Boom 2024, 262 pagina's - € 24,90
Korte bio van Gijs van Oenen (1959)
Korte beschrijving
Een politiek filosofische analyse van de rol van de overheid. Gijs van Oenen onderzoekt de complexe relatie tussen de overheid en haar burgers, waarbij de nadruk ligt op de kwetsbaarheid en kracht van staatsstructuren. Hij behandelt de toenemende verwachtingen van de burger en de daarmee gepaard gaande kritiek en onvrede. De stabiliteit van de overheid is niet vanzelfsprekend en deze komt onder druk te staan door zaken als populisme, protesten en inefficiënte uitvoering. Het centrale thema in het boek is het gebrek aan staatsbegrip in de samenleving, wat leidt tot conflicten tussen burgers, bestuurders en andere overheidsfunctionarissen. Doorwrocht en intelligent geschreven. Geschikt voor een geoefende lezersgroep. Gijs van Oenen (1959) is een Nederlandse auteur en universitair hoofddocent filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van zijn hand verschenen onder andere 'Overspannen democratie' (2018) en 'Culturele veldslagen' (2022, short-list Socratesbeker).
Tekst op website uitgever
Een nieuwe filosofie over kracht en kwetsbaarheid van de staat
Naarmate er meer van de overheid wordt verwacht, kan zij ook rekenen op meer kritiek en juist minder begrip. Dat de staat er ondanks alle kritiek en onvrede toch wel is en voor alles zorgt, is echter allesbehalve vanzelfsprekend. Overheid, instituties, democratie en bestuur zijn even wezenlijke als kwetsbare entiteiten, zelfs onder gunstige omstandigheden. Het is niet onvoorstelbaar dat ze bezwijken als ze voldoende onder druk worden gezet, geringschat, gewantrouwd of ondermijnd, door populistische bestuurders, militante demonstranten of wankelende uitvoering.
Achter het dagelijks zichtbare onbegrip tussen overheid en burger gaat het probleem van een gebrekkig staatsbegrip schuil. Burger en bestuurder, maar ook politie, rechter en ambtenaar liggen zowel praktisch als politiek-theoretisch beschouwd met elkaar in de clinch over wat het staatsbegrip inhoudt en wie het mag claimen. In Onbegrepen overheid laat Gijs van Oenen zien dat dit staatsbegrip even noodzakelijk is als problematisch, even onvermijdelijk als ongrijpbaar, en even verheven als alledaags.
Gijs van Oenen (1959) is universitair hoofddocent filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van zijn hand verschenen Overspannen democratie (2018) en Culturele veldslagen (2022, shortlist Socratesbeker).
Fragment uit 5. De staat voorbij: macht en tegenmacht
Staat en macht zonder soeverein
De overtuiging dat de staat deels in de maatschappij moet worden gezocht en dat de macht in staat en maatschappij diffuus aanwezig is, vinden we bij uitstek terug in het werk van Michel Foucault. Om die reden is Foucaults benadering wel getypeerd als een 'omkering' van het gramsciaanse marxisme. Waar Gramsci een bourgeoisie ziet die hegemonie beoogt te creëren in de burgerlijke samenleving als een 'culturele buffer' voor de staatsmacht die zij probeert te beschermen, vraagt Foucault aandacht voor de wijze waarop de instituties van de staat zelf bezig zijn om de samenleving te vormen en het individu te disciplineren.
Zoals we zullen zien, is dit niet onjuist. Maar sterker nog, en fundamenteler: Foucaults benadering verzet zich principieel tegen elk idee van politiek of macht als soevereiniteit. De bekendste, in de politiek tot slogan geworden formulering daarvoor is dat 'het hoofd van de koning is afgehakt'. Daarmee verzet Foucault zich tegen het 'juridische soevereiniteitsmodel' dat hij toeschrijft aan Hobbes: dat van de eenheid van de staat, gesymboliseerd en tevens belichaamd in de vorst, of koning.
Een subtielere versie hiervan vinden we in de confrontatie tussen Derrida's en Foucaults voorstelling van soevereiniteit en politiek. De soeverein is voor Derrida degene die van nature niet spreekt, zijn mond houdt, geen uitleg geeft. Niet zozeer omdat hij die uitleg niet is verschuldigd, wat Hobbes' argument zou zijn, maar omdat de onderdanen door die uitleg niet beter af zouden zijn. De soeverein weet dat het geheim van de politiek ontkracht of zelfs obsceen zou worden door uit te spreken, door het 'transparant' te maken. Degenen die daarop toch aandringen, die toch het geheim willen kraken, zijn voyous, 'boeven'. De onderdanen op hun beurt weten dat wanneer ze de soeverein toch tot spreken weten te verleiden, om zijn 'wezen' met de burgers te delen, deze niets te zeggen heeft. Hij zal zich realiseren dat ook hier geldt: 'Wat je zegt, ben je zelf'. Hij is zelf een voyou - iemand met een inconsistent zelfbegrip.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de provo's van de jaren zestig. Die richtten zich, net als vanuit een ander perspectief de Rote Armee Fraktion (RAF) in Duitsland, op het 'provocen' van het staatsgezag, in het geval van de RAF op militante en gewelddadige wijze. Doel was op die manier het gezag 'het masker van de welwillendheid af te rukken'. Dan zou zich de ware, gewelddadige aard van de staat tonen, zijn 'faschistische Fratze'. Als de staat zich daar uiteindelijk toe laat verleiden, is de zelfvervullende voorspelling geslaagd en zijn zowel de provocanten als de staat voyous.
Ook Foucault meent dat de soeverein niets te melden heeft. Maar ook dat die geen geheim bezit dat verborgen kan of moet worden. Of aan het licht moet worden gebracht, zoals diens 'ware aard'. Foucaults opvatting is nog radicaler: niet alleen het geheim is afwezig, maar ook de soeverein zelf. De soeverein is eigenlijk een illigitieme figuur, een usurpator. Het illigitieme in de staat is de soeverein zelf. Het geheim van de moderne staat is dat de soeverein er niet is. De moderne staat functioneert volgens Foucault zonder soevereiniteit - hij is niet meer dan 'het mobiele effect van een regime van meervoudige gouvernementaliteiten'.
Dat betekent dat er geen centraal punt, persoon of symbool is van waaruit de staat als eenheid kan worden begrepen, f moet worden begrepen. De functies van de moderne staat worden juist zonder zo'n centraal uitgangspunt effectief uitgevoerd.
Hobbes sprak van 'een oorlog van allen tegen allen', die alleen bedwongen kan worden door de instelling van een soevereine overheid. De dreiging van zo'n oorlog lijkt in moderne samenlevingen, met hun rechtsstatelijke vorm en hun uitgebreide systeem van instituties en voorzieningen niet meer aan de orde. Foucault zegt echter: waar de soeverein verdwijnt, verschijnt macht - in die zin dat de 'verborgen' strijd tussen tegengestelde groepen aan de oppervlakte komt. Wie begrijpt dat de soevereine staat een fictie is, ziet ook in dat er eigenlijk niet zoiets bestaat als een 'samenleving', maar alleen strijd tussen verschillende groepen met tegengestelde belangen en oriëntaties. De burgerlijke samenleving is een getemde vorm van burgeroorlog. (pagina 148-150)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen