Prometheus 2021, 144 pagina's - € 15,--
Wikipedia: Maarten Boudry (1984)
Korte beschrijving
Als we de opwarming van het klimaat een halt toe willen roepen, ontkomen we niet aan een grootschalige energietransitie. Daarbij moeten we echter wel het hoofd koel blijven houden, zo betoogt Maarten Boudry in dit boek. Hij trekt een parallel met het verontrustende rapport 'De grenzen aan de groei', dat de Club van Rome begin jaren zeventig presenteerde. Dat doemscenario is nooit uitgekomen en Boudry is er van overtuigd dat dat ook ditmaal niet gaat gebeuren, omdat de mensheid over een groot vernuft en aanpassingsvermogen beschikt, zoals ze meermaals in het verleden heeft laten zien. Voorwaarde is dan wel dat we niet om ideologische redenen blokkades gaan opwerpen zoals het uitsluiten van kernenergie, aangezien deze CO2-loze vorm van energieopwekking onmisbaar is om ons huidige welvaartsniveau te handhaven. Die welvaart is nu eenmaal noodzakelijk om de energietransitie te kunnen bekostigen en daarom zou ook het uitbannen van economische groei, zoals momenteel door klimaatalarmisten wordt gepropageerd, eveneens een onverstandige beslissing zijn. Nu de gemoederen rondom het klimaatbeleid sterk op beginnen te lopen, is deze nuchtere kijk op de materie van Maarten Boudry uitermate welkom.
Tekst op website uitgever
Precies een halve eeuw geleden voorspelden onheilsprofeten dat de mensheid afstevende op een catastrofe: uitputting van grondstoffen, milieuvervuiling, bevolkingsexplosie, gat in de ozonlaag. Stop de groei, klonk het overal, of de boel ontploft. Maar waarom kregen deze doemdenkers dan ongelijk? Hoe slaagden we erin om al die rampspoed af te wenden? In zijn nieuwe boek legt filosoof en ‘verbeterlijke optimist’ Maarten Boudry uit hoe we de klimaatcrisis kunnen oplossen, zoals we ook eerdere ecologische rampen hebben afgewend. Fossiele brandstoffen maakten ons rijker en welvarender dan ooit tevoren, maar nu is het hoog tijd om ze vaarwel te zeggen. Dat kunnen we zeker, aldus Boudry, maar dan moeten we dringend uit een ander vaatje tappen. Bij een uitdaging van zo’n grote omvang kunnen we ons niet de luxe van ideologische dogma’s en heilige huisjes veroorloven. We moeten het klimaatprobleem rationeel en pragmatisch aanpakken, we moeten groots en ambitieus denken, en we moeten vooral het hoofd koel houden. Als we daarin slagen, kunnen we er een prachtige eenentwintigste eeuw van maken. Maarten Boudry (1984) is wetenschapsfilosoof en houder van de leerstoel Etienne Vermeersch aan de Universiteit Gent.
Fragment uit (de) Epiloog: hoogmoed en valse bescheidenheid
Een terugkerend motief bij klimaatactivisten is dat van menselijke hoogmoed. In zijn klimaatboek Hoe gaan we dit uitleggen schrijft Jelmer Mommers dat de wortel van al onze ecologische problemen ligt bij de arrogante opvatting van de mens dat hij 'heer en meester' kan zijn over de natuur: 'Alle milieucrises die we nu hebben zijn het gevolg van dat ene waanidee'. Sommige profeten zien de hovaardigheid als eigen aan onze menselijke soort, maar in de meeste vertellingen van deze morele fabel is er een soort zondeval, doorgaans gesitueerd rond de opkomst van de wetenschap of de industriële revolutie. In Less is More schrijft Jason Hickel bijvoorbeeld dat de ideologie van overheersing, exploitatie en dominantie werd uitgevonden door vroegmoderne natuurfilosofen, de ideologen van de wetenschappelijke revolutie. De Engelse filosoof Francis Bacon (1561-1626) wilde de natuur doorgronden aan de hand van de experimentele methode, om haar vervolgens te overmeesteren en te knechten. De Franse filosoof René Descartes (1596-1650) zag de natuur als één grote mechanische constructie die beantwoordt aan vaste en blinde natuurwetten. De mens, oogappel van de Schepper, was het enige bezielde en bewuste wezen. Alle andere levende wezens waren volgens Descartes zielloze machines, die je dus zorgeloos kon exploiteren en voor menselijk gebruik aanwenden.
Tijdens de Verlichting, aldus Hickel, viel de hele westerse beschaving in de ban van deze ideologie van overheersing. Naarmate de westerse mens de wereld doorgrondde, verwierf hij (het waren doorgaans mannen) ook steeds meer macht over haar. Daardoor kregen we het steeds hoger in onze bol. We waanden onszelf verheven boven de natuur, zelfstandig en soeverein. En toen moest de industriële revolutie nog komen. Zoals Prometheus het vuur van de goden stal, zoals Adam en Eva stiekem van de verboden vrucht proefden, zo haalde de vermetele westerse mens fossiele smurrie uit de aarde en werd terstond bevangen door grootheidswaan.
Die aanklacht van profeten tegen onze menselijke arrogantie is deels begrijpelijk. De laatste eeuwen hebben we inderdaad ontzettend veel schade aangericht aan ecosystemen, door de combinatie van bevolkingsexplosie, technologische ontwikkeling en welvaartstoename. Onze voorouders hebben de natuur schaamteloos uitgebuit en geplunderd, om nog te zwijgen van hun medemens. Toch slaat de notie van een zondeval rond de industriële revolutie nergens op. Mensen hebben de natuurlijke grondstoffen van deze planeet altijd uitgebuit en naar hun hand gezet. De gedachte dat we ooit in harmonie met de natuur leefden, is een hardnekkige mythe. Zelfs als jager-verzamelaars richtten we al ecologische verwoestingen aan. Onze voorouders plunderden de wilde natuur net zolang tot er niets meer te vreten viel, en trokken vervolgens verder. Door die levensstijl hebben we talloze diersoorten uitgeroeid. Overal waar homo sapiens zijn intrede maakt, verdwijnen enige tijd later de meeste grote landdieren van de aardbodem. Een paleontologische whodunit, met telkens minder dan wijzelf als hoofdverdachte. (pagina 113-114)
Lees ook: Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat (uit 2019)
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen