zondag 24 november 2024

Marcia Luyten 4

Kiezen voor democratie, of voor dictatuur
De Bezige bij 2024, 123 pagina's € 15,--

Wikipedia: Marcia Luyten (1971)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Verkiezingen zijn nooit ontworpen voor sociale media. Ze zijn niet berekend op nepnieuws, niet op AI-beelden, niet op manipulerende algoritmes, niet op techmiljardairs met te veel macht. Als gevolg dolen we in een politiek Wonderland, waar burgers zichzelf en elkaar in absurditeit en complotten verliezen.

In de snel polariserende samenleving werken verkiezingen als een centrifuge: alles zwiept naar de uitersten. Ondemocratische partijen krijgen de ruimte om de democratie af te breken. We staan op een kruispunt en kunnen rechtsaf, richting dictatuur, of we kiezen voor stabiliteit, vrede en vrijheid. In Kiezen voor democratie laat Marcia Luyten zien hoe we de weg naar de basis van onze democratie kunnen terugvinden.

Marcia Luyten is econoom en cultuurhistoricus. Voor de VPRO presenteert ze het programma Buitenhof. Van haar hand verschenen eerder  Witte geef geld (2003),  Ziende blind (2008) en  Dag Afrika (2013). In 2015 schreef Luyten  Het geluk van Limburg, een sociale geschiedenis over de opkomst en ondergang van de steenkoolindustrie, dat de Brusseprijs voor het beste journalistieke boek won.

Fragment uit Vermaak
'Dat zie je toch op het nieuws?'
Commerciële media dienen uiteindelijk één doel, en dat is zoveel mogelijk winst. Wanneer commerciële zenders ook nieuwszenders zijn, ontstaat een spanningsveld tussen commerciële belangen en de kwaliteit van het nieuws: SBS is zo'n commerciële zender. En zijn eerste verkiezingsdebat demonstreerde hoe commercie het won van journalistieke integriteit. je zeg het doorlekken van stijl en toon van sociale media naar reguliere media. Zo'n twintig jaar na de oprichting van de grote platforms (Facebook in 2003, Twitter in 2006) vervagen ook bij sommige reguliere media de normen.
  Hoe sociale media werken hoef ik niet uit te leggen. Cruciaal is dat ze kolossale ondernemingen zijn. Bedrijven met geen andere rationale dan winstmaximalisatie; ze doen alles om gebruikers zo lang mogelijk vast te houden. Sociale media zijn hijgerig in zowel toon als tempo. Want sensatie, verontwaardiging, angst en haat zijn clickbait, letterlijk: het aas dat mensen doet klikken, waardoor hetze en nepnieuws floreren. Gebruikers worden aan de hand van al hun data tot op het bot geanalyseerd. Grote techbedrijven als Google vormen zich een minutieus beeld van iedere gebruiker. Met algoritmes voeden ze ons met precies die advertenties waar we gevoelig voor zijn. Vervolgens vormt AI ons naar het beeld dat het van ons heeft.
  Neem Tina uit Maastricht. Als NS-conducteur reist ze het hele land door. Op een avond treft ze in het trappenhuis van haar flat de buurvrouw. Die vraagt: 'Hoe was je dag?'
  Tina schudt het hoofd: de treinen reden, dat was prima, maar het zat vól asielzoekers.
  'Asielzoekers...?' vraagt de buurvrouw. 'Dat zie je toch niet zo vaak in de trein... Hebbenz e daar dan geld voor?'
  Tina haalt haar schouders op. 'Zal wel worden betaald door de staat.'
  De buurvrouw kan het moeilijk geloven; de overheid geeft asielzoekers niet zomaar treinkaartjes. 'Misschien één keer, om naar een ander azc te gaan.'
  'Nou ja,' zegt Tina, 'het waren in elk geval veel buitenlanders.'
  De buurvrouw denkt na, Tina wil doorlopen, maar dan vraagt de buurvrouw: 'Hoe kom je hier eigenlijk bij?'
  'Gewoon,' zegt Tina, 'dat zie je toch op het nieuws?'
  'Heb ik niet gezien. Welk nieuws.'
  'Gewoon, op Facebook.'
  'Nou op mijn Facebook zie ik dat niet.' lacht de buurvrouw. Ze vraagt of ze misschien even kan kijken naar de Facebookberichten van Tina. 
  De vrouwen lopen naar haar computer. De Facebook-tijdlijn van Tina is een cascade van berichten over migranten, over overlast, over woningen die wel naar vluchtelingen maar niet naar Nederlanders gaan en andere voorrechten die asielzoekers zouden krijgen.
  Het is een vergaand effect van internet dat niemand voorzag, toen in de jaren negentig de eerste mensen werden aangesloten. In die ongerepte internetlente kreeg ik een promotieplek aan de universiteit; ik zou de gevolgen van internet voor de democratie onderzoeken. Mijn veronderstelling was dat iedereen die waar ook ter wereld was aangesloten op het net op elk moment kon beschikken over alle mogelijke feiten. En als de waarheid te allen tijde openbaar en voorhanden was, zou de democratie dan niet floreren als nooit tevoren?  (pagina 55-58)

Lees ook: Ziende blind in de sauna : hoe onze politiek, economie en cultuur 'Afrikaanse' trekken krijgen (uit 2008) (nog steeds relevant, en werd naarmate de tijd vorderde steeds 'waarder'), Het geluk van Limburg (uit 2015) en Democratie is niet voor bange mensen (columns, uit 2023).

Terug naar Overzicht alle titels

Joris Lohman

Boter, kaas en havermelk : weet wat je eet voor een betere wereld
Spectrum 2024, 287 pagina's € 25,48

Korte bio van Joris Lohman (1985)

Korte beschrijving
Een bevlogen verhandeling over de toekomst van ons eten. Joris Lohman neemt de lezer mee op een reis door de voedselketen, van biodynamische boerderijen en een mega varkensslachterij in Nederland tot een futuristische kippenboerderij in Ivoorkust. Hij daagt bestaande beelden over landbouw en voeding uit en stelt dat noch groene idealen, noch technologie alle problemen kunnen oplossen. Het boek eindigt met een hoopvolle visie op de toekomst van ons voedsel en biedt praktische tips voor duurzaam boodschappen doen. Prettig leesbaar, en afwisselend onderbouwend en persoonlijk geschreven. Met ondersteunende zwart-witillustraties.  Joris Lohman (1985) is politicoloog en oprichter van Food Hub, een opleidings­- en adviesbureau in voedsel en landbouw. Food Hub werkt samen met bedrijven, overheden en professionals aan positieve verandering in de wereld van voedsel en landbouw. In 2022 kwam Joris’ documentaire The Future of Food uit, en sinds 2023 is hij co-host van de wekelijkse podcast 'Eten is Weten'.

Tekst op website uitgever
‘Boter, kaas en havermelk is een actuele, vermakelijke en prikkelende gids over een van de belangrijkste en meest verwarrende kwesties van vandaag de dag.’ Charles C. Mann, bestsellerauteur (1491, 1493, The Wizard and the Prophet)

‘Joris Lohman weet de wonderlijke wereld achter de deur van het voedselsysteem inzichtelijk te maken. Iedereen die bezig is met eten zou dit boek moeten lezen.’ Nadia Zerouali, tv-chef, kookboekauteur

Een hoopgevend verhaal over de toekomst van ons eten

Kunnen we 8 miljard mensen voeden zonder de aarde te vernietigen? Vijftien jaar geleden stortte politicoloog Joris Lohman zich als ‘havermelkdrinker avant la lettre’ in de verbijsterende wereld achter ons eten. Op zoek naar het antwoord op deze vraag neemt hij de lezer mee op reis door de voedselketen: van biodynamische boerderijen en een mega varkensslachterij in Nederland naar een futuristische kippenbroederij in Ivoorkust.

Boter, kaas en havermelk kantelt rigoureus je beeld over landbouw, voeding en gezondheid. Lohman maakt korte metten met de droombeelden van groene idealisten, maar ziet ook dat technologie niet alles op kan lossen. Uiteindelijk weet hij een complexe realiteit te vertalen naar een hoopgevend verhaal over de toekomst van ons eten – inclusief een eenvoudige lijst boodschappentips waarmee de lezer met een gerust hart door de supermarktschappen kan navigeren.

Joris Lohman (1985) is politicoloog en oprichter van Food Hub, een opleidings- en adviesbureau in voedsel en landbouw. Food Hub werkt samen met bedrijven, overheden en professionals aan positieve verandering in de wereld van voedsel en landbouw. In 2022 kwam Joris’ documentaire The Future of Food uit en sinds 2023 is hij co-host van de wekelijkse podcast Eten is Weten.

Fragment uit 9. De toekomst van ons voedsel
So You Wanna Be the Next Sicco Mansholt?
Staan we aan de vooravond van een nieuwe Groene Revolutie?  Of komen er, zoals Louise Fresco betoogt, meerdere groene revoluties? In Europa zouden we dan kunnen spreken van de Mansholt-revolutie 2.0.  Net als na de Tweede Wereldoorlog is er behoefte aan politieke daadkracht en sturing. Wie zit er op dit moment aan de knoppen? Om nu een realityshow te gaan starten - So You Wanna Be the Next Sicco Mansholt?  - ik weet niet of dat als tv-format zou aanslaan. Voor wie mij wat beter kent, en dat is je vast ook opgevallen in dit boek - ik spiegel mezelf graag aan de Groten der Landbouwgeschiedenis. Laat ik dan ook meteen maar een poging doen om hier ene visie neer te leggen, mocht ik het voor het zeggen krijgen.

It's the economy, stupid!
Allereerst, we moeten het hebben over de randvoorwaarden. Zoals de vrije markt nu werkt wordt de transitie naar een duurzaam voedselsysteem niet bevorderd, om de simpele reden dat de markt duurzaamheid niet beloont. In de prijs van een product worden de kosten die worden afgewenteld op de planeet niet meegerekend. Hierdoor komen we terecht in een negatieve spiraal: de boer kan investeringen in duurzaamheid niet doorberekenen aan de supermarkt als de supermarkt deze kosten niet kan doorberekenen aan de consument. De kostprijs van de boer wordt nog iets ondersteund door Europese landbouwsubsidies, maar uiteindelijk wordt de prijs die de boer kan rekenen bepaald op basis van vraag en aanbod op de wereldmarkt. De kwaliteits- en duurzaamheidstandaarden zijn in het ene land hoger dan in het andere land. In Europa zijn de regels op het gebied van duurzaamheid relatief hoog. Omdat deze regels niet internationaal doorgetrokken zijn - in boerenjargon 'gelijk speelveld' - komt echte duurzaamheid niet van de grond. Het huidige economische model leidt tot een strategie gericht op zo goedkoop mogelijk produceren en de kosten voor de planeet 'afwentelen'. 

Het is verleidelijk om bij de pakken neer te gaan zitten of de (communistische) revolutie uit te roepen. Deze twee emoties zie ik vaak voorbijkomen bij de studenten aan wie ik college geef op de hogeschool. Ook in economisch denken hebben we de neiging om te vervallen in uitersten: aan de ene kant hebben we de neoliberalen, de groei-adepten, die het geloof hebben omarmd dat er voor altijd economische groei  zal zijn. Aan de andere kant heb je de de-growthers, die de oplossingen voor problemen zien in ontgroeien, in ontspullen, in consuminderen. Deze perspectieven vallen geheel samen met de ideologische perspectieven van de tovenaar en de profeet. Tovenaars wijzen er terecht op  dat, hoewel imperfect, economische groei en het marktmodel hebben gezorgd voor de ongekende productiestijging en de stijging van de welvaart voor miljarden mensen. Profeten wijzen, ook terecht, op de negatieve ecologische effecten van datzelfde model, en zien als oplossing het minderen van vleesconsumptie, van het aantal dieren, van... alles eigenlijk. Het is de kern van de duurzaamheidsdiscussie: kun je duurzaamheid realiseren door economische groei en technische innovatie, of hebben we alleen een kans op een duurzame wereld als we consuminderen? (pagina 256-258)

Lees vooral ook: De profeet en de tovenaar : twee grondleggers en hun concurrerende ideeën over een leefbare toekomst op onze planeet (uit 2018) van Charles C. Mann.

Terug naar Overzicht alle titels


Jonathan Kennedy

Een geschiedenis van de wereld in acht plagen
De Bezige bij 2023, 366 pagina's € 29,99

Oorspronkelijke titel: Pathogenesis: A History of the World in Eight Plagues (2023)

Korte bio van Jonathan Kennedy (19?)

Korte beschrijving
Een boek over de macht van microben. Microben hebben de loop van de menselijke geschiedenis bepaald. Vaak wordt het succesverhaal van de menselijke soort toegeschreven aan de eigen denk- en spierkracht en aan individuele en collectieve acties. Kennedy betoogt dat de mens haar eigen rol overschat en dat niet de mens maar de microbe oorlogen won en wereldrijken ineen liet storten. Hij neemt de lezer mee op een reis door 60.000 jaar menselijke geschiedenis waarin acht betekenisvolle plagen zijn langsgekomen. Zo speelden bacteriën en virussen onder meer een hoofdrol in de ondergang van de neanderthalers, de opkomst van de islam en het christendom en de overgang van feodalisme naar kapitalisme. Met diepgang geschreven. Geschikt voor een geoefende lezersgroep. Met uiteenlopende illustraties. Jonathan Kennedy promoveerde aan de universiteit van Cambridge als expert op het gebied van volksgezondheid en politiek. Hij is regelmatig te gast bij The World Tonight, The Economist en The Times. Hij schrijft opiniestukken voor The Guardian en El País en blogt voor de London Review of Books.

Tekst op website uitgever
Microben en de geschiedenis van de mens

Microben hebben de loop van onze geschiedenis bepaald, van de overwinning van Homo sapiens op de neanderthalers tot de opkomst van het kapitalisme

Het succesverhaal van de menselijke soort wordt doorgaans toegeschreven aan onze denk- en spierkracht, aan individuele en collectieve acties die de loop van de geschiedenis zouden hebben bepaald. Maar overschat de mens zijn eigen rol niet drastisch? Wat als niet de mens maar de microbe oorlogen won en wereldrijken ineen liet storten?

In Een geschiedenis van de wereld in acht plagen worden we meegenomen op een reis door 60.000 jaar menselijke geschiedenis. Jonathan Kennedy licht acht infectieziekten uit die de moderne wereld mede hebben gevormd. Zo speelden bacteriën en virussen onder meer een hoofdrol in de ondergang van de Neanderthalers, de opkomst van islam en christendom en de overgang van feodalisme naar kapitalisme.

Nu we opnieuw te maken hebben met een virus dat bepalend is voor ons heden en onze toekomst, is Kennedy’s visie actueler dan ooit. Hij bevraagt de hardnekkigste aannames over ons verleden en transformeert zo onze kijk op het verhaal van de mensheid.


Fragment uit hoofdstuk 5. Koloniale plagen

Ziektekiemen, zeektekiemen, ziektekiemen
In zijn speelfilm Aguirre, der Zorn Gottes (1972) vertelt Werner Herzog het verhaal van een stel onfortuinlijke Spanjaarden dat op zoek is naar Eldorado. De vijf minuten durende openingsscène is 'een schoolvoorbeeld van Herzogs filmstijl, waarbij natuurlyriek à la National Geographic naadloos overloopt in absurd toneel', zoals een criticus het formuleerde. Een stoet van soldaten in harnas, dames in lange jurken, een geestelijke, inheemse Amerikanen (van wie sommigen in boeien geslagen), kippen, varkens en lama's trekt over een steil, smal pad dat vanuit het in mist gehulde Andesgebergte voert naar het lager gelegen Amazonewoud. De tocht van de schattenjagers stokt echter algauw in de dichte, regenachtige jungle. De bevelhebber geeft een kleine groep opdracht om per vlot een woest kolkende rivier af te varen om voedsel te vinden en informatie te vergaren over de legendarische gouden stad. Wanneer de verkenningsgroep op wat problemen stuit, besluit hun leider dat ze zich weer bij de grotere groep gaan voegen. Dat is het moment waarop de onderbevelhebber - Don Lope de Aguirre, naar wie de film genoemd is, gespeeld door Klaus Kinski - begint aan te zetten tot muiterij en de manschappen vertelt dat hun verderop ongekende rijkdommen wachten. Tevens herinnert hij ze eraan dat Hernán Cortés het grote Mexica-rijk (of Azteeks Rijk) wist te veroveren doordat hij staande orders in de wind sloeg. De muiters schuimen de rest van de film verder de rivier af, waarbij de een na de ander sterft in een aanhoudende orgie van geweld uit eigen kring of van onzichtbare aanvallers. Ten slotte is alleen de steeds verwarder ogende Aguirre nog in leven. In de slotscène richt hij zich tot enkele tientallen aapjes die aan boord zijn geklauterd en probeert die over te halen om samen met hem en zijn neergeschoten dichter de Spaanse koloniën in Amerika te gaan veroveren, en zo 'de geschiedenis te ensceneren zoals anderen stukken op het toneel brengen'. 

  Hoewel Kinski's Aguirre duidelijk waanbeelden ziet, is zijn verlangen om de koloniën van Nieuw-Spanje te veroveren met behulp van een apenleger om er zijn dode dochter als koningin op de troon te zetten niet eens zo heel veel gekker dan wat de conquistadores in werkelijkheid verrichten. Neem Aguirres rolmodel: in 1519 zette Cortés vanaf de Spaanse kolonie Cuba zonder officiële toestemming met vijfhonderd manschappen aan boord van een elftal schepen koers naar Meso-Amerika om dat te gaan veroveren. Kort na aankomst bracht hij de schepen tot zinken om te voorkomen dat twijfelaars rechtsomkeert konden maken. Toen Montezuma, de heerser over het Mexica-rijk, hoorde van de komst van de Spanjaarden, stuurde hij ze gouden geschenken. Hiermee hoopte hij d einvallers waarschijnlijk gunstig te stemmen, maar het vergrootte alleen hun wil om de grote eilandstad Tenochtitlan te bezoeken, die gelegen was op de plek van het huidige Mexico-Stad, tweeduizend meter boven zeeniveau en gemeten vanaf de kust een tocht van vierhonderd kilometer over onder meer ijskoude vulkanen. De rijkshoofdstad telde een kwart miljoen inwoners en was daarmee groter dan alle Europese steden uit die tijd, met uitzondering van Constantinopel, en viermala zo groot als Sevilla, de grootste stad van Spanje. Tenochtitlan was het hart van een rijk met ruwweg vijf miljoen onderdanen verdeeld over enkele honderden semiautonome stadstaten, een gebied dat zich uitstrekte van de Atlantische tot de Stille Oceaan en in het zuiden tot het regenwoud op een maand gaans. Cortés en zijn manschappen stonden tegenover ene enorme, welvarende en zwaar gemilitariseerde mogendheid, die door sommige historici wel is vergeleken met het antieke Sparta. En toch lukte het hen, met een van de meest ongelooflijke historische veroveringstochten ooit, net iets meer dan twee jaar nadat ze voor het eerst in Centraal Amerika voet aan wal hadden gezet, Montezuma te vermoorden, zijn hoofdstad met de grond gelijk te maken en de kolonie Nieuw-Spanje te stichten. (pagina 157-159)

Terug naar Overzicht alle titels


Mark Leegsma

Het oog van de catastrofe : een nieuwe filosofie voor klimaatgerechtigheid
Boom 2024, 168 pagina's  € 22,90

Korte bio van Mark Leegsma (1980)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Ons voortbestaan is in gevaar – dat is de ultieme dreiging van klimaatverandering. Maar een ramp die niemand overleeft, kan ook niemand kennen of zelfs voor mogelijk houden. En als geen van ons dat kan, heeft het dan wel zin om de dreiging serieus te nemen?

In Het oog van de catastrofe doorbreekt Mark Leegsma deze paradoxale impasse. Door aan te tonen dat kennis van de catastrofe wel degelijk mogelijk is, stelt hij ons in staat om op een zinvolle manier na te denken over de klimaatcrisis en haar gevolgen. Zo plaveit hij de weg naar een nieuwe filosofie voor klimaatgerechtigheid.

‘Mark Leegsma laat op een mooie manier zien hoe verknipt onze manier van bevragen van de zich kennelijk aandienende catastrofe is.’ – René ten Bos

‘De enige catastrofe die iedereen overtuigt, zou de catastrofe zijn die niemand overleeft.’ – Peter Sloterdijk

Mark Leegsma (1980) studeerde filosofie en psychologie en promoveerde op een proefschrift over catastrofaal denken. Hij schreef eerder Extreem in de klas (2017) en vertaalde Wanneer soorten kennismaken van Donna Haraway (2024). Hij is als docent logica verbonden aan de HTF te Utrecht.

Fragment uit

Terug naar Overzicht alle titels

Gijs van Oenen

Onbegrepen overheid : tegendraads denken over de staat
Boom 2024, 262 pagina's  € 24,90

Korte bio van Gijs van Oenen (1959)

Korte beschrijving
Een politiek filosofische analyse van de rol van de overheid. Gijs van Oenen onderzoekt de complexe relatie tussen de overheid en haar burgers, waarbij de nadruk ligt op de kwetsbaarheid en kracht van staatsstructuren. Hij behandelt de toenemende verwachtingen van de burger en de daarmee gepaard gaande kritiek en onvrede. De stabiliteit van de overheid is niet vanzelfsprekend en deze komt onder druk te staan door zaken als populisme, protesten en inefficiënte uitvoering. Het centrale thema in het boek is het gebrek aan staatsbegrip in de samenleving, wat leidt tot conflicten tussen burgers, bestuurders en andere overheidsfunctionarissen. Doorwrocht en intelligent geschreven. Geschikt voor een geoefende lezersgroep.  Gijs van Oenen (1959) is een Nederlandse auteur en universitair hoofddocent filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van zijn hand verschenen onder andere 'Overspannen democratie' (2018) en 'Culturele veldslagen' (2022, short-list Socratesbeker).

Tekst op website uitgever
Een nieuwe filosofie over kracht en kwetsbaarheid van de staat

Naarmate er meer van de overheid wordt verwacht, kan zij ook rekenen op meer kritiek en juist minder begrip. Dat de staat er ondanks alle kritiek en onvrede toch wel is en voor alles zorgt, is echter allesbehalve vanzelfsprekend. Overheid, instituties, democratie en bestuur zijn even wezenlijke als kwetsbare entiteiten, zelfs onder gunstige omstandigheden. Het is niet onvoorstelbaar dat ze bezwijken als ze voldoende onder druk worden gezet, geringschat, gewantrouwd of ondermijnd, door populistische bestuurders, militante demonstranten of wankelende uitvoering.

Achter het dagelijks zichtbare onbegrip tussen overheid en burger gaat het probleem van een gebrekkig staatsbegrip schuil. Burger en bestuurder, maar ook politie, rechter en ambtenaar liggen zowel praktisch als politiek-theoretisch beschouwd met elkaar in de clinch over wat het staatsbegrip inhoudt en wie het mag claimen. In Onbegrepen overheid laat Gijs van Oenen zien dat dit staatsbegrip even noodzakelijk is als problematisch, even onvermijdelijk als ongrijpbaar, en even verheven als alledaags.

Gijs van Oenen (1959) is universitair hoofddocent filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Van zijn hand verschenen Overspannen democratie (2018) en Culturele veldslagen (2022, shortlist Socratesbeker).

Fragment uit 5. De staat voorbij: macht en tegenmacht
Staat en macht zonder soeverein

De overtuiging dat de staat deels in de maatschappij moet worden gezocht en dat de macht in staat en maatschappij diffuus aanwezig is, vinden we bij uitstek terug in het werk van Michel Foucault. Om die reden is Foucaults benadering wel getypeerd als een 'omkering' van het gramsciaanse marxisme. Waar Gramsci een bourgeoisie ziet die hegemonie beoogt te creëren in de burgerlijke samenleving als een 'culturele buffer' voor de staatsmacht die zij probeert te beschermen, vraagt Foucault aandacht voor de wijze waarop de instituties van de staat zelf bezig zijn om de samenleving te vormen en het individu te disciplineren.
  Zoals we zullen zien, is dit niet onjuist. Maar sterker nog, en fundamenteler: Foucaults benadering verzet zich principieel tegen elk idee van politiek of macht als soevereiniteit. De bekendste, in de politiek tot slogan geworden formulering daarvoor is dat 'het hoofd van de koning is afgehakt'.  Daarmee verzet Foucault zich tegen het 'juridische soevereiniteitsmodel' dat hij toeschrijft aan Hobbes: dat van de eenheid van de staat, gesymboliseerd en tevens belichaamd in de vorst, of koning.
  Een subtielere versie hiervan vinden we in de confrontatie tussen Derrida's en Foucaults voorstelling van soevereiniteit en politiek. De soeverein is voor Derrida degene die van nature niet spreekt, zijn mond houdt, geen uitleg geeft. Niet zozeer omdat hij die uitleg niet is verschuldigd, wat Hobbes' argument zou zijn, maar omdat de onderdanen door die uitleg niet beter af zouden zijn. De soeverein weet dat het geheim van de politiek ontkracht of zelfs obsceen zou worden door uit te spreken, door het 'transparant' te maken. Degenen die daarop toch aandringen, die toch het geheim willen kraken, zijn voyous, 'boeven'.  De onderdanen op hun beurt weten dat wanneer ze de soeverein toch tot spreken weten te verleiden, om zijn 'wezen' met de burgers te delen, deze niets te zeggen heeft. Hij zal zich realiseren dat ook hier geldt: 'Wat je zegt, ben je zelf'.  Hij is zelf een voyou - iemand met een inconsistent zelfbegrip.
  Denk hierbij bijvoorbeeld aan de provo's van de jaren zestig. Die richtten zich, net als vanuit een ander perspectief de Rote Armee Fraktion (RAF) in Duitsland, op het 'provocen' van het staatsgezag, in het geval van de RAF op militante en gewelddadige wijze. Doel was op die manier het gezag 'het masker van de welwillendheid af te rukken'.  Dan zou zich de ware, gewelddadige aard van de staat tonen, zijn 'faschistische Fratze'. Als de staat zich daar uiteindelijk toe laat verleiden, is de zelfvervullende voorspelling geslaagd en zijn zowel de provocanten als de staat voyous.
  Ook Foucault meent dat de soeverein niets te melden heeft. Maar ook dat die geen geheim bezit dat verborgen kan of moet worden. Of aan het licht moet worden gebracht, zoals diens 'ware aard'.  Foucaults opvatting is nog radicaler: niet alleen het geheim is afwezig, maar ook de soeverein zelf. De soeverein is eigenlijk een illigitieme figuur, een usurpator. Het illigitieme in de staat is de soeverein zelf. Het geheim van de moderne staat is dat de soeverein er niet is. De moderne staat functioneert volgens Foucault zonder soevereiniteit - hij is niet meer dan 'het mobiele effect van een regime van meervoudige gouvernementaliteiten'.
Dat betekent dat er geen centraal punt, persoon of symbool is van waaruit de staat als eenheid kan worden begrepen, f moet worden begrepen. De functies van de moderne staat worden juist zonder zo'n centraal uitgangspunt effectief uitgevoerd.
  Hobbes sprak van 'een oorlog van allen tegen allen', die alleen bedwongen kan worden door de instelling van een soevereine overheid. De dreiging van zo'n oorlog lijkt in moderne samenlevingen, met hun rechtsstatelijke vorm en hun uitgebreide systeem van instituties en voorzieningen niet meer aan de orde. Foucault zegt echter: waar de soeverein verdwijnt, verschijnt macht - in die zin dat de 'verborgen' strijd tussen tegengestelde groepen aan de oppervlakte komt. Wie begrijpt dat de soevereine staat een fictie is, ziet ook in dat er eigenlijk niet zoiets bestaat als een 'samenleving', maar alleen strijd tussen verschillende groepen met tegengestelde belangen en oriëntaties. De burgerlijke samenleving is een getemde vorm van burgeroorlog. (pagina 148-150)

Terug naar Overzicht alle titels