dinsdag 11 oktober 2022

matthijs de ridder

Rebelse genieën : de eerste romantici en de uitvinding van het ik
Atlas Contact 2022, 586 pagina's € 39,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Wikipedia: Andrea Wulf (1972)

Korte beschrijving
Een gelaagde, vuistdikke (586 blz.) beschouwing van de uitvinding van het individu in de periode van de Romantiek. In 1789 ontketenen onder meer Hegel, Goethe en Fichte in een klein Duits universiteitsstadje een revolutie van de geest. Andrea Wulf volgt het spoor van een groep briljante geesten, met als spil de markante Caroline Schlegel, die het 'ik' tot het centrum van de wereld bombardeerde, en de manier waarop we naar onszelf kijken voor altijd zou veranderen. Een meeslepende analyse van het ontstaan van de idee van individuele vrijheid en over de dunne lijn tussen egoïsme en vrije wil. ‘Rebelse genieën’ is in een heldere en verhalende, gedetailleerde stijl geschreven. Geschikt voor geoefende lezers met interesse in geschiedenis en filosofie in een maatschappelijke context. Met illustraties en portretten in zwart-wit en kleur. Andrea Wulf (New Delhi, 1972) is schrijver, historicus en biograaf. Ze won eerder de prestigieuze Royal Society Science Books Prize voor haar biografie ‘De uitvinder van de natuur’ over Alexander van Humboldt.

Tekst op website uitgever
Andrea Wulf schrijft de wervelende geschiedenis van een briljant gezelschap, onder wie Goethe, Schiller, Hegel en de mysterieuze Caroline Schlegel, die in de Duitse stad Jena de Romantiek ontketenden.

In ‘Rebelse genieën’ vertelt Andrea Wulf niet alleen het verhaal van enkele van de briljantste figuren uit de geschiedenis, maar ook hoe we onszelf als middelpunt zijn gaan beschouwen, over het ontstaan van individuele vrijheden en over de dunne lijn tussen egoïsme en de vrije wil. Wulf beschrijft dat de oorsprong van ideeën zoals individualisme, zelfbeschikking en vrijheid ligt in Jena, een klein Duits universiteitsstadje. Daar begon in de laatste jaren van de achttiende eeuw een bont genootschap op een radicaal nieuwe wijze na te denken over het ‘zelf’. Onder hen bevond zich de raadselachtige Caroline Schlegel. Ze filosofeerden over het scheppend vermogen van het zelf, de eenheid van de natuur en de ware aard van vrijheid – en daarmee ontketenden ze de Romantiek, een revolutie van de geest die tot op de dag van vandaag doorwerkt.

Fragment uit 7. 'Onze kleine academie' Voorjaar 1797: Goethe en Alexander von Humboldt
Alexander von Humboldt en Goethe stonden aan een tafel midden in het anatomische theater. De ruimte in de robuuste, ronde middeleeuwse toren die de zuidwesthoek van Jena's oude stadsmuren naast de universiteit markeerde, was ontworpen als een amfitheater waar stoelen in een kring tegen  de muur stonden zodat studenten iedere beweging en incisie van hun hoogleraren konden volgen. Dankzij de dikke stenen muren bleef het vertrek koel. Op die voorjaarsdag in 1797 waren er echter geen studenten die naar voren bogen om het beter te kunnen zien, en ook lagen er geen kadavers of menselijke lichaamsdelen uitgestald. In plaats daarvan was er een verzameling ongelukkige, in stukken gesneden kikkers op tafel te zien. Er stond een elektrisch apparaat, er lagen een forceps, glasplaten, scalpels, pincetten, magneten en een hele collectie metalen draden, er waren fiolen gevuld met verschillende chemicaliën en vellen papier die waren volgekrabbeld met Humboldts onleesbare handschrift.

De twee mannen waren aan het snijden, prikken, porren en elektrocuteren. Humboldt legde een kikkerpoot op een glasplaat en verbond de zenuwen en spieren achtereenvolgens met verschillende metalen: zilver, goud, ijzer en zink, met niet meer dan een ontmoedigend beweginkje tot gevolg. Maar toen hij vooroverboog om te controleren of het metaal wel goed bevestigd was, begon de poot plotseling zo te stuiteren dat hij van de tafel vloog. Het duurde even voor ze beseften dat het vocht uit Humboldts ademhaling de bewegingen had veroorzaakt. Toen de minuscule druppeltjes het metaal raakten, kwam er een elektrische stroom op gang die de poot in beweging had gebracht. Het was een buitengewoon magisch experiment, zei Humboldt, omdat het voelde alsof hij door zijn ademhaling 'leven had ingeblazen' in de poot.

Alexander von Humboldt en Goethe hielden zich bezig met een onderwerp waar wetenschappers in heel Europa door in beslag werden genomen: het idee van organische en anorganische 'energie'. Isaac Newton had beweerd dat materie in essentie inert was, en René Descartes had verklaard dat dieren machines waren, maar wetenschappers betwistten deze mechanische opvatting van de natuur nu. Hoe kon levende materie verklaard worden? Werden planten en dieren door andere wetten geregeerd dan onbezielde zaken? Voor Humboldt markeerden zijn experimenten met 'dierlijke elektriciteit' of 'galvanisme' het begin van zijn zenswijze over de krachten in de natuur. Hij wrong de natuur niet in een keurslijf van classificatie en zag haar ook niet als een goddelijk voorbeschikt uurwerk, maar zou haar uiteindelijk omschrijven als een web van leven. Humboldt zou de natuurlijke wereld interpreteren als een onderling verbonden gehaal dat werd bezield door op elkaar inwerkende krachten. (pagina 155-156)


Lees ook: De uitvinder van de natuur : het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt (uit 2016)

Terug naar Overzicht alle titels


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen