Hollands diep 2016, 1102 pagina's - € 49,99
Lenen als E-book via bibliotheek.nl
Oorspronkelijke titel: The pursuit of power : Europe 1815-194 (2016)
Wikipedia: Richard J. Evans (1947-)
Korte beschrijving
Deel VII van het zeer grote project 'The Penguin History of Europe' en in dit kader weer een magnum opus van de periode tussen de Slag bij Waterloo (1815) en het begin van de Eerste Wereldoorlog (1914). In alle opzichten een enorm werk met een duizelingwekkend aantal gebeurtenissen, feiten, personen en cijfers. De negentiende eeuw ligt in tussen de eeuw van het 'ancien régime' (simpel gezegd: de 'pruikentijd') en de 'moderne' twintigste eeuw en was daarmee honderd jaar van grote veranderingen. Technologie, nationalisme, kolonialisme, revoluties, marxisme, (de eerste) vrouwenemancipatie, (her en der) afschaffing van de slavernij en (her en der) groeiende zelfbeschikking van volken. Het was ook de eeuw waarin de macht van Europa over de wereld almaar toenam en 'macht' is volgens Evans dan ook een centraal thema. Meer macht voor arbeiders en burgers maar ook meer macht over de koloniën. In alle opzichten een magistraal verhaal dat je nooit in één keer uitleest. Met twee katernen kleurenillustraties, kaartjes, een literatuurlijst en register.
Fragment uit 2. De paradoxen van vrijheid
Voor de meeste lijfeigenen betekende het werk op het landgoed van de landheer meestal de levering van trekdieren om de ploegen te trekken, maar het kon ook arbeid als dorsen en wannen betreffen, evenals het binnenhalen van de oogst. De hoeveelheid werk was meestal afhankelijk van de hoeveelheid land die een boer bezat. Daarom was bijvoorbeeld in Litouwen waar het land van boeren decennialang was verkaveld, een boer met een pachtgoed van 0,55 hectare gewoonlijk verplicht zijn landheer twee werkers te leveren, één man en één vrouw, elk voor drie dagen per week, waarbij een dag liep van zonsopgang tot zonsondergang. Ook in Rusland gold er een algemene norm van drie dagen, dankzij een uitspraak van tsaar Pavel in 1797. De lijfeigenen moesten regelmatig producten leveren aan de landheer, zoals eieren of melk, noten of groenten. In West-Europa, waar pachtgoederen van boeren meestal erfelijk waren en arbeidsdiensten vaak waren omgezet in geldbetalingen, moest de lijfeigene regelmatig aan de landheer een vergoeding in contanten of nature betalen als hij zijn bedrijf van de hand deed door het te verkopen of het n ate laten aan zijn erfgenamen. Bovendien moest de boer een tiende betalen, meestal in de vorm van een heffing op de productie, aan de landheer en de lokale priester of pastoor. In het grootste deel van Oost-Europa had een boer toestemming nodig van zijn landheer om zijn dorp te verlaten en moest hij een vergoeding betalen als hij verhuisde (vandaar het gevaar om net als Poerlevskij een 'ontsnapte lijfeigene' te worden als hij dit niet deed). (pagina 153-154)
Youtube - Sir Richard J. Evans - Writing the History of 19th-century Europe: the Global Context
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen