Noordboek 2022, 334 pagina's - € 22,50
Reeks: Dierenrechtenbibliotheek
Oorspronkelijke titel: Que diraient les animaux si... on leur posait les bonnes questions? (2012)
Wikipedia: Vinciane Despret (1959)
Korte beschrijving
Een filosofische en onderhoudende beschouwing van de verhouding tussen mens en dier aan de hand van de betekenis die de mens toekent aan dierengedrag. Staan koeien de hele dag te niksen? Kunnen apen werkelijk na-apen? Zien dieren zichzelf zoals wij hen zien? Kunnen ze in opstand komen? In dit boek beantwoordt de Belgische filosofe Vinciane Despret zesentwintig verrassende vragen die vastgeroeste ideeën over dieren op de proef stellen. Ze laat onderzoekers, filosofen en dierverzorgers aan het woord en laat zien hoe we anders over dieren kunnen denken. ‘Wat zouden dieren zeggen als we ze de juiste vragen stelden?’ is vormgegeven als een abecedarium: aan de hand van trefwoorden van A t/m Z beschrijft Despret de verschillende eigenschappen die de mens aan dieren toekent en welke waarheid daar al dan niet achter schuilt. Het boek is geschreven in een intelligente, aansprekende stijl en bevat een voorwoord van Bruno Latour en een nawoord van Michel Vandenbosch. Vinciane Despret (Anderlecht, 1959) is filosoof aan de Universiteit van Luik. Ze schreef meerdere boeken over dieren, waar-onder 'Bêtes et hommes' (Gallimard, 2007) en 'Penser comme un rat' (Quae, 2009).
Tekst op website uitgever
Een must voor iedereen die met dieren werkt en een genot voor iedereen die al grinnikend wil begrijpen hoe dieren denken. Staan koeien de hele dag te niksen? Maken vogels kunst? Kunnen apen werkelijk na-apen? Zien dieren zichzelf zoals wij hen zien? Kunnen ze in opstand komen? En — misschien een vreemde vraag — is het wel gepast om in hun bijzijn te plassen? In dit boek beantwoordt de Belgische filosofe Vinciane Despret zesentwintig verrassende vragen die vastgeroeste ideeën over dieren op de proef stellen. Ze laat onderzoekers, filosofen en dierverzorgers aan het woord en laat zien hoe we anders over dieren kunnen denken. Met een voorwoord van Bruno Latour en een nawoord van Michel Vandenbosch Vinciane Despret is filosoof aan de Universiteit van Luik. Ze schreef meerdere boeken over dieren, waaronder Bêtes et hommes (Gallimard, 2007) en Penser comme un rat (Quae, 2009).
Fragment uit Q - Komen pinguïns uit de kast?
In de dierentuin van Edinburgh leefde van 1915 tot 1930 een groep pinguïns. Een aantal zoölogen heeft de groep al die jaren geduldig en nauwkeurig geobserveerd en om te beginnen gaven ze elk pinguïn een naam. Ze deelden ze in naar geslacht, naargelang de paartjes die zich vormden, ze heetten nu Andrew, Eric... of Bertha, Ann, Caroline... enzovoort.
Naarmate de jaren verstreken en de waarnemingen zich opstapelden, schopten steeds meer verwarrende feiten dit mooie avontuur danig in de war. Allereerst moest worden erkend dat de indelingen op een nogal simplistische gedachte waren gebaseerd: bepaalde pinguïnkoppels bestonden bijvoorbeeld niet uit een man en een vrouw maar uit twee mannen. De identiteitsverwisselingen stelden de onderzoekers - niet de vogels - voor een ingewikkelde opgave, een drama van Shakespeare was er niets bij. Bovendien besloten de pinguïns er toen nog een schepje bovenop te doen dor van partner te wisselen. Na zes jaar in alle rust dieren te observeren werd duidelijk dat alle toegewezen identiteiten op één na, onjuist waren. Dat leidde tot uitgebreide naamswijzigingen: Andrew werd omgedoopt tot Ann, Bertha werd Bertrand, Caroline veranderde in Charles, Eric in Erica, en Dora bleef Dora. Eric en Dora waren al jaren een gelukkig paar, voortaan gingen ze door het leven als Erica en Dora; toen ze begrepen dat Bertha en Caroline homo waren, werden ze in het vervolg Bertrand en Charles genoemd.
Het algemene beeld van de natuur werd er echter niet door aangetast. Homoseksualiteit bleef in de dierenwereld een zeldzaam fenomeen en die pinguïns zouden vast bij die paar pathologische gevallen horen die wel eens door veehouders en in dierentuinen werden waargenomen. Je kon aannemen dat ze te wijten waren aan de omstandigheden van gevangenschap -wat volledig beantwoordde aan de psychopathologische theorieën die homoseksualiteit bij mensen tot de geestesziekten rekenden. Homoseksualiteit was tegennatuurlijk, de natuur liet dat niet zien. Maar de natuur scheen in de jaren tachtig van gedachten te zijn veranderd. Homoseksueel gedrag werd er schering en inslag. Het is vast een van de desastreuze gevolgen van de queer-revolutie die de Amerikaanse homobeweging in diezelfde tijd doormaakte dat die onschuldige schepsels zijn besmet.
Ongetwijfeld moet de vraag worden geherformuleerd: waarom werd homoseksualiteit in de natuur tot dan toe niet opgemerkt? (pagina 188-189)
Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen