vrijdag 15 maart 2019

Isaiah Berlin

Twee opvattingen van vrijheid
Boom 2010, 116 pagina's - € 12,00
Oorspronkelijke uitgave 1958

Oorspronkelijke titel: Two concepts of freedom (eerder verschenen in Four essays on liberty, 1958)

Wikipedia: Isaiah Berlin (1909-1997)

Korte beschrijving
Baanbrekend en buitengewoon invloedrijk essay - oorspronkelijk in 1958 uitgesproken als oratie - over vrijheid. De in Rusland geboren Britse filosoof (1909-1997) onderscheidt negatieve vrijheid (de ruimte waarbinnen iemand niet door anderen gehinderd wordt) van positieve vrijheid (de mate waarin iemand zelfstandig zijn eigen leven vorm geeft) en hij maakt pijnlijk duidelijk hoe gemakkelijk het idee van positieve vrijheid kan leiden tot allerlei vormen van totalitaire terreur. Dit boek verdient een breed publiek; de opvatting van Berlin is niet onomstreden, maar heeft niets van haar actualiteit verloren. De vertaling is nauwgezet, de inleiding en de beredeneerde bibliografie plaatsen het werk informatief in zijn context. Pocketuitgave; kleine druk.

Fragment uit V - De tempel van Sararstro
We kunnen dit ook anders formuleren. Vrijheid is zelfbeheersing, vrijheid wil zeggen dat ik meester over mijzelf ben, dat ik obstakels die mijn wil dwarsbomen, uit de weg ruim, wat die obstakels ook mogen zijn: de weerstand van de natuur, van mijn ongebreidelde hartstochten, van irrationele instituties, van de tegenovergestelde wil of het tegengestelde gedrag van anderen. De natuur kan ik, althans in beginsel, altijd door technische middelen naar mijn wil kneden en vormen. Maar hoe moet ik weerbarstige menselijke wezens aanpakken? Ook hun moet  ik, als ik dat kan, mijn wil opleggen, volgens mijn patroon 'kneden', een rol toebedelen in mijn spel. Maar zal dit niet betekenen dat ik vrij ben, terwijl zij slaven zijn? Dat zou het geval zijn als mijn plan geen rekening zou houden met hun wensen en waarden, maar alleen met die van mijzelf. Maar als mijn plan volledig rationeel is, kunnen zij hun 'ware' natuur volledig ontplooien, hun vermogen rationele beslissingen te nemen verwezenlijken en 'het beste van zichzelf maken' - en dat is weer een onderdeel van de verwezenlijking van mijn eigen 'ware' zelf. Alle juiste oplossingen voor alle echte problemen moeten verenigbaar zijn: sterker nog, ze moeten in één geheel passen; want dit wordt bedoeld als we deze oplossingen rationeel en het universum harmonisch noemen. Ieder mens heeft zijn eigen specifieke karakter, mogelijkheden, aspiraties, doelen. Als ik die doelen en de natuur van de mensen begrijp, en ook inzie hoe deze zich tot elkaar verhouden, kan ik, althans in beginsel, wanneer ik over de nodige kennis en kracht beschik, deze stuk voor stuk realiseren, voor zover de natuur en de doelstellingen in kwestie rationeel zijn. Rationaliteit wil zeggen de dingen en de mensen kennen en al wat ze zijn: ik moet geen stenen gebruiken om een viool te maken, en evenmin geboren vioolspelers fluit laten spelen. Als het universum door de rede wordt geregeerd, zal er geen noodzaak zijn voor dwang; een juist gepland leven voor allen zal samenvallen met volledige vrijheid voor allen - de vrijheid van rationele zelfbepaling. Dit zal zo zijn indien, en alleen indien, het plan het juiste plan is - het ene unieke patroon dat voldoet aan de eisen van de rede. De wetten van het plan zullen de regels zijn die de rede ons voorschrijft; ze zullen alleen irritant zijn voor hen wier rede nog niet gewekt is, die nog niet de ware 'behoeften' van hun eigen 'werkelijke' zelf begrijpen. Zolang elke speler de rol herkent en speelt die hem door de rede is opgelegd - het vermogen dat zijn eigen natuur begrijpt en zijn ware doelen onderscheidt - kan er geen conflict bestaan. Ieder mens zal op het kosmische toneel een acteur zijn die bevrijd is en zelf richting geeft aan zijn leven. Zo vertelt Spinoza dat, hoewel er dwang wordt uitgeoefend over kinderen, het geen slaven zijn, omdat ze gehoor geven aan opdrachten die in hun eigen belang worden gegeven, en dat de onderdaan van een echte samenleving geen slaaf is, omdat in de gemeenschappelijke belangen zijn eigen belangen zijn begrepen. Locke laat zich in soortgelijke bewoordingen uit: 'Als er geen wet is, is er geen vrijheid', omdat de wet van de rede richtinggevend is voor de 'eigenlijke belangen' of het 'algemeen welzijn' van een mens. En hij voegt hieraan toe dat, aangezien alleen dit soort wet 'ons afschermt tegen poelen en afgronden' het niet terecht is hier van belemmering te spreken. De wens om deze wetten te ontlopen noemt hij irrationeel, misbruik van vrijheid, bruut enzovoort. Zijn liberale momenten vergetend, verklaart Montesquieu dat politieke vrijheid niet iets is wat ons toestaat te doen wat we willen, of zelfs te doen wat de wet ons toestaat, maar slechts 'het vermogen om te doen wat we zouden moeten willen', iets wat Kant later vrijwel woordelijk herhaalt. Burke verkondigt het 'recht van het individu om in zijn eigen belang beperkingen opgelegd te krijgen, omdat 'de veronderstelde instemming van alle rationele wezens in overeenstemming is met de voorbeschikte orde der dingen'.  (pagina 47-49)

Terug naar Overzicht alle titels

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen