zondag 5 juli 2020

Paul Verhaeghe 6

De Bezige bij 2020, 134 pagina's € 14,99 

Wikipedia: Paul Verhaeghe (1955)

Korte beschrijving
Essay over de vraag hoe we de corona(covid-19)crisis kunnen aangrijpen om andere keuzes te maken. Leidraad voor het essay zijn de drie vragen van Kant: Wat kunnen we weten, wat mogen we hopen, wat moeten we doen? De auteur voegt een vierde vraag toe: Wat moeten we vrezen? De vrijemarktsamenleving lijkt in haar eindfase te zijn, de klimaatverandering vraagt om oplossingen, covid-19 legt vele misstanden bloot. De vrees is dat alles hetzelfde blijft en dus erger wordt. De hoop is gericht op echte verandering, op een economie die ondergeschikt is aan de samenleving, op economische groei die vervangen wordt door duurzaamheid, op een nieuw type leiderschap, op onderwijs waar kinderen opgroeien tot kritische mensen. Hoop op dat we kiezen voor wat ons leven tot leven maakt. In de anderhalvemetersamenleving moeten we een veilige manier vinden om elkaar stevig te omhelzen. Paul Verhaeghe is klinisch psycholoog en hoogleraar aan de Universiteit Gent en publiceerde eerder o.a. 'Het einde van de psychotherapie' (2009), 'Identiteit' (2012), 'Autoriteit' (2015) en 'Intimiteit' (2018). Met eindnoten. 
 
Tekst op website uitgever
De wereld staat op z'n kop. De coronacrisis raakt iedereen en we moeten ons allemaal aanpassen aan een samenleving die we nog niet kenden. Dit brengt een onvermijdelijk besef met zich mee: de ongebreidelde groei waar we eeuwenlang naar streefden is niet langer verdedigbaar.

Paul Verhaeghe betoogt dat we deze crisis moeten aangrijpen om ingrijpend andere keuzes te gaan maken. Welke kant willen we op met onze economie? Hoe moeten we ons verhouden tot elkaar, en tot het milieu? Tegelijkertijd analyseert hij de impact van deze crisis op individueel niveau. Welk effect heeft dit "nieuwe normaal' op ons welbevinden? Hoe kunnen we omgaan met eenzaamheid en onzekerheid, en is het vol te houden
om niet te worden aangeraakt?

Als geen ander is Paul Verhaeghe in staat om de maatschappij en het individu met elkaar in verband te brengen. Hij toont wat we weten, wat we moeten vrezen, waarop we kunnen hopen en wat we kunnen doen – om sterker uit dit tijdperk te komen dan we erin gingen.

Fragment uit Wat moeten we doen?
Een slecht leven, zowel in de morele zin als in de betekenis van ongelukkig, heeft altijd te maken met een teveel of een te weinig. Goed is de juiste maat, met een noodzakelijke afweging binnen de context. Op een feest eet en drink je meer dan op een doordeweekse dag. Wie zich iedere dag volvreet en klem zuipt, of omgekeerd, wie voortdurend calorieën telt en enkel bronwater drinkt, is fout bezig. Hetzelfde geldt voor erotiek. De oversekste man of vrouw die van het ene bed in het andere duikt, alle standjes, genders en nieuwste gadgets uitprobeert, en dankzij een cocktail van viagra en cocaïne blijft  excelleren vindt zijn of haar tegendeel in de gefrustreerde asceet die seks afgezworen heeft en er bijgevolg de hele dag aan zit te denken. Dergelijke gewoontepatronen zijn slecht omdat ze noch een goed leven noch genot opleveren, en nog destructief zijn.
  De aristotelische regel is even eenvoudig als universeel. Moed houdt het tussen overmoed en lafheid, gematigdheid tussen losbandigheid en ascese, kalmte tussen driftkikkergedrag en kalmeerpillenapathie, en dat telkens opnieuw afhankelijk van de omstandigheden. Wie het juiste midden vindt tussen wantrouwen en goedgelovigheid, tussen passief meewerken en ellebogenwerk, tussen onderdanigheid en het betwisten van elk gezag, tussen gierigheid en verkwisting, die bezorgt zichzelf en anderen een pak ellende Een maatschappij die haar leden voorhoudt dat iedereen hogere 'targets' moet bereiken, steeds meer moet bezitten en meer moet presteren, is een immorele maatschappij, die mensen nog ongelukkig maakt ook.
  Wat wij onder 'groei' begrijpen, vinden we bij Aristoteles terug onder de term pleonexia, het altijd maar meer willen hebben van bezit, roem en veiligheid. Zijn visie daarop is even duidelijk als vernietigend. Pleonexia ligt aan de basis van een ongelukkig leven en creëert een gevaarlijke maatschappij. Het is slecht voor het individu omwille van drie redenen. De eerste is dat meer willen hebben geen eindpunt kent: nooit is genoeg. De tweede is dat het criterium altijd de ander boven ons is, waardoor afgunst de toon zet in de sociale verhoudingen. De derde is dat naarmate we meer van iets hebben, het genot geringer wordt. Het is gevaarlijk voor de maatschappij omdat een samenleving die pleonexia bevordert zichzelf op een hellend vlak plaatst, van spanningen naar conflicten naar uiteindelijk oorlog. (pagina 108-111)   
 
Fragment uit een recensie
Het belangrijkste wat wij moeten vrezen is dat er niets zal veranderen en dat wij volharden in onze destructieve patronen. Volgens Verhaeghe heeft de periode van covid-19 des te duidelijker aan het licht gebracht hoever de mensheid verwijderd is geraakt van de natuur. Hij noemt de pandemie een gevolg van onze levenswijze, waarvan consumentisme een ander vernietigend aspect is. Met verbazing luistert hij de oorlogsretoriek waarmee wij het virus te lijf gaan, alsof ons lijf niet nauw samenleeft met virussen, schimmels, bacteriën. Wij zijn in zijn ogen onze plaats vergeten en hebben ons met een beroep op God en de Bijbel het recht toegeëigend ons boven de natuur te stellen, en alles wat onder ons staat te gebruiken. (uit: Nieuw crisis, nieuwe taal in VK, zaterdag 29 augustus 2020)

Andere boeken van Paul Verhaeghe:  Liefde in tijden van eenzaamheid : over drift en verlangen (2009), Het einde van de psychotherapie  (2011) Identiteit (2012), Autoriteit (2015) en Intimiteit (2018).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen