Noordboek 2023, 504 pagina's - € 32,50
Reeks: Dierenrechtenbibliotheek
Oorspronkelijke titel: The open society and its animals (2019)
Korte bio van Janneke Vink (19?)
Korte beschrijving
Een boek over dierenwelzijn, dierenrechten en politieke filosofie. Dieren hebben gevoel en bewustzijn en de roep om de belangen van dieren mee te laten wegen klinkt steeds luider. De auteur gaat in op de vraag of dieren een plek moeten krijgen in de democratie en het recht, zoals via vaste dierenvertegenwoordigers in het parlement en advocaten voor dieren. Vink onderzoekt wat precies wenselijk is en hoe deze opties in de praktijk zouden kunnen uitpakken. Zij laat daarbij ook zien hoe verschillende landen omgaan met de veranderende status van het dier. In academische stijl en met diepgang geschreven. Uitsluitend geschikt voor een geoefende lezersgroep. Janneke Vink (1990) is medeoprichter en voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Dierenrecht en raadslid van de Raad voor Dierenaangelegenheden: de onafhankelijke deskundigenraad die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit adviseert over dierenwelzijn. Vink promoveerde op de wetenschappelijke en Engelstalige versie van dit boek. Het boek maakt deel uit van de serie: 'Dierenrechtenbibliotheek'.
Tekst op website uitgever
De wetenschap is helder: dieren hebben gevoel en bewustzijn. Ze hebben, net als menselijke dieren, bepaalde elementaire belangen. De roep om deze belangen mee te laten wegen in het recht en de politiek klinkt steeds luider. Janneke Vink onderzoekt of dieren een plek moeten krijgen in de democratie en het recht. Verschillende opties komen aan bod, zoals vaste dierenvertegenwoordigers in het parlement en advocaten voor dieren. Vink onderzoekt wat precies wenselijk is en hoe deze opties in de praktijk zouden kunnen uitpakken. Zij laat daarbij ook zien hoe verschillende landen omgaan met de veranderende status van het dier. Verwijzend naar het democratisch ideaal van een staat waarin iedereen gehoord wordt, roept Vink op om dierenrechten stap voor stap in te voeren. ‘Een heldere en inzichtrijke verkenning van de diepgravende politieke en juridische vraagstukken die door de dierenrechtenbeweging op de kaart zijn gezet.’ – Peter Singer (auteur van Animal Liberation en hoogleraar filosofie in Princeton) Janneke Vink is medeoprichter en voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Dierenrecht. Daarnaast is zij raadslid van de Raad voor Dierenaangelegenheden: de onafhankelijke deskundigenraad die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit adviseert op het gebied van dierenwelzijn. Vink promoveerde in Leiden op de wetenschappelijke en Engelstalige versie van dit boek en pionierde door een volwaardig vak Dierenrecht te ontwikkelen en te doceren aan een Nederlandse universiteit.
Fragment uit 1. De vruchten van de open samenleving delen
In 1789 stelde de filosoof en jurist Jeremy Bentham (1748-1832) in één enkele voetnoot de traditionele morele diskwalificatie van andere dieren ter discussie, en met dezelfde haal van zijn pen stelde hij een alternatieve ethische standaard voor waarvan we inmiddels weten dat hij veel steun zou krijgen. Hij initieerde wat men de belangenrevolutie zou kunnen noemen. Preciezer gezegd wees Bentham erop dat er geen noodzakelijk verband bestaat tussen het moreel van betekenis zijn en het bezitten van bepaalde complexe geestelijke vermogens (rede en spraak). Daarentegen is het volgens hem wel relevant voor het moreel van betekenis zijn het hebben van sentiëntie, oftewel het vermogen om subjectieve ervaringen te hebben, zoals genot en lijden. Deze suggestie van Bentham zou uiteindelijk de vonk blijken te zijn die twee eeuwen later een intens debat over de morele betekenis van niet-menselijke dieren deed ontbranden. Dat debat zou er uiteindelijk toe leiden dat de meeste mensen accepteren dat andere sentiënte dieren eveneens van morele betekenis zijn, omdat ook zij belangen hebben, waaronder op zijn minst het belang om niet te lijden.
Maar voordat dit belangrijke morele inzicht voet aan de grond kon krijgen en de algemene morele opvatting over sentiënte dieren ingrijpend kon veranderen, moest de menselijke geest eerst rijp worden gemaakt voor het idee dat mensen dieren zijn en dat andere dieren, evenals mensen, hun eigen belangen konden hebben en geen mechanische lichamen zonder ziel en gevoel waren, om de filosoof Renë Descartes (1596-1650) te parafraseren. Deze weinig benijdenswaardige opgave viel toe aan de evolutiebioloog Charles R. Darwin (1809-1882) en zijn wetenschappelijke opvolgers. The Origin of Species werd gepubliceerd in 1859, en het is gene geheim dat dit boek de destijds uiterst religieuze samenleving choqueerde en dat Darwin belachelijk werd gemaakt. De reden daarvoor was, zoals Darwin het in een van zijn aantekeningenboeken beknopt verwoordde, dat 'de mens zich in zijn arrogantie een grootse prestatie waant, die de tussenkomst van een godheid waardig is, terwijl hij voortgekomen is uit dieren, een opvatting die nederiger [is] en mijns inziens waar.
De controverse zwol aan in 1871, toen Darwin zijn volgende boek publiceerde, The Descent of Man, waarin hij niet alleen expliciet stelde dat de menselijke soort uit andere dieren moest zijn geëvolueerd - te weten uit een in het water levende wormachtig organisme - maar ook onomwonden de uniciteit van de mens in twijfel trok. De evolutietheorie impliceert dat mensen biologisch gezien niet specialer zijn dan andere dieren. Darwin benoemt dit expliciet met betrekking tot intelligentie, waarvan algemeen werd aangenomen dat het een van de unieke vermogens van de mens was die hem van 'de beesten' onderscheidde; 'Wat betreft hun geestelijke vermogens, is er geen fundamenteel verschil tussen de mens en de hogere zoogdieren'. In plaats daarvan beweerde Darwin dat het geestelijke verschil tussen de mens en de 'hogere dieren 'beslist niet categorisch maar gradueel van aard' is. Net als andere vermogens, moet intelligentie niet worden beschouwd als een statisch gegeven - iets dat men wel of niet heeft - maar als een schaal, een continuüm. Ieder individueel dier, mensen incluis, kan nergens op deze schaal worden geplaatst. Een radicale scheidslijn tussen mensen en dieren is er niet. Darwin vocht op doeltreffende wijze het idee aan dat de mens absoluut superieur zou zijn en hij bracht in wezen 'de beesten' onder bij dezelfde categorie als de mensen. Darwins belangrijkste inzicht was het beginpunt van een wetenschappelijk tijdperk waarin de ene na de andere ontdekking onze overeenkomsten met andere dieren zou benadrukken, in plaats van onze onderscheidenheid. Door deze wetenschappelijke vooruitgang wordt het nu als een wetenschappelijk feit beschouwd dat veel niet-menselijke dieren sentiënt zijn en derhalve intrinsieke belangen hebben. (pagina 13-15)
Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen