Prometheus 2021, 352 pagina's -€ 22,50
Korte biografie van Cyriel Pennartz (1963)
Korte beschrijving
De auteur is hoogleraar in de neurowetenschappen van cognitie en systemen aan de Universiteit van Amsterdam. Hij geeft in het boek argumenten dat het mogelijk is het bewustzijn te benaderen als een raamwerk dat strookt met zowel de neurowetenschappen als de psychologie. In het eerste hoofdstuk geeft hij vijf essentiële kenmerken van bewustzijn: Kwalitatieve rijkdom, Interpretatie, Gesitueerdheid, Eenheid en Perspectief. Bij de bespreking van cognitieve vermogens komt ook René Descartes zijn 'Mediationes' en het zeventiende-eeuwse Amsterdam aan de orde. In de volgende veertien hoofdstukken wordt veel casuïstiek van patiënten, ook uit vorige eeuwen, die bijdragen aan een beter begrip over de samenhang tussen de hersenen en het bewustzijn besproken. Daarenboven komen ook dierexperimenten en evolutionele aspecten aan de orde. De auteur geeft aan het eind van het boek aan dat het bewustzijnsvraagstuk geen hopeloze missie is en op termijn beantwoord kan worden. Bevat afbeeldingen in zwart-wit en kleur. Met een glossarium, een notenapparaat en een literatuurlijst met wetenschappelijke literatuur. Bedoeld voor een breed publiek.
Tekst op website uitgever
Als je ’s ochtends ontwaakt uit een diepe slaap merk je het direct: je bevindt je in een wereld, met je lijf er middenin. Je bent terug van weggeweest. Dat is bewustzijn. Maar hoe verhoudt het bewustzijn zich tot onze hersenen? Vormen deze twee op de een of andere manier een eenheid? Wie zijn we eigenlijk? De code van het bewustzijn neemt je mee op een inspirerende zoektocht naar een van de grootste wetenschappelijke uitdagingen van de eenentwintigste eeuw: het begrijpen van de samenhang tussen hersenen en geest. De reis voert je langs merkwaardige lotgevallen van patiënten die laten zien hoe ons beeld van de werkelijkheid wordt gecreëerd door de hersenen. Eeuwenoude vragen over dromen, kleurenzien, fantoomsensaties en hallucinaties worden belicht door verrassende ontdekkingen uit het nieuwste hersenonderzoek. Hoe is bewustzijn tijdens de evolutie van het leven op aarde ontstaan? Heeft het nut om je ergens bewust van te zijn? Laat het brein nog ruimte over voor een vrije wil? Als je niet bang bent oude zekerheden over jezelf op het spel te zetten, zal je door dit boek anders over lichaam en geest gaan denken.
‘Pennartz is een van de zeldzame wetenschappers die overtuigend een brug weet te slaan tussen zijn fundamenteel neurowetenschappelijk werk en de grote filosofische vragen. Bij hem leer je de nuance van de geest en de complexiteit van het brein waarderen.’ (Damiaan Denys, filosoof, psychiater en auteur van Het tekort van het teveel)
‘Pennartz laat niet alleen zien hoe de dynamiek van het brein is verweven met ons denken en voelen, maar ontrafelt ook waarom ons bewustzijn zo’n bijzonder fenomeen is, uitstijgend boven eenvoudige hersenprocessen. Een verfrissend boek waar je over blijft nadenken.’ (Eveline Crone, ontwikkelingspsycholoog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en auteur van Het puberende brein?
‘Eindelijk een boek waarin niet op talkshowniveau wordt gewauweld over de relatie tussen ons brein en ons geestelijk leven. In een fascinerende balancing act tussen geschiedenis, filosofie en neurologie neemt Cyriel Pennartz je mee op een zoektocht naar de neurowetenschappelijke onderbouwing van bewustzijn.’ (Bert Keizer, arts, filosoof en auteur van Waar blijft de ziel)
Fragment uit I. Een donkere kerker voor onze hersenen
De discrepantie tussen de harde ‘neuro’-realiteit van onze hersenen en onze persoonlijke beleving van zintuiglijke informatie wordt in het onderzoek naar bewustzijn geschaard onder het ‘Moeilijke Probleem’ (the Hard Problem). Filosofen verwijzen naar dit vraagstuk ook als de Verklaringskloof (Explanatory Gap) – de afgrond die voor ons opdoemt als we proberen een brug te slaan tussen de wereld van bewuste ervaringen4 en de wereld van zenuwimpulsen, hersencellen en fysische manifestaties van licht- en geluidsenergie buiten ons. Bij het ontrafelen van brein-geestrelaties onderscheidt de filosoof David Chalmers het Moeilijke Probleem van andere vraagstukken die gemakkelijker zijn aan te pakken. Onder deze ‘Easy Problems’ bevinden zich bijvoorbeeld hersenmechanismen van geheugen, aandacht of het nemen van beslissingen. Ook het geheugen vormt op zich al een kolossaal vraagstuk waarmee duizenden onderzoekers ter wereld zich bezighouden. Maar dit probleem is tenminste benaderbaar en aan te pakken met de methoden en computermodellen die we nu hebben. Het onderzoeksveld is afgebakend en we weten waarnaar we moeten zoeken. We kennen de belangrijke hersenstructuren en weten al best veel over de onderliggende biochemische en elektrische processen. Bij ons bewustzijn ligt dat lastiger.
Er bestaan verschillende theoretische stromingen die het probleem fundamenteel verschillend benaderen, en het is op voorhand niet duidelijk welke experimenten of modellen uitsluitsel zullen geven over deze of gene theorie. In dit boek zal ik niettemin aannemelijk maken dat resultaten uit neurowetenschappelijk onderzoek ons wel degelijk de weg wijzen door deze delta van rivieren en moerassen. Het blijkt mogelijk een raamwerk neer te zetten dat strookt met zowel de eurowetenschappen als de psychologie.
Eerlijk gezegd: veel van mijn collega’s in de neurowetenschappen hebben niet veel op met het bewustzijnsvraagstuk. Zij beschouwen het als een onoplosbaar probleem omdat de inhoud van ons bewustzijn subjectief is, en dus niet objectief te beschrijven is. Er zouden geen resultaten uit voortkomen die andere onderzoekers kunnen repliceren. Over het bewustzijn van andere mensen of dieren kun je alleen iets zinnigs zeggen aan de hand van hun waarneembare gedrag, redeneren zij, en behalve dit gedrag valt er niets te verklaren of te onderzoeken. Wat het bewustzijn betreft, zijn de hersenen een ‘zwarte doos’ die gesloten mag blijven. Een van mijn collega’s verzuchtte laatst dat het lichaamgeestprobleem al zo veel eeuwen voor hoofdbrekens zorgt, dat het wel nooit opgelost zal worden. Inderdaad beukte René Descartes rond 1641 – toen zijn Meditationes verscheen bij de toen al 58 jaar oude uitgeverij Elzevier in Amsterdam – al stevig op het vraagstuk in, terwijl ver vóór hem al complete stromingen zoals die van Plato en Aristoteles waren opgekomen en uit de mode geraakt.
Een geijkt argument tegen elke vorm van bewustzijnsonderzoek is dat al onze ervaringen subjectief of privé zijn en dat er dus niets over te zeggen valt. Laten studenten zich dit bezwaar ontvallen, dan vraag ik hun of zij – ieder voor zich – de ervaring herkennen dat ruiken iets heel anders is dan zien of horen. Een aantal staart me dan een beetje meewarig of wezenloos aan, en een enkele welwillende zegt: ‘Tja, nogal wiedes.’ Sommigen vragen zich af of ze wel in het goede lokaal zitten, en of er geen verwarde man voor de zaal staat. Voor mij is dit een positief teken om dóór te gaan. Het verschil tussen zien en ruiken is voor iedereen zo duidelijk dat de meeste mensen geen behoefte voelen om een antwoord te geven. Zien, ruiken en horen zijn direct herkenbaar als verschillende ervaringen. Het aardige van deze triviale constatering is dat het hier gaat om een ‘intra-individuele vergelijking’ (within-subject comparison). In dit geval is het geen probleem dat je ervaringen privé zijn, want je vergelijkt ze binnen je eigen belevingswereld. Ieder voor zich kan uiten dat zijn of haar ervaringen heel verschillend zijn. Deze ervaring van verschillen wordt tussen mensen onderling bevestigd: het gaat om een herhaalbare, reproduceerbare bevinding. Ik ben nog nooit iemand tegengekomen die vond dat ruiken, zien en horen hetzelfde ‘aanvoelen’.
Klik hier voor (veel) meer boeken over onze hersenen, en ons gedrag
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen