De net-niet-elite : hoogopgeleiden tussen macht en meritocratie
Mazirel Pers 2024, 216 pagina's - € 24,99
Korte bio op website van Dylan van Rijsbergen (1975)
Korte beschrijving
Een essayistisch boek over de maatschappelijke positie van de hoger geschoolde middenklasse in Nederland. Het boek onderzoekt de tegenstrijdige belangen, waarden en angsten van hoogopgeleiden in ons land. Deze groep streeft naar goede diploma’s en banen, maar durft vaak niet buiten de gebaande paden te treden uit angst om status en inkomen te verliezen. Aan de hand van het werk van met name Amerikaanse denkers over klassenstrijd en klassenongelijkheid beschouwt het boek de Nederlandse context. Hieruit volgt een kritische analyse van het debat over ongelijkheid in Nederland. De auteur stelt dat de meeste hoogopgeleiden in de schaduw van de echte elite staan en baat hebben bij een rechtvaardigere en gelijkwaardigere samenleving. Scherpzinnig en op heldere toon geschreven. Met name geschikt voor een meer geoefende lezersgroep. Dylan van Rijsbergen (1975) is een Nederlandse schrijver, publicist en een van de oprichters van Jacobin Nederland. Eerder schreef hij 'Het onbehagen van de man' (2009) over moderne mannelijkheid.
Tekst op website uitgever
Hoogopgeleiden in Nederland zijn bevoorrecht maar ook bang. Ze streven naar goede diploma’s en leuke banen, en veel van hen dragen het liefst ook nog bij aan een betere wereld. Maar buiten de lijntjes kleuren doen ze niet, uit angst om aan status en inkomen te verliezen. In De net-niet elite onderzoekt Dylan van Rijsbergen de tegenstrijdige belangen, waarden en neuroses van deze groep. Hij vertaalt werk van Amerikaanse denkers over klasse naar de Nederlandse context, en kijkt door die bril kritisch naar het Nederlandse debat over ongelijkheid. De conclusie? De meeste hoogopgeleiden staan in de schaduw van de échte elite en hebben baat bij een rechtvaardigere en gelijkwaardigere samenleving.
Fragment uit Ter introductie: klassen in Nederland
Meritocratie
Een opvallende overeenkomst tussen uiteenlopende schrijvers als Luyendijk, Schimmelpenninck en Van Iperen is dat ze in hun kritiek het huidige Nederland afzetten tegen een Nederland - in de twintigste eeuw of in de toekomst - waarin gelijke(re) kansen voor iedereen gerealiseerd zijn (of waren), waarin mensen dus eerlijk beloond worden (of werden) naar hun verdiensten. We noemen een maatschappij waarin sociaaleconomische verschillen tussen mensen gelegitimeerd worden op basis van hun verdiensten een 'meritocratie'. Waar je wieg ook gestaan heeft, in een functionerende meritocratie bestaan geen belemmeringen om sociaal te stijgen. Het enige wat uitmaakt, is je talent en inzet. Meritocratie is belangrijk voor de hoogopgeleide middenklasse, omdat hun welvaart en status op die legitimatie berust: ze verdienen goed, omdat ze hun best hebben gedaan op school en carrière hebben gemaakt.
eerdergenoemde schrijvers stellen de meritocratie zélf als ideaal niet echt im Frage. Ze durven scherpe kritiek op de eigen klasse te hebben, maar daarbij ligt de nadruk vooral op het ontmaskeren van het zelfbeeld van de succesvolle, hardwerkende, hoogopgeleide Nederlander die zijn welvarende positie 'verdient'. Als je altijd de wind in de rug hebt gehad, dan verdien je het eigenlijk niet, zo redeneren zij. Maar ze problematiseren bijvoorbeeld niet waarom er onderling zoveel verschil is tussen de waardering van functies, waarom er eigenlijk zoiets als hiërarchie bestaat. Je zou meritocratie ook kunnen zien als een manier om ongelijkheid achteraf goed te praten. Of, zoals de sociologe Mieke van Stigt het tegenover mij verwoordde: als een rechtvaardigheidsdogma.
Een andere groep Nederlandse auteurs probeert klassenverschillen te verduidelijken via en beroep op persoonlijke ervaringe. Ik erken het belang van de persoonlijke ervaring in het verhelderen van collectieve verschijnselen; om die reden heb ik hiervoor iets verteld over mijn eigen geschiedenis. Er zitten echter nadelen aan deze aanvliegroute. Zo schrijft Sinan Cankaya in een recensie van bovenstaande autobiografische boeken: 'ervaring is per definitie standplaatsgebonden.' Ervaringen van klassenmigranten kunnen heel verschillend zijn en de kruisverbanden met bijvoorbeeld gender en kleur spelen daarbij een belangrijke rol. Dit is de reden waarom ik er in dit boek voor heb gekozen om me zowel te laten inspireren door persoonlijke ervaringen, als kritisch te lezen wat hoofdwerkers in de media schrijven en vertellen over hoe zij de wereld zien. Hoofdwerkers schrijven immers de media vol, dus is er veel materiaal voorhanden. Belangrijk is daarbij niet alleen wát ze zeggen, maar ook wat ze níet zeggen, of niet met zoveel woorden.
Er kleeft nog een nadeel aan het stellen van de persoonlijke ervaring als uitgangspunt voor het geven van klassenkritiek en dat is dat de macht van de bovenklasse in een kapitalistische samenleving vaak erg abstract is en in de persoonlijke ervaring minder zichtbaar. Stel een Nederlands concern - bijvoorbeeld een winkelketen als de HEMA, of een kinderopvangbedrijf - wordt overgenomen door een 'durfinvesteerder' (in het Engels: private equity) en de eigenaars daarvan besluiten vervolgens om veel mensen te ontslaan: hoe toont de macht van die financiële bovenklasse zich dan in de persoonlijke ervaring van de medewerkers? Misschien als volgt: een witte, hoogopgeleide, mannelijke manager vertelt een vrouw van kleur uit de arbeidersklasse dat ze haar baan kwijt is. Er is dan duidelijk een machtsverschil tussen die twee en waarschijnlijk nemen ze beiden heel verschillende posities in als gevolg van kansenongelijkheid. Maar de grootste macht, de nieuwe eigenaar die het ontslag in gang zet, blijft op de achtergrond: onzichtbaar, abstract en tegelijkertijd allesoverheersend. (pagina 29-32)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen