ISVW 2015, 478 pagina's - € 20,95
Wikipedia: Erno Eskens (1964)
Korte beschrijving
Erno Eskens vervult al jaren een belangrijke rol als verbreider van wijsgerig erfgoed; zo was hij betrokken bij de oprichting van Filosofie Magazine en initiatiefnemer bij de Maand van de Filosofie, en werkt hij momenteel als programmadirecteur bij de Internationale School voor Wijsbegeerte. Dit boek is zijn dissertatie. Daarin herschrijft hij de geschiedenis van de filosofie. Die geschiedenis gaat doorgaans uit van de mens als intellect. Maar de mens is meer: in de Renaissance komt zijn sociale kant centraal te staan, en in de Romantiek blijkt hij ook nog een lichaam te hebben. De mens is een dier, en vanuit dat besef kijkt Eskens terug op dertig eeuwen denken. Het resultaat is uitermate leesbaar, boeiend en verfrissend, het plezier van het denken straalt van de bladzijden af. En dan is het ook nog prachtig vormgegeven en uitvoerig in kleur geïllustreerd. Bevat index, literatuurlijst en zorgvuldig notenapparaat.
Tekst op website uitgever
Aan de hand van talloze schilderijen, beeldhouwwerken, tuinontwerpen, historische foto's en manuscripten vertelt dit boek hoe 26 eeuwen filosofie ons zelfbeeld hebben gevormd. Hoe kijken we in het bijzonder aan tegen ons lichaam en tegen onze dierlijkheid? Het verhaal begint bij de prehistorische cultus van de moedergodin en eindigt in onze tijd.
Met Plato's zielenwagen reizen we door de geschiedenis van het denken. Twee paarden - symbool voor onze lichamelijke en sociale driften - stuwen ons voort. De wagenmenner - ons intellect - houdt de teugels stevig in handen en zet een beschaafde levenskoers uit. Maar in de Romantiek komen de paarden in opstand en moet de wagenmenner de teugels laten vieren. De mens weigert nog langer het driftleven te beteugelen. Vanaf dat moment wordt het dier in de mens bevrijd, wat leidt tot de emancipatie van de slaaf en de vrouw. Zij werden tot dan toe vooral als dierlijke wezens gezien. In onze tijd volgt de emancipatie van het dier zelf, terwijl ook de mens zelf verder verdierlijkt.
Fragment uit (de) Inleiding. De zielsverwantschap van mens en dier
Mens en dier zijn ten diepste verwant. Niet alleen hebben bedien een dierlijk lichaam, er is ook sprake van een zielsverwantschap. Dit idee van een zielsverwantschap vinden we al terug bij de oude Grieken. Mens en dier ademen volgens hen dezelfde lucht. Daarmee delen ze de levensbrengende ziel, die met de adem het lichaam binnenkomt.
Iets van dit Griekse idee van zielsverwantschap is in onze taal blijven hangen. Etymologisch zijn 'dier', 'ziel' en 'adem' verwant. 'Dier' is afgeleid van het Gotische dhewes, dat adem en ziel betekent. Ook het Engelse animal heeft een dergelijke herkomst. Dat komt van het Latijnse animus dat ziel, geest of bezieling betekent en dat ook weer als adem kan worden vertaald.
Het is niet erg gangbaar om het in deze tijd nog over de ziel te hebben. Het is een begrip dat zijn beste tijd lijkt te hebben gehad. Er zitten te veel religieuze connotaties aan vast en het begrip blinkt niet bepaald uit in helderheid. De eerste duidelijke definitie van de ziel moet nog gegeven worden.
Het volstaat hier om te zeggen dat de ziel geen ding is dat ergens aangetroffen kan worden. Het bestaan ervan is op zijn minst twijfelachtig. Dat geldt zeker voor de 'onsterfelijke ziel', waar we het verder niet over zullen hebben. Toch is 'ziel' een interessant begrip, omdat het in de geschiedenis van het denken invloedrijk is geweest. Alleen al daarom kan het niet zomaar bij het metafysische vuilnis worden gezet. Het heeft, denk ik, in de geschiedenis vooral de functie gehad van een 'nuttige fictie'. Met het begrip kon iets duidelijk worden gemaakt, dat zonder niet goed lukte. Het zielsbegrip hielp mensen bovendien om zichzelf in de praktijk te leren kennen en te veranderen.
De 'ziel' bleek en blijkt vooral een handig ordeningsbeginsel, waarmee doe-, groeps- en denkactiviteiten van mens en dier worden gerubriceerd. Als de oude Grieken het over een ziel hebben, volgt altijd de vraag: over welk deel van de ziel hebben we het hier eigenlijk? Dat maakt uit, want ieder zielendeel heeft een eigen rol en eigen functie. De Grieken onderscheiden het epithumeticon (waarin de menos, de lichamelijke drift en oerkracht zit), de thymos (het sociale en praktische handelende zielendeel) en de nous (het intellect, dat door de Romeinen ook wel mens wordt genoemd). Met deze drie zielendelen corresponderen de drie filosofische kerndisciplines: de fysica, de logica en de ethica. Wie het over de ziel heeft, praat daarom al snel over de belangrijkste vakken van de filosofie. (pagina 25-26)
Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen