Prometheus 2021, 91 pagina's - € 16,99
Reeks Nieuw Licht
Wikipedia: Imme Dros (1936)
Korte beschrijving
Voor de meeste deskundigen is het duidelijk: talige betekenis begrijpen we via spreker intenties. De referentiële dimensie van woorden of volzinnen kan daarbij geen rol spelen. Communicatie gaat voor representatie is de gedachte. Dit bemoeilijkt natuurlijk zicht op een gedeelde werkelijkheid. De filosofen Frank Meester en Coen Simon stellen aan Imme Dros de vraag of de visie op taal en betekenis van de vroege Wittgenstein hier misschien een uitweg zou kunnen bieden. Imme Dros, haar leven lang werkzaam als vertaler, is duidelijk: taal is veel meer dan een logische structuur om de werkelijkheid te ordenen. Taal temmen, zegt ze, is zoiets als de kwadratuur van de cirkel. Ze ondersteunt dit met opmerkingen over boeken voor kinderen, over de onvermijdelijke ambiguïteit en ironie van taal, dubbele ontkenning in de 'Odyssee' of over de salieavond bij Multatuli’s held Wouter Pieterse tot aan de anekdote over het gedicht ‘Sebastiaan’ van Annie M.G. Schmidt. Met hier en daar een autobiografisch element is het boekje fris geschreven en rechtstreeks gericht op een breed lezerspubliek.
Tekst op website uitgever
Taal is de stof waar dromen van worden gemaakt, ideeën in worden geformuleerd en waar verhalen uit worden geboren. En ook al loert het misverstand overal, ‘omdat de helft van de mensheid zich slecht uitdrukt en de andere helft slecht luistert’, een andere wereld is er niet, schrijft Imme Dros in Taal is alles wat het geval is.
Met een beroemde tekst van de filosoof Ludwig Wittgenstein als vertrekpunt begint taalmens Dros een virtuoze zoektocht naar de herkomst van woorden en zinnen, waarin ze laat zien wat klanken met ons doen, hoe taal betovert en misleidt. En hoe we altijd aan het vertalen zijn. Niet alleen de teksten uit een vreemde taal, maar ook die uit onze omgangstaal, omdat geen individu hetzelfde klinkt.
Imme Dros (1936) schreef, vertaalde en hertaalde vele boeken, vooral voor kinderen. Met sprankelende taal wist ze de klassieke teksten van Homerus bij steeds nieuwe generaties immens populair te maken.
Fragment uit Taal is alles wat het geval is
I
Wanneer begint taal? Noam Chomsky bracht rond 1950 een omwenteling teweeg in de internationale taalkunde met zijn revolutionaire stelling dat de mens een aangeboren spraakvermogen heeft en dat er aan elke taal een universele grammatica ten grondslag ligt. De heersende filosofie van John Locke dat de mens ter wereld komt als een tabula rasa - een onbeschreven blad waar de eerste kras nop op moet worden gezet - werd onderuitgehaald: behalve een serie erfelijke eigenschappen ligt er een blauwdruk voor taal vast in de ongeboren vrucht. En volgens medisch onderzoek dringen er wanneer een foetus nog onbekommerd ronddobbert in de baarmoeder duidelijk spraakklanken tot hem/haar door. Zoals bij leven en welzijn de mond van een pasgeboren baby met alles aan spier en zenuw vrijwel direct staat naar huilen en zuigen; zoals lijf en ledematen duidelijk voorbereid zijn op bewegen - niet voor niets de dunne buikwand van de aanstaande moeder maandenlang bobbels van schop en stomp - zo blijken ook prenatale oren ondanks het gerommel van nabije stofwisselingskanalen gespitst op geluiden van buitenaf.
Een zeer kunstzinnige aanstaande moeder vertelde eens aan wie het horen wilde dat ze nu ze zwanger was extra veel naar concerten ging en dagelijks klassieke muziek door het huis liet klinken voor haar nog ongeboren genie. Of het effect heeft gehad vermeldt het verhaal niet. Als bij de geboorte in het geheugen een basis is gelegd voor taal, waarom dan ook niet voor muziek? Maar wacht eens een, een Chinese baby die na de geboorte door Nederlandse ouders wordt opgevoed krijgt Nederlands als moedertaal en een Nederlandse baby opgevoed door Chinese ouders Chinees. Zou dat fenomeen ook niet kunnen gelden voor een met Bach opgevoede foetus die wordt opgevoed door pleegouders met liefde voor jazz, rock, funk of smartlap?
Een heel andere vraag: wat ervaart de boreling als hij na een barre tocht onverbiddelijk aan het licht komt in ene oorverdovend, pijnlijk, vreemd, kurkdroog universum? Zou dat begin van het aardse leven niet even schrikbarend zijn als het einde? Geen van de twee evenementen is na te vertellen. Wel wordt het zowel na de geboorte als na de dood nooit meer wat het was, zoveel is zeker.
De mensenbaby staat niet in tien minuten op eigen benen zoals een veulen, er is een zee van tijd nodig om het hulpeloze gedrochtje klaar te maken voor de wereld waarin het zich staande zal moeten houden. (pagina 13-15)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen