Ten Have 2025, 270 pagina's - € 24,99
Wikipedia: Liza Herzog (1983)
Korte beschrijving
Een diepgaande filosofische verkenning van een economie waarin niet de markt maar de democratie centraal staat. Lisa Herzog onderzoekt in haar boek de impact van economische ongelijkheid op de democratie. Ze stelt dat de huidige economie mensen reduceert tot passieve consumenten, wat een bedreiging vormt voor de democratische samenleving. Herzog pleit voor een economisch systeem dat niet alleen efficiëntie nastreeft, maar ook de waardigheid en betrokkenheid van alle burgers bevordert. Ze roept op tot een morele revolutie die de verhalen over de werking en het doel van de economie transformeert, met als doel meer economische gelijkheid en het redden van de politiek. Informatief en met diepgang geschreven. Uitsluitend geschikt voor een geoefende lezersgroep.
Lisa Herzog (Neurenberg, 1983) is econoom, filosoof, politicoloog en historicus. Ze doceert aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze schreef een klein aantal boeken, o.a. ‘De toekomst van werk, van hiërarchie naar democratie’. Haar werk wordt in meerdere landen uitgegeven.
Tekst op website uitgever
Haarscherpe en hoopvolle analyse van samensmelting kapitalisme en democratie.
Een geweldig boek en een must-read! – Thomas Piketty, auteur Kapitaal in de 21ste eeuw
Lisa Herzog toont dat onze ongelijke economie een groot gevaar vormt voor de democratie – we zijn gedegradeerd tot passieve consumenten in plaats van mensen die de samenleving zelf vormgeven. Herzog nodigt ons uit om een economisch systeem te verbeelden dat niet alleen streeft naar efficiëntie, maar ook naar waardigheid en betrokkenheid van al haar burgers.
Haar boek is een overtuigend pleidooi voor een noodzakelijke verandering die tot stand zal komen door een soort morele revolutie – een transformatie in de verhalen over hoe de economie werkt en voor wie.
Fragment uit 1. Markten, grote bedrijven en hun alliantie tegen de democratie
Er schuilt in dit alles een trieste ironie: een belangrijke reden voor het bestaan van ondernemingen is immers dat ze in staat zijn om risico's te dragen, aangezien aandeelhouders alleen hun beleggingen in aandelen dreigen te verliezen, en niet het vermogen dat ze in andere vormen bezitten. De rechtvaardiging van bedrijfswinsten is dat aandeelhouders beloond moeten worden voor het nemen van risico's - anders zouden ze net zo goed kunnen investeren in obligatie smet een gegarandeerd rendement. Maar als grote ondernemingen steeds meer risico's afschuiven op andere partijen, wat rechtvaardigt dan de winsten van hun aandeelhouders?
Meer bewijzen over hoe het gesteld is met onze marktmaatschappijen wat betreft marktregulering en de macht van grote ondernemingen is te vinden in en indrukwekkend boek van de econoom Thomas Philippon. Hij betoogt dat de economie van de Verenigde Staten, in wat hij 'de grote omkering' noemt, de afgelopen decennia minder concurrerend is geworden als gevolg van de hoge mate van industriële concentratie, waardoor in veel sectoren oligopolies zijn ontstaan. In deze markten, die worden gedomineerd door een paar grote ondernemingen, zijn de winsten hoger en de voordelen voor klanten lager - dat geldt bijvoorbeeld voor telecommunicatie en luchtvaartdiensten. De onderliggende reden? Philippon onderzoekt een aantal mogelijke verklaringen - bijvoorbeeld veranderingen in de wereldwijde marktomstandigheden - maar meent dat de meest waarschijnlijke boosdoener de wisselwerking is van regulering en hevige lobbydruk. Dit brengt hoge kosten met zich mee voor Amerikaanse burgers: en ruwe schatting is dat ze in de afgelopen twintig jaar 1,5 biljoen dollar aan waarde zijn misgelopen die zou zijn gecreëerd als de industrie in de Verenigde Staten even competitief was gebleven als voorheen het geval was.
Philippon is waarschijnlijk meer dan vele anderen gecharmeerd van marktconcurrentie. Hij stelt concurrentie gelijk aan economische vrijheid op een manier die voorbijgaat aan de druk die een dergelijke competitie teweegbrengt. Maar zijn analyse van het verband tussen lobbyisme en de gebrekkige handhaving van antitrustwetgeving is uiterst plausibel. Even afgezien van de vraag hoe concurrerend men markten in een ideale samenleving zou willen hebben, tonen de gegevens duidelijk aan dat in het huidige economische systeem van de Verenigde Staten bedrijven steeds minder concurrentie ondervinden met als gevolg slechtere aanbiedingen voor klanten, vanwege een onheilige alliantie met politieke autoriteiten. Dit is efficiënt noch democratisch, en het vertroebelt de discussie: het geeft markten een slechte naam, maar dan vanwege mechanismen die niet zijn gebaseerd op markten die werken zoals ze zouden moeten werken, maar op gevestigde belangen die het functioneren ervan ondermijnen.
Verstoorde marktregulering is - hoewel niet vaak publiekelijk onder de aandacht gebracht - dan ook aantoonbaar een van de terreinen waarop de uitholling van de democratie het meest ingrijpend is geweest. De negatieve effecten op burgers zijn vaak indirect, maar ze dragen bij aan het verlies van vertrouwen in het politiek-economische systeem als geheel en maken burgers vatbaar voor de sirenenzang van populisten. (pagina 58-60)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen