donderdag 14 februari 2019

Jan Bransen 2

Gevormd of vervormd? : een pleidooi voor ander onderwijs
ISVW 2019, 211 pagina's - € 24,95

Website Jan Bransen (1958)

Korte beschrijving
Dit boek gaat over ons, mensen', aldus Jan Bransen, hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Het gaat om mensen die elkaar elke dag en al jaren lang ontmoeten binnen de muren van de school, waar processen van leren, opvoeden, ontwikkeling en toetsing plaatsvinden. Hij laat ons met een filosofische blik kijken naar die processen waarin kinderen en jongeren door het onderwijs gevormd worden. Eigen aan onderwijs is dat het constant in beweging is wat betreft inhoud, structuur en maatschappelijke positionering. Bransen laat ons zien hoe we het onderwijs een menselijker gezicht kunnen geven. In het eerste deel geeft hij een kritische analyse van het huidige bestel. Dat doet hij op een vrijwel unieke manier, waarbij hij ons een spiegel voorhoudt. In deel twee beschrijft hij welke veranderingen nodig zijn om tot een menselijker maat te komen. Het stelsel zou gebouwd moeten worden rondom waarden als zelfvertrouwen in het primair onderwijs, je doet ertoe waar je ook bent in het voortgezet onderwijs en je leert en werkt duaal in het hoger onderwijs. Helaas gaat hij weinig in op actuele vernieuwingen in primair en secundair onderwijs die aansluiten bij zijn aanbevelingen. Inspiratie en stof tot debat en discussie. Nuttig voor leraren (in opleiding) en directeuren.

Tekst op website uitgever
Het onderwijs vormt niet: het vervormt. Dat komt doordat het uitgaat van verkeerde aannames. Neem de aanname dat je eerst jarenlang moet leren voor je kunt meedoen aan het maatschappelijk leven, of de aanname dat kennisverwerving het best in kleine brokjes gebeurt, waarbij je voortdurend toetst. Dit alles leidt tot een cultuur waarin alles meetbaar moet zijn en waarin diploma’s je gevoel van eigenwaarde kunnen maken of breken. Dit zijn ideeën die meer kwaad doen dan goed.

Het onderwijs kan zoveel beter. Het kan vormen, en om dat te bereiken moet het roer om. Primair onderwijs hoort te draaien om de ontwikkeling van het zelfvertrouwen, zodat kinderen hun stemmen durven te verheffen. Het voortgezet onderwijs hoort ervoor te zorgen dat jongeren een positie verwerven waarin ze ertoe doen, op school en op straat. En al het zogenaamde ‘hogere onderwijs’ – wat een term! – organiseren we voortaan in duale trajecten, waarin leren en werken samengaan.

Jan Bransen is hoogleraar filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Met Laat je niets wijsmaken (Klement 2013) won hij de Socrates Wisselbeker, de prijs voor het meest prikkelende filosofieboek. Ook zijn Word zelf filosoof, in 2014 heruitgebracht bij ISVW Uitgevers, was genomineerd voor deze prijs. Recentelijk verscheen bij Routledge het Engelstalige Don’t Be Fooled: A Philosophy of Common Sense. Hij is daarnaast oprichter van het tijdschrift Philosophical Explorations. Jan Bransen blogt over het onderwijs op www.pleidooivooranderonderwijs.nl


Fragment uit Inleiding - Het schoolgebouw: hok of ruimte?
Er staan duizenden schoolgebouwen in Nederland. Groot, klein, toegankelijk, gesloten, saai, verrassend, geïntegreerd, geïsoleerd. Heel veel scholen, in alle soorten en maten. Maar ondanks al die verschillen is er ook iets wat al die gebouwen met elkaar gemeen hebben: ze vertegenwoordigen de institutionalisering van Homo educandus. Ze laten ons de muren zien waarbinnen ons bestaan gestalte krijgt die het vandaag de dag toebedeeld wordt.
  Institutionalisering is een groot goed. Het versimpelt en stroomlijnt ons leven enorm. Het zorgt voor een in de natuur gebouwd nest, zoals Arnold Gehlen zo mooi heeft geformuleerd. Dankzij die institutionalisering hoeft niemand van ons helemaal van voren aan te beginnen. Wij hoeven het menselijk bestaan niet meer zelf uit te vinden, maar treffen het in allerlei handzame en vooral leefbare vormen aan. Maar die vormen hebben ook iets dwingends. Dat is de keerzijde.
  Deze twee kanten van institutionalisering zien we in het schoolgebouw terug, in de oefenruimte die het kan zijn en in het repetitiehok dat het kan worden. Het schoolgebouw kan een fantastische oefenruimte zijn, een beschermde plaats waar wij naar hartenlust kunnen experimenteren en ons leven kunnen uitproberen. Het schoolgebouw kan ons die pedagogische ruimte bieden, waarin wij aangemoedigd, uitgenodigd en verwelkomd worden. In die ruimte worden wij behoed voor gevolgen die ons impulsieve, kinderachtige, primitieve, ondoordachte en verkennende gedrag zou kunnen hebben als wij onmiddellijk de straat op geschopt zouden worden. Voor musici is een oefenruimte een onbegrensde sfeer waarin ze met elkaar iets kunnen uitproberen, zonder publiek, een ruimte waarin ze melodieën, ritmes en arrangementen kunnen verkennen en waarin het er allemaal nog niet echt toe doet.
  Als schrijver herken ik die ruimte. De tekst die jij nu leest, heb ik keer op keer geformuleerd, herschreven, geknipt en geplakt, verwijderd en verplaatst. Al die tijd was ik alleen, was ik mijn eigen lezer, de enige lezer. Want schrijven is vooral lezen, woorden proeven, zinswendingen volgen, dan weer schrappen en opnieuw beginnen. Jij leest dit nu - de definitieve tekst - maar je hebt geen idee hoeveel woorden en zinnen hier eerder gestaan hebben, hoe ik in mijn eigen werkkamer naar het scherm heb gestaard, heb getwijfeld, in een flow ben geraakt om pas vele zinnen later weer terug te kijken en om dan die hele alinea toch met één klik weer in het niets te laten verdwijnen. Als schrijven heb ik die oefenruimte nodig, zodat ik zonder publiek, met alleen mijn eigen, welwillende maar ook kritisch oordeelsvermogen, de tekst heb kunnen vormen die dit boek tot dit boek heeft gemaakt. Musici doen tussendoor try-outs. Ik heb iets vergelijkbaars gedaan en mijn manuscript aan meelezers voorgelegd.
  Een schoolgebouw is zo'n oefenruimte, een beschermde, pedagogische plek waar wij kunnen uitproberen hoe het is om mens te zijn, waar wij kunnen oefenen met schrijven en rekenen, met lezen, zingen en tekenen, met al die vaardigheden die we nodig hebben om als mensen ons leven te kunnen leven. Wij doen dat als het ware zonder publiek, niet in de openbare ruimte, niet op straat. Wij doen dat onder begeleiding  van een aanmoedigende, welwillende , eerlijke en kritisch opbouwende leerkracht, die het ons voordoet en nog eens voordoet, en die ons niet afrekent, maar aanleert. Dat is de mooie, verrijkende, vormende kracht van instituties; ze helpen ons bestaan zo te ontwikkelen dat het een florerend, gezond, gelukkig menselijk bestaan zal kunnen zijn.
  Maar er is ook die keerzijde. Instituties kunnen knellen. Het schoolgebouw kan ook een verstikkend repetitiehol worden, een bedompte plek waar onze spontaniteit gedisciplineerd wordt, waar we te weinig zuurstof krijgen en alleen nog maar snakken naar ruimte, naar ontsnapping, naar wegwezen, in een repetitiehok vindt immers geen vernieuwing plaats, maar wordt herhaald en nog eens herhaald. Daar wordt geleerd voor de toets. Daar heerst een geestdodend klimaat.
  Dat hoeft niet, natuurlijk. Musici hebben hun repetitiehok nodig. Want als je eenmaal op het podium staat en je publiek hebt, dan heb je ook nummers nodig die je kunt spelen, die je ingestudeerd hebt, die je als het ware kunt dromen, die je goed op elkaar afgestemd ten gehore kunt brengen. Daar komt heel wat repeteren bij kijken, zwetend in een hok, herhaling na herhaling. Als het mooie nummers zijn, als het muziek naar je hart is, dan zul je ook in het repetitiehok de geest moeten kunnen krijgen, in een flow raken, opgaan in het spel. Ik herinner mij dat van het voetbal dat ik ooit speelde, waar de oefenpartijen tijdens de training soms mooier, en beter liepen dan de wedstrijden. Maar ik herken ook de verstikkende, geestdodende kant van het repetitiehok, waar je precies en alleen mag mag doen wat je hoort te doen en een kritische, onderzoekende houding veroordeeld wordt. Ik herken de disciplinerende dwang die van instituties uitgaat, de stupide mantra's die herhaald moeten worden.
   Over deze verstikkende kant van ons onderwijsbestel gaat deel I. Wat dat betreft vertelt dit boek een klassiek emancipatoir verhaal: de institutie die wij met elkaar gevormd en bekrachtigd hebben zit onszelf in de weg. Die institutie maakt niet waar wat zij belooft. Vorming is veranderd in vervorming. Het schoolgebouw is een repetitiehok geworden, in de slechte betekenis van het woord. Het is de hoogste tijd om onze oefenruimte terug te eisen, te herwinnen, te herscheppen. (pagina 11-13)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen