De Geus 2021, 299 pagina's - € 24,99
Korte biografie Han Lörzing (1946)
Korte beschrijving
De auteur werkte vele jaren in de ruimtelijke ordening in Nederland. In dit boek brengt hij zijn kennis en ervaring samen in een overzicht van de Nederlandse ruimtelijke ordening. Hij start in het begin van de twintigste eeuw. Vooral belicht hij de steeds veranderende positie en status van de ordening van het ruimtegebruik. Buitenlanders lijken snel onder de indruk van de ruimtelijke ordening in Nederland. In ons land zelf zijn de gedachten daarover wat ambivalent en wisselen ze behoorlijk in de tijd. Van de eerste tot en met de vijfde nota over de ruimtelijke ordening verschieten de opvattingen nogal van kleur en zijn ook de gedachten over de rol van de centrale overheid aan verandering onderhevig. De auteur kleurt het verhaal in met persoonlijke impressies en ervaringen. Uiteindelijk is hij positief over de planning in Nederland en bepleit hij voor de komende jaren iets meer sturing vanuit het Rijk. Een persoonlijk en helder inzicht in de ruimtelijke ordening van Nederland en de geschiedenis daarvan.
Tekst op website uitgever
Waarom ziet Nederland eruit zoals het eruitziet? Dat is voor een groot deel te danken aan de fantasie van architecten en stedenbouwers. En wat in de afgelopen eeuw steeds belangrijker werd, is de rol van de ruimtelijke ordening, van de lokale politiek tot het landsbestuur. Planning is politiek.
In de twintigste eeuw bouwde ambtelijk Nederland een ‘ordeningsstaat’ op. Het uiterlijk van Nederland – van groeikern tot bufferzone, van Bijlmermeer tot Vinexwijk – is er blijvend door beïnvloed. Hoe kwamen de wijken tot stand? Wat was de rol van ontwerpers, ambtenaren en bestuurders? Daarover gaat Een land waarover is nagedacht, in tal van anekdotes. Die ordeningsstaat was in zijn beste dagen een geoliede organisatie die met vaste hand de regie voerde. Dit boek is een pleidooi om dat unieke systeem van planning en ontwerp niet verloren te laten gaan.
Fragment uit 9. Van de ene crisis in de andere - De jaren twintig-tien: waar zijn de planners gebleven?
Een snelle beeldwisseling. Waar we nu zijn is het weids en stil, afgezien van de krijsende meeuwen die duikvluchten op het zeilschip uitvoeren. We varen vanuit de haven van Lelystad in westelijke richting. Hier had, volgens de oorspronkelijke plannen van ingenieur Cornelis Lely, de Markerwaard moeten liggen, als sluitstuk van de drooglegging van de voormalige Zuiderzee. het heeft niet zo mogen zijn. De aanleg van de polder werd door het rijk voor eeuwig in de ijskast gezet, Het Markermeer zou voorgoed een grote, grijsgetinte bak water blijven.
Die grijze kleur van het water was geen toeval. Door gebrek aan doorstroming hoopte het bodemslib zich op en bleef het Markermeer troebel. Het meer, dat uit natuuroverwegingen gespaard was, werd een armoedig ecosysteem waarin weinig natuurlijk leven het uithield. Dat was geen reclame voor de natuurbescherming. In 2012 besloten Natuurmonumenten en Rijkswaterstaat samen te werken in een project dat van het Markermeer een waardevol natuurgebied moest maken. Het is een ambitieus project, dat in zijn uiteindelijke vorm moet bestaan uit een archipel van kunstmatige eilanden die de naam Marker Wadden heeft gekregen. In 2016 werd begonnen met de aanleg van het eerste eiland, dat met 250 hectare voorlopig het grootste van de archipel is. Het is tot nu toe het enige eiland dat voor recreanten toegankelijk is.
Het aanlanden op het grootste eiland van de Marker Wadden is een belevenis. Ligt het aan de gedachte aan verre ontdekkingsreizen, als er eindelijk land in zicht komt? Is het de plotselinge verschijning van wat het meest lijkt op een ruige pioniersnederzetting, een soort Nova Zembla in een betere klimaatzone? Zeker is dat het naderen van een Nederlands natuurgebied zelden zo avontuurlijk was. In het kleine haventje heerst een bescheiden drukte, met zeilschepen in alle maten en soorten. Tegen de zandhellingen van het eiland staan houten bouwsels die de indruk wekken dat ze daar de afgelopen dag door stoere houthakkers zijn neergezet. Er staat een havenkantoor annex boswachterskeet die met zijn front porch zó uit een wildwestfilm had kunnen komen. Bij een langer verblijf worden de beelden vertrouwder. Er is een koffiekeet; tenslotte is ook hier de natuur slechts te overleven als je er iets bij kunt drinken. En er is een vogelkijkhut en er staat een uitkijktoren, die uit de duinen oprijst als een kromme schoorsteen die een ingenieus-ingewikkeld trappenhuis omsluit. Maar wat vooral bijblijft is de merkwaardige, moeilijk te omschrijven sfeer van een gebied dat ver van de bewoonde wereld lijkt te liggen en over het verre water 'ontdekt' moet worden.
De natuur begint zich op de Marker Wadden te ontwikkelen. De soortenrijkdom aan vogels en vissen neemt toe; de tot voor kort doodse poel wordt langzaamaan een rijk wetland. En er wordt meer verwacht. Toch moet de natuur niet denken dat ze opeens alles mag, daar in het Markermeer. Op een website vertelt de programmadirecteur van de Marker Wadden, sprekend over de mogelijkheid dat 'ongewenste soorten' zich op de Marker Wadden zouden kunnen vestigen: 'Maar we gaan wel voorkomen dat ze zich verder verspreiden. Het ministerie heeft een lijst met plant- en diersoorten opgesteld en als je die aantreft in je gebied, dan moet je die zelfs bestrijden.' Daarmee volgt de natuurontwikkeling op de Marker Wadden het vertrouwde patroon: de natuur is goed en mooi, maar zonder de ordende hand van de mens wordt zij al te gemakkelijk een zooitje. Die natuuropvatting past naadloos in de lange traditie van natuurbeheer en natuurbouw in Nederland, die gebaseerd is op het voortdurende schoffelen en aanharken van natuurgebieden tot het voor de mens het meest aanvaardbare resultaat is bereikt. (pagina 265-267)
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen