Meulenhoff 2025, 55 pagina's - € 15,--
Wikipedia: Irene Vallejo (1979-)
Korte beschrijving
Een kort (55 pagina’s) pleidooi voor het belang van literatuur. Schrijver en filoloog Irene Vallejo onderzoekt in dit boek in negen korte hoofdstukken het veelzijdige belang van literatuur. Zo gaat ze in op de link tussen literatuur en empathie, het belang van oude en nieuwe ideeën voor de democratie en de waarde van literatuur als tegenhanger van de gejaagde digitale wereld. Ze beschrijft het grote belang van bibliotheken, ook in plattelandsgemeenten, en het lezen op school. De bladzijden hebben een zeer ruime bladspiegel. Erudiet en bevlogen geschreven, met enkele poëtische beelden. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep. Irene Vallejo (Zaragoza, 1979) is een Spaanse schrijver en filoloog. Ze is auteur van twee romans en een aantal kinderboeken en heeft wekelijkse columns in El País en Heraldo de Aragón. Ze schreef eerder onder ander ‘Papyrus’ (2021), haar eerste non-fictieboek.
Tekst op website uitgever
In haar bevlogen pleidooi wijst Vallejo ons op het tijdloze belang van lezen. Ze benadrukt dat lezen geen passieve activiteit is, maar juist een meeslepende ervaring, die onze zintuigen stimuleert en ons de wereld en onze medemens beter leert begrijpen. Literatuur speelt een cruciale rol in ons empathisch vermogen en kritisch denken en is essentieel voor het functioneren van een gezonde democratie. Vallejo’s meeslepende proza bewijst direct haar punt: literatuur is in staat een diepgaande invloed te hebben op iedereen.
We leven in een tijd van verandering, onzekerheid en afleiding door een digitale parallelle wereld. Irene Vallejo betoogt dat we daarom juist nu inzicht en troost kunnen vinden in boeken, in teksten uit het verleden die ons eraan herinneren dat niets wat we tegenkomen voor het eerst gebeurt. In het geheugen dat vastgelegd is in boeken, herkennen we menselijke ervaringen. Hierdoor zijn we in staat ons met elkaar verbonden te voelen. Het zijn taal en creativiteit die ons in tijden van crisis en verandering hoop kunnen geven.
Irene Vallejo (1979) studeerde klassieke literatuur aan de universiteiten van Zaragoza en Florence. Ze is de auteur van twee romans en een aantal kinderboeken. Daarnaast geeft ze lezingen en beschrijft ze in haar wekelijkse columns in El País en Heraldo de Aragón haar liefde voor de klassieke oudheid. Papyrus was haar eerste non-fictieboek en een wereldwijde bestseller. De vertaalrechten zijn aan meer dan dertig landen verkocht. Ook haar roman Elyssa verscheen bij Meulenhoff.
Fragment uit V. Bizarre ideeën
Boeken, vehikels van ons geheugen in staat om de toekomst te sturen, sproten niet voort uit een plotselinge inspiratie; ze waren een uitvinding waar al langer naar verlangd en gezocht werd. Door de eeuwen hen werkten tal van briljante geesten aan verbeteringen, en ze verkenden met hun vernuft de mogelijkheden ervan. De zo begeerde drager van het schrift moest tegelijk klein, licht, hanteerbaar, draagbaar en - in de stoutste dromen - ook nog duurzaam zijn. Een ding dat het mogelijk zou maken om te lezen met je handen, dat je in een zadeltas zou kunnen stoppen, dat je op reis zou kunnen meenemen - en het kalme tegendeel daarvan: dat je zou kunnen opbergen in kasten. Een robuust ding bestand tegen de tand des tijds en de vernielzuchtige vingers van kinderen. Een eenvoudig voorwerp dat de meest complete kennis kon bevatten. Draagbare wijsheid om te bewaren in een kist of onder je kussen, om uit te lenen aan een vriend en om ons te vergezellen op een avontuurlijke reis van het ene land naar het andere. Dankzij dat gedroomde voorwerp zouden de verhalen van ouders passen in de rugzak van hun kinderen, samen met herinneringen en overgeërfde hoop. Als iets wat perfectie benadert zijn boeken de reddingsboten voor onze taalschat in de stormen van de tijd.
In die kluizen bestaand uit pagina's hebben we onze beste gedachten opgeborgen. Hadden we die niet gehad, dan zouden we misschien de handvol stoutmoedige Grieken zijn vergeten die zich in een gevaarlijk experiment van collectieve verantwoordelijkheid stortten dat ze 'democratie' noemden. En de hippocratische artsen die de eerste gedragscode uit de geschiedenis opstelden, waarin ze beloofden eenieder te helpen die hulp nodig had: 'Sta stil bij de middelen waarover je patiënt beschikt. En als je de mogelijkheid hebt om iemand te helpen die in geldproblemen zit verleen diegene dan volledige bijstand.' En Plato, die in De staat eiste dat vrouwen toegang kregen tot bestuurlijke taken en alle andere ambachten:
Geen enkel functie in het bestuur van de staat is voorbehouden aan de vrouw omdat zij een vrouw is, net zoals dat geldt voor de man als zijnde man; de natuurlijke gaven zijn gelijkelijk over beide geslachten verdeeld, en de vrouw deelt uit die aard mee in alle functies, net zoals de man.
Of de wetboeken van de Romeinen - rare jongens -, die het model leverden voor ons idee van burgerschap. Quintilianus, een onderwijzer geboren in het huidige Calahorra, die zich uitsprak tegen de vernederende straffen op school en stelde dat leergierigheid slechts afhangt van de wil, 'waar geen ruimte is voor geweld'. Of die christen geboren in Syrië, Paulus van Tarsus, die misschien het eerste betoog over gelijkheid hield toen hij zei: 'Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrije mensen, mannen of vrouwen.'
De kennismaking met wat onze voorouders allemaal hadden bedacht inspireerde ons tot zulke vergaande ideeën in het dierenrijk als mensenrechten, democratie, vertrouwen in de wetenschap, vrijheid, volksgezondheid, leerplicht, het belang van een eerlijk proces en de zorg voor de zwakkeren in de samenleving.
Wie zouden we vandaag de dag zijn zonder die ideeën? (pagina 31-34)
Lees ook: Papyrus : een geschiedenis van de wereld in boeken (uit 2021).

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen