woensdag 14 april 2021

Cyrille Offermans

Een iets beschuttere plek misschien (Privé-domein nr. 302)
De Arbeiderspers 2018, 564 pagina's  € 27,99

Wikipedia: Cyrille Offermans (1945)

Korte beschrijving
De literatuurcriticus, recensent, romanschrijver, essayist en ex-leraar (1945) heeft van uitgeverij De Arbeiderspers de vrije hand gekregen om in 2017 een soort dagboek bij te houden voor publicatie in de reeks 'Privé-domein'. De actualiteit ontbreekt dus niet, want ook Offermans ontkomt niet aan de televisie en aan de oorlog in Syrië, Trumps uitglijers en ander leed in de wereld, maar een groot deel van de notities zijn herinneringen aan vrienden, kennissen, collega's, zijn scholieren en familie, aan vroeger gelezen boeken, aan gebeurtenissen die deze veelzijdige intellectueel gevormd hebben. Aangezien zijn leven de hele naoorlogse periode beslaat, is menige herinnering ook een opfrisexercitie voor de oudere lezer. Aan het dagboek zijn de langere artikelen toegevoegd die hij in 2017 schreef, zoals een necrologie van John Berger, die in 2017 overleed. De lezer krijgt ook Offermans' genuanceerde oordeel over tentoonstellingen, concerten, opera's en boeken die al of niet in 2017 het licht zagen en details over zijn familieleven, met dementerende moeder en lerende kleinkinderen. Geen letterlijk dagboek maar een verslag per maand van actualiteiten in politiek, kunst en cultuur, die worden verbonden aan herinneringen. Toegankelijk, persoonlijk proza.

Tekst op website uitgever
Heel 2017 schreef Cyrille Offermans aan wat je nog het beste zou kunnen omschrijven als een intellectueel journaal: een verzameling notities, beschouwingen, herinneringen, observaties en essayistische commentaren op gelezen boeken en gebeurtenissen in de wereld. Dat de barre werkelijkheid voortdurend zijn plaats op de voorgrond opeist, zegt genoeg over onze tijd. Het boek (en dus het jaar) begint en eindigt met de doffe ellende in Syrië. Daartussen presenteert zich een baaierd aan onderwerpen – van de Franse verkiezingen en de afnemende tekenvaardigheid van de schooljeugd tot en met uiteenzettingen over bibliomanie, de jaren vijftig, Provo, de islamitische Verlichting, de betekenis van carnaval, het verlangen naar sneeuw, de eerste woordjes van een kleinkind en de ziekte en dood van een vriendin. Er is alles in de wereld. En er is alles in dit boek.


Fragment uit Gouden jaren
(juli)
Het zou nog gekker worden. Toen ik zo'n jaar of vijftien, zestien was, hoorde ik steeds vaker verkondigen dat mijn op zijn eind lopende kindertijd, ruwweg samenvallend met de jaren vijftig, tot de treurigste en somberste van de eeuw behoorden. Daar begreep ik niets van. Had ik dan niet alleen mijn oudste herinneringen verzonnen maar ook zo ongeveer mijn hele leven tot dan toe? Uitgesloten, er moest sprake zijn van het meten met twee maten, van projecteren, generaliseren, abstraheren, hoe dan ook van het kwalificeren van mijn kindertijd op een manier die indruiste tegen alles wat ik daar zelf kersvers van vond. Zo ontdekte ik intuïtief, nog voor ik ooit van Nietzsche had gehoord, de juistheid van diens inzicht in het onvermijdelijk polyperspectivistische karakter van de waarheid.

Best mogelijk dat het Nederland van de jaren vijftig relatief arm was, zeker gezien vanuit de latere welvaartsexplosies. Maar voor ons, kinderen, waren die naoorlogse jaren een gouden tijd. Schoolfoto's moeten de indruk wekken van tucht en braafheid, in werkelijkheid waren wij vrijer dan ooit. Het kind werd nog niet als investerings- en uitbuitingsobject gezien door de onheilspellende coalitie van ouders, pedagogen, 'programmamakers', politici en kinderlokkers uit de opdringerige consumptieve wereld die het nu haast overal voor het zeggen heeft. Dat die erin zou slagen het operatiegebied van de kinderlijke verbeelding in te perken tot de schamele oppervlakte van een geprogrammeerd beeldschermpje, was nog onvoorstelbaar. De hele straat, nee, de hele bereikbare wereld was ons speelterrein, en niet alleen virtueel.

Het sombere beeld van de jaren vijftig moet voor een deel te wijten zijn aan de technische stand van zaken in de toenmalige fotografie en film. Tot in de jaren zestig was zwart-wit de norm, voor de kranten nog veel langer. Al die grijsheid moet de kleur uit onze herinneringen hebben weggezogen. Ook films die de sfeer van 'vroeger' willen oproepen, worden vaak in zwart-wit gedraaid; en sommige fotografen, van Isolde Ohlbaum tot Stephan Vanfleteren, zweren nu nog bij zwart-wit, meestal uit esthetische overwegingen, onbewust misschien ook om de breuk met grote voorgangers als Cartier-Bresson en Kertész niet onoverbrugbaar te maken. (pagina 245-246)

Lees ook: Midden in het onbewoonbare (2020)

Terug naar Overzicht alle titels

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen