donderdag 23 januari 2025

Tommy Wieringa 2


Optimisme zonder hoop

Maand van de Filosofie 2025, 94 pagina's € 8,--

Wikipedia: Tommy Wieringa (1967-)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Lang hadden we de utopische verwachting dat elke generatie het beter zou hebben, nu durven we ons niet eens meer een toekomst voor onze kinderen voor te stellen. In 'Optimisme zonder hoop' betoogt Tommy Wieringa dat de klimaatcrisis ons heeft opgezadeld met een vorm van toekomstloosheid die zonder precedent is in de menselijke geschiedenis. Hoop bewijst haar nut in crises met een natuurlijk einde, zoals oorlogen en pandemieën, in de klimaatcrisis blijkt ze van weinig waarde. Maar geef je de hoop op, stelt Wieringa, dan ontdoe je je ook meteen van de hopeloosheid. Optimisme zonder hoop is een mentaliteit die je in staat stelt een paar snippers leefbare toekomst te verdedigen, ongeacht het resultaat.

Fragment uit 9
Niet alleen oudere individuen registreren achteruitgang en verlies. Sinds het begin van deze eeuw meet onderzoeksbureau Ipsos een wijdverbreid 'verlies van toekomst' onder respondenten in vijftig landen. Achteruitgang van milieu en klimaatverandering worden genoemd als belangrijke oorzaken. Het percentage respondenten dat in 2024 verlies van toekomst ervoer was 75 procent. Al die miljoenen sombere datapunten...
  Hoe te leven met dit fundamentele verlies, welke methoden zijn er te onderscheiden? 
  Voor de zuivere klimaatontkenner van weleer was het gemakkelijk: klimaathysterie, een verzonnen probleem, linkse hobby, enzovoort; alles kon gewoon doorgaan zoals altijd. De klimaatontkenner van toen is de klimaatscepticus van nu. Een zekere erkenning van het probleem is bij hem weliswaar aanwezig, maar de maatregelen vindt hij te duur en te omslachtig, en meer in het algemeen zal de energietransitie mislukken door grondstoffengebrek, afhankelijkheid van fossiel en, o ja, windmolens en zonneparken ontsieren het landschap. 
  Deze methode veronderstelt enig begrip van de realiteit maar staat daar passief tegenover en brengt niets teweeg. In politiek en bedrijfsleven bewijst dit haar nut omdat hiermee het schadelijk handelen kan worden voortgezet als voorheen.

Dan is er de methode die ik provocatief relativisme wil noemen. Ja, het wordt warmer, maar wat geeft het als Stockholm straks het weertype van Amsterdam heeft en Amsterdam dat van Bordeaux? Een Leidse hoogleraar met de raadselachtige leerstoel 'publiek begrip van wetenschap' is hiervan een sprekend voorbeeld. Deze Bas Haring, filosoof-informaticus, ziet net als Annie Dillard hoe de natuur overvloed op verkwisting stapelt, maar waar Dillard in haar werk extase ondergaat over zoveel onwaarschijnlijke variëteit, ziet hij vooral redundantie. Wij kunnen best met minder soorten toe meent hij. Er zijn zoveel soorten vleermuizen en vijgenwespen dat het geen verschil maakt of er daar een paar of zelfs een heleboel van verdwijnen. 


  In Panama neemt hij waar hoe door het verdwijnen van de ocelot de populatie goudhazen toeneemt, diertjes die driftig zaden van de oliepalm verspreiden, die daardoor dominant wordt in het gebied. Hij haalt zijn schouders op en zegt: 'Als je daar rondloopt, dan ziet het er voor jou gewoon uit als groen en weelderig terrein. In de vakartikelen  wordt dat vervolgens een 'meltdown' genoemd. 
Maar als ik er ben... sorry hoor, ik zie gewoon groen.
  Zelf woont de hoogleraar in landelijk gebied boven Amsterdam. Hij vertelt hoe een bioloog die hem bezoekt opmerkt hoezeer daar in de loop der jaren het aantal insecten en weidvogels is afgenomen. Ook daarvan is hij niet onder de indruk: 'Ik vind het er prachtig, net als de vele fietsers en wandelaars.'
  Sinds 1950 is een derde van onze vogelsoorten en tachtig procent van de gevleugelde insecten verdwenen. Een promovendus van hoogleraar trekvolgelecologie Theunis Piersma deed in 2016 onderzoek naar gruttopopulaties rond Koudum. Hij telde 220 nesten, maar 'we kunnen met redelijke zekerheid zeggen dat er nul exemplaren vliegvlug zijn geworden. We bestuderen eigenlijk alleen nog dood, dood, dood.'
  Tegenover de objectieve achteruitgang van soorten plaatst Haring zijn ode aan het raaigras. Monoculturen zijn goede culture, stelt hij, omdat ze het productiefst zijn. 'Want als het nou echt zo was dat een soortenrijk systeem altijd productiever is, waarom zaaien boeren dan niet een soortenrijk systeem uit op hun land. Precies: omdat het niet productiever is.'
  In Voltaires Candide of het optimisme bejubelt meester Pangloss, ook al filosoof, te pas en te onpas dat deze wereld 'de beste va alle mogelijke werelden is, want aangezien alles is gemaakt met een doel, is alles ook noodzakelijkerwijs gemaakt voor het beste doel.' Ook gedurende stormen, schipbreuken, aardbevingen en allerlei fysiek malheur houdt Pangloss staande dat dit le meilleur des mondes possibles is. 
  Voltaires satire was een venijnig antwoord op Leibniz, die het kwaad in de wereld probeerde te verzoenen met een goede god, die een volmaakte schepping had afgeleverd, want als er een betere denkbaar was, dan had hij die immers wel gemaakt.
  Onze Pangloss in de polder weet dat syntheseonderzoek van de VN waarschuwt dat een miljoen soorten dreigt uit te sterven, maar verkiest relativering boven lijden: 'Dat klinkt als een boel en ik schrik ervan, maar een heel, heel kleine fractie daarvan is op enige wijze betrokken bij voedselproductie, medicijnen of iets anders dat wij nuttig vinden.' 
  Als een selectiearts stelt Haring zich op bij de poort van het leven en scheidt het nutte van het onnutte. Hij verleent soorten bestaansrecht of ontneemt ze dat. Om het verdwijnen van niet-utilitaire soorten hoef je niet te rouwen, ze hebben hun bestaansrecht immers niet bewezen. Niet dat hij begrip heeft van sleutelsoorten, de systemische weerbaarheid van grote biodiversiteit of de eenvoudigweg adembenemende schoonheid van weelderige soortenrijkdom.
  Zijn botheid doet hij voorkomen als objectiviteit, zijn emotionele dissociatie als koele rationaliteit. De hemel boven het weiland is vrij van insecten, de bodem is ontdaan van het meeste bodemleven, maar monoculturen zijn goede culturen, want anders zou het wel anders zijn. We scheuren gras, injecteren drijfmest, sproeien insecticiden, overbemesten de bodem en doden schimmels, wormen en bacteriën, want dat is de gewelddadige methode waarmee je een monocultuur in stand houdt, maar dit alles is volgens meester Pangloss 'zo goed als het maar zijn kan.' (pagina 41-45)

Lees ook: Gedachten over onze tijd (uit 2021).

Terug naar Overzicht alle titels


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen