindelijk kwam Stalin als overwinnaar uit de bus,1 en in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw maakten hij en zijn erfgenamen ook nog een redelijke kans om de Koude Oorlog te winnen. In de jaren negentig kregen liberale democratieën de overhand, maar dat begint steeds meer op een tijdelijke overwinning te lijken. In de eenentwintigste eeuw zou een nieuw totalitair regime heel goed kunnen slagen in iets wat Hitler en Stalin niet voor elkaar kregen, namelijk het opzetten van een almachtig netwerk waarin toekomstige generaties niet eens meer kunnen proberen om de onderliggende leugens en verzinsels aan de kaak te stellen. We moeten niet klakkeloos aannemen dat netwerken op basis van waanideeën automatisch gedoemd zijn. Als we hun overwinning willen voorkomen, zullen we daar hard voor moeten werken. (pagina 12-13)
Fragment uit 11. Het digitale gordijn: wereldrijk of wereldwijde tweedeling? Datakolonialisme In de zestiende eeuw, toen Spaanse, Portugese en Nederlandse conquistadores de eerste wereldrijken van de geschiedenis vestigden, kwamen ze met zeilschepen, paarden en buskruit. Toen de Britten, Russen en Japanners in de negentiende en twintigste eeuw een gooi naar de hegemonie deden, hadden ze stoomschepen, locomotieven en machinegeweren. In de eenentwintigste eeuw hoef je geen kanonneerboot meer te sturen om een kolonie te domineren. Je hoeft alleen de data er maar uit te trekken. Een paar bedrijven of regeringen die alle data op aarde oogsten kunnen de rest van de aardbol reduceren tot datakoloniën - gebieden die ze niet beheersen met openlijke militaire overmacht, maar met informatie.
Stel je een situatie voor - zeg over een jaar of twintig - waarin iemand in Beijing of San Francisco de complete persoonlijke geschiedenis van alle politici, journalisten, kolonels en CEO's in jouw land in handen heeft: elk appje dat ze ooit verstuurd hebben, elke zoekopdracht die ze ooit op internet hebben ingetikt, elke ziekte die ze gehad hebben, elk seksueel contact dat ze hebben genoten, elke grap die ze hebben verteld, alle steekpenningen die ze hebben aangenomen. Zou je dan nog steeds in een onafhankelijk land wonen of in een datakolonie? Wat gebeurt er als je land ineens volkomen afhankelijk wordt van digitale infrastructuren en op AI draaiende systemen waarover het in wezen geen enkele controle heeft?
Zo'n situatie kan tot een nieuw soort datakolonialisme leiden waarin de beheersing van data gebruikt wordt om verre koloniën te domineren. Zeggenschap over AI en data kan de nieuwe grootmachten ook macht geven over de dingen waaraan mensen aandacht schenken. Zoals we al zagen, hebben de Amerikaanse socialemediagiganten als Facebook en YouTube in de jaren tien de politiek van verre landen als Myanmar en Brazilië al compleet overhoopgegooid, puur uit winstbelang. Toekomstige digitale wereldwijken zouden iets vergelijkbaars kunnen doen vanuit politieke overwegingen. (pagina 416-417)
Tekst op website uitgever 'Mijn hele leven heb ik geprobeerd iemand anders te worden, een ander dan ik diep vanbinnen was, en dat is niet gelukt.'
Als Marieke Groen bij de gemeente moet aankloppen voor financiële hulp dringt voor het eerst tot haar door dat haar leven al heel lang door schaarste wordt gedomineerd: door armoede, ziekte, honger en eenzaamheid. Hoe heeft het zover kunnen komen?
Aan de hand van gebeurtenissen uit haar verleden onderzoekt ze hoe de ideeën en overtuigingen waarmee ze opgegroeide een voedingsbodem konden vormen voor een leven vol tekorten. Ze vindt antwoorden op vragen als: wat gebeurt er in je hoofd als je ergens structureel te weinig van hebt? Waarom is het zo moeilijk om schaarste te overwinnen en hoe komt het dat verschillende vormen van schaarste onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn?
Het verhaal van mijn schaarste is een even aangrijpend als verhelderend literair memoir over de mechanismes die schuilgaan achter schaarste.
Fragment uit (de) Proloog Intussen heeft geen van de voorstellen die ik heb rondgestuurd geresulteerd in een opdracht. Ik geef maar twee keer per week een cursus op het moment, te weinig om van te kunnen leven. Ik tel voor de honderdste keer mijn geld. Wat als ik straks de huur niet meer kan betalen? Mijn spaarrekening is inmiddels leeg. Gelukkig kan ik zuinig leven. Mijn vriezer en keukenkastjes zitten vol, ik heb geen verjaardagen de komende tijd, veel hoef ik niet uit te geven. Ik maak nieuwe berekeningen met mijn uitgaven en inkomsten en kijk waar ik nog op kan besparen. Ik zet oude spullen op Marktplaats. Ik laat mijn haar knippen in ruil voor drie positieve internetreviews en ik vraag gratis samples aan van kattenvoer, espresso, shampoo en soep. Een deel van me vindt het leuk, dit gegoochel – er wordt een beroep gedaan op mijn vindingrijkheid, dat ik me red zie ik als een teken van mijn kracht en flexibiliteit. Maar het andere deel is constant gespannen en bezorgd.
Een collega-schrijver mailt met de vraag of ik een opdracht van haar over wil nemen. Daarna komen er nog twee kleine correctieklussen binnen, maar de goedbetaalde workshop blog en columnschrijven die ik zou geven gaat niet door bij gebrek aan inschrijvingen. Meteen weer beklemmende paniek.
Zo gaat het nu al jaren. Ik leef van opdracht naar opdracht en kijk zelden verder dan een paar weken vooruit. Elke keer als ik een poosje zonder inkomsten zit overvalt het me. Ik zou daar misschien beter op moeten anticiperen, maar meestal heb ik het te druk met het halen van een deadline om daarmee bezig te zijn.
Ik heb niet genoeg bandbreedte als gevolg van schaarste, zouden gedragswetenschappers Sendhil Mullainathan en Eldar Shafir zeggen. ‘Schaarste neemt zo’n groot deel van je denkvermogen in beslag,’ schrijven ze, ‘dat je min der capaciteit overhoudt voor andere dingen. Dat geldt voor geldgebrek, maar ook voor tijdgebrek, gebrek aan vrienden of calorieën, het zorgt allemaal voor een 'schaarstementaliteit”.’ Ze vergelijken het met een computer waarop tien programma’s tegelijk draaien en meerdere tabbladen openstaan: de pc wordt trager of loopt vast. Dat gebeurt ook in het hoofd van mensen die met een vorm van schaarste te maken hebben, ze hebben niet genoeg bandbreedte om zich op alle belangrijke zaken in hun leven te kunnen focussen. Als ik bezig ben een deadline te halen, denk ik niet na over mijn gebrek aan werk en inkomsten in de nabije toekomst, en als ik me zorgen maak over geld, ben ik niet bezig met het zoeken naar werk dat me op langere termijn geld zal opleveren: ik heb nú geld nodig, dus zet ik liever spullen op Marktplaats dan dat ik pitches schrijf voor stukken die ik mogelijk in de toekomst kan gaan schrijven of ga koffiedrinken met mensen die me misschien aan werk kunnen helpen. Koffiedrinken kost bovendien geld. (pagina 12-14)
Korte beschrijving Een beschouwing van de mens en zijn relatie tot de natuur. Peter Wohlleben onderzoekt waarom de mens, het schijnbaar meest ontwikkelde wezen op aarde, zijn eigen leefomgeving vernietigt. Hij betoogt dat de mensheid voornamelijk instinctmatig reageert en gericht is op onmiddellijke behoeftebevrediging, wat leidt tot het plunderen van de hulpbronnen van de planeet. Door middel van vergelijkingen tussen de mens en het dieren- en plantenrijk laat hij zien dat evolutie nog steeds een cruciale rol speelt in ons bestaan. Alleen door ons verleden en de plaats van de mens in de natuur te begrijpen is het mogelijk een leefbare toekomst voor mens en planeet te creëren. Doorwrocht maar onderhoudend geschreven. Voor een brede tot geoefende lezersgroep. Peter Wohlleben (Bonn, 1964) is een wereldberoemde Duitse schrijver, boswachter en ecoloog. Hij schreef meerdere boeken. Zijn werk wordt in meer dan dertig landen uitgegeven.
Tekst op website uitgever Peter Wohlleben, auteur van de bestseller Het verborgen leven van bomen, over de problematische relatie van de mens met zijn leefomgeving.
Peter Wohlleben onderzoekt de vraag hoe het kan dat het schijnbaar meest ontwikkelde wezen op deze planeet diens eigen leefomgeving vernietigt.
Hebben we ons lot daadwerkelijk zelf in de hand of reageren we, net als alle andere diersoorten, vooral instinctmatig? Dat laatste lijkt het geval te zijn. We lijken niet in staat tot langetermijndenken en zijn puur geïnteresseerd in onmiddellijke behoeftebevrediging. De mensheid plundert de hulpbronnen van de planeet en stevent af op haar eigen ondergang. Aan de hand van verrassende vergelijkingen tussen de mens n het dieren- en plantenrijk, betoogt Wohlleben dat begrip van onze menselijke natuur en het erkennen van haar constante invloed essentieel zijn voor een nieuwe, duurzame toekomst. Door ons verleden en onze plaats in de natuurlijke wereld te begrijpen, kunnen we een toekomst creëren die zowel voor ons als voor onze planeet leefbaar is.
Fragment uit Hoe vrij is de vrije wil? We naderen een centrale vraag voor de toekomst van de mensheid: is er een vrije wil? Zijn we echt in staat om helemaal onafhankelijk van onze instincten controle over ons handelen te krijgen als dat nodig is, en beslissingen te nemen die al naargelang de situatie objectief gezien noodzakelijk zijn? Instinctieve reacties hebben ons in het verleden wel steeds behoed voor een voortdurend dreigend uitsterven; zo gezien zou het gevaarlijk zijn om ze te negeren. In de economie en de politiek wordt in elk geval gedaan alsof we puur rationele wezens zijn, die altijd op een zakelijke manier en ook tegen het eigen gevoel in beslissingen kunnen nemen. Onze spelregels, dus bijvoorbeeld wetten, gaan uit van beslissingen uit vrije wil. Laten we wat dat betreft eens kijken naar de rechtspraak en wel het aspect van toerekeningsvatbaarheid. Iemand kan alleen schuldig worden bevonden als die a) het geldende recht overtreedt en b) het vermogen tot inzicht heeft. Bovendien moet die persoon strafrechtelijk aansprakelijk zijn, oftewel die moet oud genoeg zijn en mag niet lijden aan ziekelijke psychische stoornissen of sterke bewustzijnsstoornissen, bijvoorbeeld als gevolg van drugs- of alcoholgebruik. Er kan echter alleen maar van vermogen tot inzicht sprake zijn als er bij diens beslissing een echte keuzemogelijkheid bestaat; een vrije wil dus. Als aan die voorwaarde niet is voldaan, dan zou het geen verschil zijn of een misdaad zonder invloed van alcohol of nuchter wordt gepleegd. Zodra instincten de overhand hebben, is een werkelijk inzicht, dus een objectieve beoordeling van de omstandigheden voor het eigen handelen niet mogelijk.
Voor we onderzoeken of er eigenlijk wel een vrije wil bestaat, moeten we eerst een aantal definities bekijken die ons denkvermogen in dit verband betreffen. Die begrippen zijn namelijk helemaal niet zo duidelijk als het dagelijkse gebruik ervan doet vermoeden: denk nog maar eens aan de problemen bij de definitie van het begrip 'intelligentie'. Laten we beginnen met instincten. Die werden vroeger gedefinieerd als aangeboren gedragspatronen, in tegenstelling tot aangeleerd gedrag. Maar instincten kunnen worden versterkt door te leren, bijvoorbeeld doordat ouders hun kinderen bijbrengen bang te zijn voor bepaalde dieren (ik zeg alleen maar spinnen!). Dit zou dus met elkaar in tegenspraak zijn, waardoor het begrip steeds minder vaak wordt gebruikt. En nu? Misschien helpen gevoelens ons verder. Ook op dit gebied is het helaas lastig definiëren, want hier speelt een grote onduidelijkheid. Als je gevraagd wordt wat gevoelens zijn, kun je er waarschijnlijk een aantal noemen, zoals liefde, verdriet, woede of geluk. Maar wat is het eigenlijk precies en hoe werkt het? Eenvoudig gezegd zou je kunnen stellen da gevoelens de taal zijn waarmee het onderbewustzijn met ons bewustzijn communiceert. Die gevoelens zetten ons aan tot handelingen die niet door het verstand worden bepaald. Dat kan heel zinvol zijn, denk maar eens aan gevaarlijke situaties. Als er een leeuw op je afkomt, komt er onmiddellijk aan angst in je op die alle reserves in je lichaam mobiliseert en je in opperste paraatheid brengt. Zo kun je ogenblikkelijk wegrennen, zonder daar lang over te hoeven nadenken. Altijd als er iets snel moet gaan en er daarom meteen een beslissing moet worden genomen, winnen gevoelens het met straatlengten voorsprong van het verstand - en maken daarbij doorgaans de juiste beslissing. Het onderbewustzijn zit er echter ook wel regelmatig naast, zowel veel mensen bijvoorbeeld in de liefde hebben ervaren. (pagina 115-117)
Korte beschrijving Een verdiepend en onderhoudend boek waarin een tijdsbeeld wordt geschetst van wat reclame met de Nederlandse cultuur doet en deed. Wilbert Schreurs en Doortje Smithhuijsen tonen dat reclame een barometer is van de tijdgeest, en dat samen met veranderingen van ideeën over goede smaak en fatsoen ook reclames aan verandering onderhevig zijn. Het boek analyseert klachten en uitspraken van de Reclame Code Commissie en neemt daarbij thema's als de verhouding tussen man en vrouw, seks, religie en gezondheid onder de loep. Tegelijkertijd laten de schrijvers zien hoe omgekeerd reclame, omgekeerd, ook onze samenleving heeft gevormd. Smithuijsen schreef aanvullend een essay over de rol van commercie en machtsverhoudingen waarin zij fantaseert over de toekomst. Soepel en helder geschreven. Met foto's en illustraties in kleur en zwart-wit. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Wilbert Schreurs (1960) is reclamehistoricus. Hij schreef enkele boeken. Doortje Smithuijsen (1992) is filosoof, documentairemaker, schrijver en journalist. Ze publiceerde meerdere boeken.
Tekst op website uitgever Een inzichtelijk portret over wat reclame met onze cultuur doet en deed
‘Het overzicht en de analyse op de rol van reclame zijn overtuigend, buitengewoon goed gedocumenteerd en messcherp.’ Erwin Wijman, schrijver en journalist
Reclame is een barometer van de tijdgeest. Als spiegel van verandering zien we via reclame de normen over goede smaak en fatsoen verschuiven. Dat is de ruggengraat van het verhaal in Wat mocht, wat mag, what’s next?
Historicus Wilbert Schreurs en filosoof en journalist Doortje Smithuijsen onderzoeken het spanningsveld rond de maatschappelijke rol en de invloed van reclame. De klachten en uitspraken van de Reclame Code Commissie laten zien waar we ons met z’n allen zo druk over maken. De verhouding tussen man en vrouw, seks, religie, gezondheid en andere heikele thema’s komen langs.
Maar reclame heeft ons en onze samenleving ook gevormd. Overal zijn de sporen van reclame terug te zien. Technieken uit de reclame zijn tot in alle geledingen van de maatschappij doorgedrongen.
Wilbert Schreurs neemt in dit boek de rol van historische duider op zich. Doortje Smithuijsen schreef een essay over de rol van commercie en machtsverhoudingen en fantaseert over de toekomst.
Wilbert Schreurs (1960) is reclamehistoricus. Hij schreef onder meer de boeken Geschiedenis van de reclame in Nederland, Leuker kunnen we ‘t niet maken en So 70’s. Hij stelde ook de succesvolle tentoonstelling ‘100 Jaar ReclameKlassiekers’ samen en is momenteel verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Doortje Smithuijsen (1992) is filosoof, documentairemaker, schrijver en journalist. Ze heeft een column in Trouw over digitale dilemma’s, publiceerde meerdere boeken en schrijft regelmatig voor onder andere de Volkskrant en Vrij Nederland. Daarnaast maakte ze documentaires voor de VPRO en maakt ze de podcasts VSM en Old Girls Network.
Fragment uit How many brands? (Doortje Smithuijsen) Such a bullshit product, really Het was op een boot tussen Jepara en Karimunjawa dat ik een meisje van een jaar of vier zag spelen met een stuk speelgoed dat mijn wereldbeeld zonder overdrijven de jaren daarna enorm zou beïnvloeden. We zaten opeengepakt op het dek van het Indische schip - toeristen, lokale gezinnen op weg naar werk of familie, mannen met houten karren naast honderden eieren, blikken bonen en flesjes cola erop gestapeld. Indische kinderen renden rond op blote voeten, terwijl oude Amerikaanse stellen foto's van ze maakten met hun enorme digitale spiegelreflexcamera's. En te midden van deze onduidelijke, internationale verzameling aan mensen, talen en spullen, zat dat blonde meisje een spelletje te doen dat inmiddels zo'n beetje de hele wereld wel zou kunnen herkennen. In haar hand had ze een L.O.L. Surprise - een soort roze, plastic tennisbal waar je een poppetje en bijbehorende kleertjes uit kunt halen. Ze herhaalde constant dezelfde handeling: bal openmaken, poppetje eruit, kleertjes eruit, kleertjes aantrekken, dan weer alles uit, alles weer de bal in, bal weer dicht. Ondertussen kek ze almaar recht vooruit, richting een punt ongeveer een meter voor zich. Ze leek tegen dat punt te praten - alsof daar een vriendinnetje zat dat verder niemand kon zien. Maar het was geen vriendin die ze zich verbeeldde, begreep ik na het tafereel een aantal minuten bekeken te hebben. Het was een camera. Dit meisje speelde vloggertje. De LOL-bal was haar ingebeelde unboxing product. Ik raakte in gesprek met de vader van het meisje, een Italiaan van een jaar of vijfenveertig die een maand door Indonesië reisde met zijn gezin. Hij was speelgoedimporteur, verteld ehij, en de L.O.L. Surprise was zijn laatste grote hit. 'They love it,' zei hij met een blik op zijn dochter, 'they want to feel like a vlogger with sponsored products. Just like they see on YouTube.' Waar kinderen ooit ridder speelde, of prinses, of cowboy of astronaut, spelen ze nu influencer: ze imiteren een bestaan voor een camera, gefinancierd door adverteerders die betalen voor het tonen van bepaalde producten. Kennelijk is zo'n carrière zo nastrevenswaardig dat meisjes van vier al volop bezig zijn met oefenen. Later die vakantie kwam ik nog eens langs bij de Italiaan en zijn gezin. Hij bleek de allergrootste en allermooiste bungalow van het eiland gehuurd te hebben: een enorme hardhouten hut, met vrij uitzicht over een stuk zee waarin de zon elke avond spectaculair onderging. Zijn vierjarige zat op de grond, omringd door een arsenaal aan L.O.L. Surprises: glitterballen, ballen met panterprint, exemplaren zo groot als een voet- of basketbal. Ze rolden over de donkerbruine vloer, de Italiaan pakte er een op. 'It's weird, huh,' zei hij. 'Such a bullshit product reallly. But the kids, they go crazy.'
Eind 2021 liep ik de Aesop-winkel aan de Amsterdamse Utrechtsestraat in - een winkel die een jaar eerder open was gegaan, met een interieur waarin de grootst mogelijke moeite was gedaan voor een oude, authentieke uitstraling. Bebrilde winkeliers, antieke kasten en vitrines, glazen stolpen met flessen zeep en shampoo eronder - Aesop is een huidverzorgingsmerk. Ik liet me minutenlang adviseren door de verkoper, maar wist ondertussen al precies wat ik wilde: de Reverence Aromatique Hand Wash. De afgelopen jaren had ik mijn handen ontelbaar vaak gewassen met Aesop - in restaurants, hotels, bij hippe vrienden thuis - maar nooit had ik zelf een fles bezeten. Samen met de handcrème kwam het totaalbedrag op 142 euro. Ik betaalde met een zo neutraal mogelijk gezicht.
Ik nam de handzeep en -crème in het linnen tasje dat eromheen kwam mee naar mijn nieuwe huis: een huurappartement in Amsterdam-Noord, waar ik sinds een paar weken woonde. Aan mijn verhuizing waren maanden zo niet jaren aan huizenstress voorafgegaan. Ik was lang geobsedeerd geweest door het idee dat ik een huis moest kopen - mijn ouders kochten toen ze mijn leeftijd hadden een huis van drie verdiepingen in Amsterdam-Zuid, ik kon niet eens een hypotheek rondkrijgen voor een studio in Nieuw-West. Hoewel ik me kapot ergerde aan de doorgeslagen woningmarkt en aan de bizarre huizenprijzen, voelde het toch als falen dat ik op mijn dertigste niet kon herhalen wat mijn ouders op die leeftijd wel was gelukt. Wat zette ik neer, toen ik de twee diepbronzen plastic Aesop-flessen naast de kraan zette in mijn Formica-keuken? Een emulsie van water, natrium, kaliumlactaat. Maar ook een manifestatie van mijzelf als onderdeel van de strevende klasse. Deze klasse - hoogopgeleid, relatief welvarend, zelfbewust - bestendigt zijn sociaaleconomische positie met consumptie die een vorm van inwijding en kennis vereist. Leden luisteren de juiste podcasts, dragen ecologisch verantwoorde kleding, lopen rond met een tasje van maandbladen als The New Yorker - als getuigenis van een abonnement maar vooral van het bijbehorende denkvermogen. Ze kopen groenten op de biologische markt, eten zuurdesembrood in plaats van casino, drinken geen koemelk maar havermelk - vandaar de veelgehoorde term 'havermelkelite'. In Amerika kijkt biosupermarkt Whole Foods alvorens zich ergens te vestigen eerst in welke gebieden het opleidingsniveau toeneemt: hoe veryupter de buurt, hoe groter de behoefte tot klassenmanifestatie in de vorm van dure boerenkool. (pagina 167-169)
Korte beschrijving Een verhandeling over succesvolle communicatie in werk- en privé-leven. Charles Duhigg legt uit waarom sommige gesprekken soepel verlopen terwijl andere maar moeilijk van de grond komen. Hij onderscheidt drie soorten gesprekken — 'waar gaat het eigenlijk om', ‘hoe voelen we ons’ en ‘wie zijn we’ — en legt uit hoe die te herkennen en erop in te spelen. Hij laat ook zien uit hoe complexe emoties, subtiele onderhandelingen en onderliggende gedachten in een gesprek kunnen worden opgevangen en benut. De voorbeelden komen onder meer uit de rechtbank, relatiepraktijk en televisiewereld. Informatief maar onderhoudend geschreven. Charles Duhigg (New Mexico, 1974) is een Pulitzerprijswinnende onderzoeksjournalist. Hij schreef 'Slimmer sneller beter' en 'Macht der gewoonte' en werd onderscheiden met de National Academy of Sciences Award, de National Journalism Award en de George Polk Award. Ook schrijft hij voor onder andere The New Yorker. Zijn boeken werden in meer dan 45 landen vertaald.
Tekst op website uitgever Bestsellerauteur en communicatie-expert Charles Duhigg leert ons de kunst van goede communicatie – thuis en op de werkvloer
• Hoe houd je de regie over een gesprek? • Hoe praat je over gevoelige onderwerpen zonder direct commentaar te geven? • Hoe leid je een gesprek naar een succesvolle uitkomst?
We kennen allemaal wel iemand die moeiteloos met iedereen een connectie aangaat. Maar wat is het geheim achter een goed gesprek? In dit boek ontcijfert onderzoeksjournalist Charles Duhigg de kunst van succesvolle communicatie en laat hij zien waarom sommige gesprekken meteen gesmeerd lopen terwijl andere maar moeilijk van de grond komen.
Duhigg onderscheidt drie verschillende soorten gesprekken: het ‘Waar gaat het eigenlijk om?’-gesprek, het ‘Hoe voelen we ons?’-gesprek en het ‘Wie zijn we?’-gesprek. In zijn zoektocht naar supercommunicatie leert hij ons deze gesprekken te herkennen en ons erop aan te passen. En hij legt uit hoe we de complexe emoties, subtiele onderhandelingen en onderliggende gedachten die een gesprek rijk is kunnen opvangen en benutten – of het nu gaat over wie de kinderen ophaalt of over hoe je op je werk behandeld wilt worden. Communicatie is een superkracht, en aan de hand van verhalen uit onder meer de rechtbank, relatiepraktijken en de televisiewereld leert Duhigg ons een eenvoudige maar belangrijke les: we kunnen met iedereen een connectie aangaan.
Charles Duhigg is een Pulitzerprijswinnende onderzoeksjournalist en studeerde aan de Harvard Business School en Yale. Hij is de auteur van de bestsellers Slimmer sneller beter en Macht der gewoonte en werd onderscheiden met de National Academy of Sciences Award, de National Journalism Award en de George Polk Award. Ook schrijft hij voor onder andere The New Yorker en presenteerde hij de podcast How To! Zijn boeken werden in meer dan 45 landen vertaald.
Over Supercommunicatie: ‘Dit is niet alleen een geweldig boek over hoe je anderen beter kunt begrijpen. Het is ook een onthullende kijk op hoe je ervoor zorgt dat anderen jóú begrijpen.’ Adam Grant, auteur van Weten wat je niet weet
‘Ons persoonlijke en professionele succes hangt af van ons vermogen om te begrijpen en begrepen te worden, en toch vertrouwen we meestal op intuïtie. In Supercommunicatie onthult [Duhigg] praktische tactieken om te laten zien dat iedereen een effectievere luisteraar, spreker en zelfs socialmediaexpert kan worden.’ David Epstein, auteur van Range
‘Dit boek liet me niet los. Ik betrapte mezelf erop dat ik nadacht over hoeveel vragen ik stel en hoe vaak ik lach tijdens een gesprek. […] Een broodnodige gids voor verbinding in tijden van afstand.’ Amanda Ripley, auteur van High Conflict
‘Charles Duhigg schreef opnieuw een boek dat we allemaal moeten lezen. Met zijn unieke mix van verhalen en wetenschap is Supercommunicatie een gids voor betere gesprekken en diepere menselijke verbinding. Als je je communicatieve vaardigheden op het werk en in je dagelijks leven wilt verbeteren, is dit boek het startpunt.’ Arthur C. Brooks, auteur van Het leven dat jou past
Fragment uit 2. Elk gesprek is een onderhandeling Hoe bepalen we waarover we zullen praten? Probeer je het laatste betekenisvolle gesprek te herinneren dat je hebt gevoerd. Misschien hebben jij en je partner gespraat over het verdelen van huishoudelijke taken. Of misschien was het een werkbespreking over de begroting van volgend jaar. Je hebt misschien met vrienden gediscussieerd over politiek of geroddeld over de mogelijkheid dat de buren, Pablo en Zach, uit elkaar gaan. hoe wist je aan het begin van dat gesprek waarover iedereen wilde praten? Was er iemand die het onderwerp aankondigde ('We moeten beslissen wie Aimee morgen naar school brengt') of ontstond er geleidelijk aan een thema? ('Overigens, vonden jullie Pablo gisteren tijdens het diner ook niet wat verstrooid?') En hoe voelde je de toon van het gesprek aan toen je eenmaal had uitgezocht waarover jullie wilden praten? Hoe wist je dat het om ene luchtig gesprek zou gaan? Dat er grapjes gemaakt konden worden/ Dat je elkaar mocht onderbreken? Je hebt waarschijnlijk helemaal niet over deze vragen nagedacht en toch kreeg je er op een of andere manier antwoord op. Toen onderzoekers zich verdiepten in het voeren van gesprekken, ontdekten ze een gevoelig, bijna onbewust spel dat zich doorgaans aan het begin van een gesprek ontvouwt. Deze uitwisseling berust op de toon waarop iets wordt gezegd, op onze lichaamstaal, onze terloopse opmerkingen, onze gezichtsuitdrukkingen en onze manier van lachen. Maar zolang we geen consensus hebben bereikt over het verdere verloop van de dialoog, komt het werkelijke gesprek niet op gang. Af en toe worden de doelstellingen van een gesprek met zoveel woorden geuit ('We zijn hier om de ramingen voor dit kwartaal te bespreken'), totdat men halverwege beseft dat de aandacht van de aanwezigen op iets anders is gericht ('Waar we ons eigenlijk zorgen over maken, is de vraag of er ontslagen zullen vallen'). Soms ondergaat een gesprek een of meerdere herstarten - iemand vertelt een grapje; iemand anders wordt veel te formeel; er valt een pijnlijke stilte totdat een derde persoon het voortouw neemt - waarna het echte doel van het gesprek stilzwijgend wordt geaccepteerd. Sommige onderzoekers noemen dit proces een 'stille onderhandeling', een subtiel spel van geven en nemen waarin wordt bepaald welke onderwerpen aan de orde komen en welke we willen vermijden, oftewel de regels die bepalen hoe we praten en luisteren. Het eerste doel van deze onderhandeling is vast te stellen wat de aanwezigen van het gesprek verwachten. Deze verwachtingen blijken vaak uit een reeks voorstellen en tegenvoorstellen, uitnodigingen en afwijzingen die vrijwel onbewust worden verwoord maar toch duidelijk maken of mensen bereid zijn het spel te spelen. Zo'n uitwisseling kan een paar seconden in beslag nemen of kan zo lang duren als het hele gesprek zelf. En het dient een zeer belangrijk doel: om ons te helpen een aantal onderwerpen te vinden dat we allemaal willen bespreken. Het tweede doel van de stille onderhandeling is het vaststellen van de regels die bepalen hoe we praten, luisteren en samen tot beslissingen komen. Deze regels worden niet altijd expliciet verwoord. Veeleer worden er experimenten uitgevoerd om uit te vinden welke normen worden gedeeld. We brengen nieuwe onderwerpen in, we geven signalen af door middel van de toon waarop we iets zeggen en de gebaren die we maken, we reageren op wat mensen zeggen, we geven blijk van verschillende stemmingen en besteden aandacht aan de reacties van anderen. Maar hoe deze stille onderhandeling ook verloopt, de doelstellingen ervan zijn altijd hetzelfde: ten eerste om te bepalen wat we van de dialoog verwachten. En ten tweede om te bepalen hóé we zullen praten en tot beslissingen zullen komen. Kortom, om uit te zoeken wat iedereen eigenlijk wil en hoe we gezámenlijk besluiten kunnen nemen. (pagina 62-64)
De cultuur van het narcisme : leven in een tijd van afnemende verwachtingen Athenaeum, Polak & Van Gennep 2024, 384 pagina's - € 27,99 Herdruk uit 19? verschijnt in de Paradigma reeks
Tekst op website uitgever De cultuur van het narcisme, oorspronkelijk verschenen in 1979, is een vernietigende kritiek op de cultuur van het moderne kapitalisme dat zich van alle ideologieën heeft ontdaan. Lasch laat zien dat de zich als radicaal voordoende cultuurkritiek van de jaren zestig in feite de wegbereider was voor de opmars van neokapitalistische normen en waarden.
De nieuwe cultuur is eerst en vooral een therapeutische cultuur. Gezondheid, zowel geestelijk als lichamelijk, is het grote doel, een ontwikkeling die zich heeft voortgezet tot nu, waarvan de geestelijke gezondheid het belangrijkste is. Iedereen moet zich prettig voelen, wat alleen te verwezenlijken is als met alle vormen van repressie wordt afgerekend. Te sterke emotionele bindingen zijn verboden, alle mogelijkheden moeten open blijven. De gevolgen zijn desastreus: ‘De narcistische persoonlijkheid van deze tijd baart een schijncultuur die geen geschiedenis heeft en op geen toekomst rekent.’
Tekst op website uitgever Hoe welvarender mensen zijn en hoe meer mogelijkheden ze hebben, hoe sterker ze zich bewust kunnen raken van gemis in hun leven. Legden mensen zich in het verleden neer bij de mores van een levenscyclus, nu willen velen uit het leven halen 'wat erin zit', meemaken 'waar het echt om gaat', deelgenoot worden van wat Norman Mailer 'the sweet of life' noemde. Begrippen als 'bucketlist' en 'fomo' vinden we inmiddels ook in Nederlandse woordenboeken terug.
Eén van de gedaantes van de moderne mens die zoekt naar vervulling is De Reiziger. Aan de hand van het gedrag van reizigers brengt Volkskrant-journalist Olaf Tempelman in kaart wat bevoorrechte mensen in hun leven missen, en waarin moderne maatschappijen tekortschieten. Over de hele wereld ziet hij reizigers zoeken naar liefde, verlichting, bevlogenheid, geborgenheid en meer. Hij ziet óók dat er veel voorbijgaat aan mensen die niets willen missen. In een boek waarin hij reisimpressies met contemplaties mengt, pleit hij voor de kunst van het missen.
Tekst op website uitgever In januari 2023 begon bestsellerauteur Johann Hari zichzelf wekelijks met Ozempic te injecteren. Hoewel oorspronkelijk ontwikkeld voor diabetespatiënten, staat Ozempic inmiddels bekend als een wondermiddel voor gewichtsverlies. Maar zijn deze nieuwe afslankmedicijnen wel zo wonderbaarlijk als ze lijken? Met hulp van experts wereldwijd onderzoekt Johann Hari de effecten en hij ontdekt dat naast de enorme voordelen er ook twaalf significante risico’s verbonden zijn aan deze medicijnen, en dat het gebruik ervan de discussie aanwakkert over onze bestaande opvattingen over schaamte, wilskracht en genezing.
Wondermiddel is een onmisbaar boek dat de grote veranderingen in de wereld van afslankmedicijnen duidt en ons de mogelijkheid biedt om onze disfunctionele relatie met eten, gewicht en ons lichaam te herstellen.
Tekst op website uitgever Pulitzerprijs-winnaar Anne Applebaum, waarschuwt voor de samenwerking tussen autocratieën wereldwijd. Een urgente wake-upcall om democratieën te verenigen en deze dreiging te stoppen.
Een kraakheldere wake-upcall: we moeten nu weerstand bieden aan wereldwijd samenwerkende autocratieën.
Wie denkt dat dictators alleen op hun eigen land gericht zijn, heeft het mis. Autocratieën als Rusland en China wisselen onderling kennis en middelen uit. Corrupte bedrijven in het ene land doen zaken met corrupte bedrijven in het andere land en het ene nationale politiekorps traint en bewapent het andere. Bovendien verkondigen de autocratische regimes dezelfde boodschap over de gevaren van de westerse democratie. Deze groep landen functioneert als een concern van verschillende bedrijven: Autocratie bv. De autocratieën hangen verschillende ideologieën aan maar de leiders delen een onstilbare honger naar macht en welvaart die in veel gevallen voor het welzijn van de eigen bevolking gaat.
Applebaum werpt licht op de prangendste geopolitieke kwestie van deze tijd en wijst ons op wat democratische landen te doen staat om dit wereldwijde netwerk van dictators een halt toe te roepen.
Over De schemering van de democratie: ‘Een razend actueel boek, politiek en tegelijk intens persoonlijk.’ – Geert Mak
Tekst op website uitgever Duurzaamheid is hot. En dat is een probleem. Veel bedrijven, overheidsorganisaties en burgers zijn druk bezig duurzaam te worden. Maar met duurzame auto’s, chocola en businessmodellen gaan we de ecologische catastrofe niet bestrijden. Sterker nog, de inzet op een duurzame samenleving is schadelijk: het is een vergroening van kapitalisme, koloniale uitbuiting en sociale uitsluiting. Shivant Jhagroe houdt daarom een vlammend pleidooi voor een ander politieke taal en verbeelding. Hij stelt de dekoloniale strijd tegen geweld en onrecht centraal en benadrukt een collectieve zorgplicht voor de Aarde. Enkel radicale eco-rechtvaardigheid biedt een uitweg.
Tekst op website uitgever Een filosofische roadtrip langs de uitvinders en ondernemers van de toekomst. Bekend van zijn column in Het Financieele Dagblad. Een optimistische visie op het nieuwe tijdperk van de mens.
Prikkelende ode aan het menselijk vernuft. Terwijl de somberte van de krantenpagina's walmt, gaat filosoof Sebastien Valkenberg op pad. Is het echt vijf voor twaalf? Voor zijn nieuwe boek bezocht hij laboratoria, productielijnen en industrieterreinen. Hij sprak ondernemers en onderzoekers, wereldverbeteraars en wetenschappers, luisterde naar studenten en patiënten. Hij zag uitvindingen die wel wonderen leken.
De 'kreupele' kan weer lopen dankzij het exoskelet. Zaadtechnologen laten jonge sla groeien in een bloedhete woestijn. En kaas? In plaats van een koe heb je er straks een laboratorium voor nodig. Exit veestapel, vaarwel bio-industrie. Zo gaat het in het tijdperk van de mens. Dat is goed voor de mens én het milieu én het klimaat.
In het voetspoor van de vooruitgang doet verslag van een roadtrip door een zinderende tijd. Sebastien Valkenberg voert ons naar onder meer Enkhuizen, Barneveld en het Vlaamse Nieuwpoort en biedt een prikkelende ode aan het menselijk vernuft en doorzettingsvermogen.
Tekst op website uitgever We zijn het vermogen kwijtgeraakt om onszelf te begrijpen aan de hand van grote verhalen. In het verleden zorgden verhalen voor gemeenschap en verbinding. Tegenwoordig eigent het kapitalisme zich het verhaal toe: verhalen om te verkopen. Storytelling is storyselling. Hierdoor verliezen verhalen hun oorspronkelijke kracht en valt onze gemeenschap uit elkaar. Deze narratieve crisis heeft een lange voorgeschiedenis. Byung-Chul Hans nieuwe essay onderzoekt dit. Hiermee zet Han zijn reflecties over onze informatiemaatschappij consequent voort.
Tekst op website uitgever Het denken van Marshall McLuhan sloeg in de jaren zestig in als een bom. Hij stelde dat de vorm van media een diepgaande invloed heeft op de samenleving, die vaak belangrijker is dan de feitelijke inhoud. Hij waarschuwde voor de invloed van nieuwe media op onze perceptie en cultuur.
McLuhan inspireert talloze hedendaagse filosofen, schrijvers en kunstenaars. Zijn boodschap blijkt decennia later pijnlijk actueel met de opkomst van nieuwe sociale media, AI en andere digitale technologieën.
De techniekfilosofie die Marshall McLuhan in de jaren zestig van de vorige eeuw presenteerde sloeg in als een bom. De Groene Amsterdammer
Tekst op website uitgever In zijn langverwachte nieuwe boek ‘Schaduwen van vrijheid’ beantwoordt Ad Verbrugge een van de belangrijkste vragen van deze tijd: wat is de betekenis van vrijheid in onze samenleving?
In een wereld waarin iedereen kan doen wat hij wil, ontbreekt een samenhangend verhaal. We zijn daardoor meer dan ooit afhankelijk van allerlei nieuwe priesters die onze dolende zielen een thuis bieden. Of het nu de wetenschappers zijn tijdens de coronacrisis of valse profeten van geradicaliseerde religies: Verbrugge betoogt dat we als samenleving eerst naar onszelf moeten kijken.
‘De verschillende crises waar we dezer dagen mee te kampen hebben, komen voort uit wat de moderne mens uit het oog is verloren: de Verlichting zelf bracht ons ongemerkt in de greep van schaduwen die schuilgaan in de schijn van haar vrijheid.’