Athenaeum, Polak & Van Gennep 2025, 348 pagina's - € 27,50
Uitgegeven in de Paradigmareeks
Oorspronkelijke titel: The denial of death (1973)
Wikipedia: Ernest Becker (1924-1974)
Korte beschrijving
Een diepgravende verhandeling over de menselijke weigering sterfelijkheid te confronteren, en over de vrees voor de dood als drijfveer voor het menselijk handelen. Ernest Becker onderzoekt in dit boek de menselijke neiging om de eigen sterfelijkheid te ontkennen, en de dood niet als het definitieve einde van het leven te zien. Becker introduceert het idee dat mensen niet alleen in een tastbare wereld leven, maar ook in een symbolische wereld. Hierin creëren mensen van alles om herinnerd te worden, tot in de eeuwigheid, in een poging het leven betekenis te geven. Het boek bood bij verschijning een nieuw perspectief op de menselijke natuur, en moedigt aan om het leven ten volle te leven. Zeer intelligent en erudiet geschreven, met een voorwoord van Arnon Grunberg. Uitsluitend geschikt voor een geoefende lezersgroep.
Ernest Becker (1924-1974) was een Amerikaanse cultureel antropoloog, hoogleraar en auteur. Hij schreef meerdere boeken. 'De ontkenning van de dood' werd oorspronkelijk gepubliceerd in 1973 en won de Pulitzer Prize.
Tekst op website uitgever
In De ontkenning van de dood (1973) pakt Becker het probleem van de grootste leugen van het menselijk bestaan aan: de weigering om de eigen sterfelijkheid te onderkennen. De gehele beschaving lijkt zichzelf namelijk te beschermen tegen het besef van de dood als einde van het leven.
Volgens Becker leven we behalve in onze tastbare wereld ook in een symbolische, waarin zich de overtuiging van onze onsterfelijkheid bevindt. We scheppen om herinnerd te worden, om deel uit te maken van iets waarvan we geloven dat het eeuwig zal duren. Op die manier hopen we ons leven betekenis te geven. Becker werpt een nieuw licht op de aard van de mensheid en roept op tot het leven van het leven.
Fragment uit Charisma - de kwintessens van onvrijheid
Overdracht in bredere zin
We hebben nu een belangrijke oorzaak in beeld van de grootschalige ellende die de mens in de wereld teweegbrengt. Die oorzaak is niet dat de mens een dier zou zijn dat het van nature lekker vindt om dingen kapot te maken en dat een ravage veroorzaakt vanuit een gevoel van onaantastbare macht. De mens is juist een dier dat bibbert van angst, hij maakt de wereld om zich hen kapot op zoek naar steun en bescherming en probeert zich op die laffe manier sterk te voelen. Zo sluiten de eigenschappen van de leider aan op de problemen van de mensen en samen vormen ze een natuurlijke symbiose. Bij wijze van nuancering van de geldende inzichten op het gebied van massapsychologie heb ik laten zien dat de macht van de leider naast zijn persoonlijk charisma berust op wat hij voor mensen kan betekenen. Mensen projecteren hun problemen op hem en daarop zijn zijn rol en zijn status gebaseerd. Maar leiders hebben hun volgelingen net zozeer nodig als zij hem. Op zijn beurt projecteert de leider op zijn volgelingen zijn eigen onvermogen om op eigen benen te staan, zijn eigen angst voor isolement. Ik durf te stellen dat als er geen van nature charismatische leiders waren, ze zouden moeten worden uitgevonden - net zoals leiders volgelingen moeten maken als die er niet zij. Als we deze natuurlijke symbiotische kant serieus nemen krijgen we een vollediger beeld van het verschijnsel overdracht, waar we nu preciezer naar gaan kijken.
In zijn uiteenzetting over het verschijnsel overdracht had Freud al veel over de problemen van de volgelingen en over de aantrekkingskracht van de leider naar voren gebracht. Maar juist hier wordt het lastig. Want zoals altijd heeft Freud wel goed aangewezen waar je moet kijken, maar heeft hij de blik te zeer vernauwd. Volgens Benjamin Wolstein had Freud een heel vastomlijnd idee over hoe het kwam 'dat mensen in de problemen raken'. Zijn verklaringen kwamen vrijwel altijd uit bij seksualiteit. Dat mensen zich zo gemakkelijk laten hypnotiseren bewees volgens hem dat hypnose berust op seksualiteit. Dat we ons bij overdracht tot iemand aangetrokken voelen is niet meer dan een uiting van de vroegste gevoelens van het kind voor de mensen in zijn directe omgeving - toen ene puur seksueel gevoel maar nu zo diep verborgen in het onbewuste dat we daar geen weet meer van hebben. In de onmisbare formulering van Freud zelf:
We moeten concluderen dat gevoelens als sympathie, vriendschap of vertrouwen genetisch gekoppeld zijn aan seksualiteit. Hoe zuiver en niet-sensueel ze zich ook aan ons mogen voordoen, ze zijn ontstaan uit puur seksuele verlangens, waarbij het seksuele doel is afgezwakt. In het begin kenden we slechts seksuele objecten; uit de psychoanalyse komt naar voren dat mensen die we in het echte leven slechts respecteren of gewoon aardig vinden in ons onbewuste nog steeds zulke seksuele objecten kunnen zijn.
Deze neiging om alles te seksualiseren heeft de psychoanalyse al in een vroeg stadium in de problemen gebracht, zoals we zagen. Sindsdien zijn tal van knappe koppen bezig geweest de psychoanalyse uit Freuds obsessie met seks los te trekken. Toch ging Freud er in zijn latere werk ook wel wat losser mee om en probeerde hij bepaalde dingen breder te verklaren, zoals de neiging om zich bij overdracht te onderwerpen. In 1912 stelde hij nog dat het feit van complete onderwerping voor hem een 'onmiskenbaar' bewijs was voor het erotische karakter van overdracht vormde. Maar later kreeg hij meer oog voor de verschrikkingen van het menselijk bestaan. Hij sprak over het verlangen van het kind naar een machtige vader als 'bescherming tegen vreemde hogere machten', en bracht dat in verband met 'de zwakheid van de mens' ende 'hulpeloosheid van het kind'. Toch zet hij daarmee zijn eerdere verklaringen niet overboord, Voor hem dekt het woord 'eros' niet slechts specifiek seksuele drijfveren maar ook het verlangen van het kind naar almacht, naar het oceaangevoel van het opgaan in de macht van de ouders. Op deze manier kon Freud zowel aan zijn beperkte als aan zijn bredere visie vasthouden. Dat is vaak lastig bij hem: wat hij signaleert klopt wel maar zijn concrete invulling klopt niet. Zoals we eerder al, met Rank, stelden: wanneer je gaat kijken naar de verschrikkingen van de buitenwereld, dan heb je het niet meer over specifiek erotische aandriften maar over het menselijk bestaan in algemene zin. In dat geval zou je kunnen zeggen dat het kind wil opgaan in de almacht van de ouders, niet zozeer uit verlangen maar eerder uit lafheid. En dan wordt het een heel ander verhaal. (pagina 173-177)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen