ISVW 2024, 287 pagina's - € 24,95
Website Jan Bransen (1958)
Korte beschrijving
Een boek over menselijke crises en de oplossing voor de toekomst: filosofie. Bransen beschrijft hoe de mens crisis op crisis stapelt en dat de problemen zo groot zijn dat we kunnen constateren dat ook de mens een bedreigde diersoort is. Hij pleit voor een mentaliteitsverandering en nodigt de lezer uit om zelf op onderzoek uit te gaan. Het boek benadrukt het belang van filosofie als een gezamenlijke bezigheid en moedigt de lezer aan om actief te worden en zelf op zoek te gaan. Door de straat op te gaan en met anderen te spreken en naar anderen te luisteren kan een mentaliteitsverandering op gang gebracht worden. Filosoferend en op academische toon geschreven. Met één schematische illustratie. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Jan Bransen (Oosterhout, 1958) is hoogleraar Filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit. Hij schreef meerdere boeken. Zijn werk wordt in meerdere landen uitgegeven. Met ‘Laat je niets wijsmaken’ won hij in 2014 de Socrates-wisselbeker voor het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende filosofieboek.
Tekst op website uitgever
We stapelen crisis op crisis. De problemen zijn onderhand zo groot dat de constatering voor de hand ligt dat ook de mens een bedreigde diersoort is. De hoogste tijd, dus, om daar nu eindelijk eens iets aan te doen. Maar wat dan? En hoe? Ga filosoferen, zegt Jan Bransen. Want we moeten anders leren denken. En we moeten betere vragen leren stellen. Aan de hand van elf hoognodige mentaliteitsveranderingen nodigt 'En nu?' je uit om vooral zelf op onderzoek uit te gaan. Filosofie is immers een gezamenlijke bezigheid. Dus, hup, je stoel uit. Ga iets doen. Ga de straat op. Luister. En spreek. Want woorden zijn daden.
Fragment uit (de) Inleiding
We kunnen het niet alleen
In Laat je niets wijsmaken heb ik de prachtige vondst van Harry Kuitert omarmd., die in navolging van Aristoteles opperde dat het een goed idee zou zijn om het woord 'mensen' te beschouwen als een werkwoord. Ik mens, jij menst, wij mensen. Het mooie aan de vondst is dat het benadrukt dat mens zijn een kwestie van doen is. Dat wij mensen zijn betekent dat wij als mensen doen, dat wij 'mensen'. Ons bestaan is een praxis, een praktijk. Ons bestaan, ons leven, is geen statisch gegeven, maar een dynamisch gebeuren. En in dat gebeuren doet onze activiteit ertoe, omdat wij wat gebeurt meemaken. letterlijk. Wij leven ons leven. We maken het mee. Door 'mensen' te beschouwen als een werkwoord valt eenvoudig in te zien waarom in het centrum van ons bestaan telkens weer die fundamenteel existentiële vraag opdoemt: hoe moeten wij mensen?
Geen mens ontsnapt aan die vraag. In ieder leven zijn er momenten waarop deze vraag de volle aandacht opeist. Niet, natuurlijk, op deze volkomen abstracte manier. Als deze vraag zich voordoet, is dat altijd in een concrete, specifieke, lokale, gesitueerde vorm. Zou Sportmarketing in Tilburg de juiste studie voor mij zijn? Zal ik solliciteren op die vacature bij de TNO? Zou het wat voor mij zijn om vader te worden? Kan ik eigenlijk wel vlees blijven eten? En kaas? Moet ik me aanmelden bij Extinction Rebellion? In al deze voorbeelden draait het om de vraag wat ik met mijn leven moet. Die vraag generaliseert zich eigenlijk onmiddellijk en vanzelf tot de vraag wat wij met ons leven moeten, wat wij hier als mens op aarde doen. En dan ben je er, bij de vraag die Aristoteles in zijn Ethica Nicomachea stelde: hoe moet je mensen? Hoe moeten wij mensen? In zijn simpele, algemene abstractie is het de cruciale vraag geworden voor ieder van ons, omdat de manier waarop wij in het Westen de afgelopen vierhonderd jaar zijn gaan mensen geleid heeft tot het Antropoceen, dat geologische tijdperk waarin de aarde zucht onder al die mensen die zo onvoorstelbaar destructief mensen.
De suggestie die ik in dit boek wil doen, is dat de focus op wat aanvankelijk zo'n boeiend werkwoord lijkt, 'mensen', ons uiteindelijk toch de das om zal doen. Er kleeft namelijk een antropocentrisme aan waardoor we de kans lopen dat we de betekenis van een nog veel fundamenteler werkwoord over het hoofd zien, ondanks dat we in onze alledaagse taal veel meer gewend zijn aan dit andere werkwoord. Leven. Ik leef, jij leeft, wij leven. Hoe moeten we leven? Dat hoeft niet menselijk. Leven is immers geen exclusief menselijke aangelegenheid. Volstrekt niet. Er is zoveel leven op aarde, zoveel meer dan alleen het menselijk leven. Hoe doen die anderen het? Hoe leven de amoeben, berken, mieren, wormen, dolfijnen, antilopen en pinguïns. Kunnen we iets van hen leren? Wat is leven, eigenlijk?
Leven is minimaal een kwestie van metabolisme, van stofwisseling, van een permanente interactie tussen organisme en omgeving. Al wat leeft heeft zijn omgeving nodig, leeft fundamenteel dankzij zijn omgeving. In termen van ons hedendaagse economische perspectief zouden we wellicht geneigd zijn te zeggen dat al wat leeft op kosten van zijn omgeving leeft. Die omgeving verlangt daarvoor niets terug - dat zou een moderne, antropomorfe voorstelling van zaken zijn. Dat zou een scheiding impliceren tussen organisme en omgeving die helemaal niet eigen is aan die permanente interactie. De omgeving is geen grondstof, geen al dan niet bruikbare materie die we naar believen aan die omgeving zouden kunnen onttrekken. Dat gaat helemaal niet. Die omgeving zijn we immers ook zelf. Er is geen radicale scheiding tussen ons en de natuur mogelijk. De kringloop van het leven is een totale kringloop waarin wij allemaal opgenomen zijn en dat is 'wij' hier vanzelf vele groter dan alleen de mensheid, dan gaat het onmiddellijk in zijn geheel om al wat leeft. Te beseffen dat wij leven en dat wij dankbaar mogen zijn voor het grotere geheel waarin wij opgenomen zijn, betekent dan ook niet dat wij als organisme, als mens, iets terug zouden moeten doen voor onze omgeving, dat we goed voor ons leefklimaat zouden moeten zorgen. Dat zou immers weer die scheiding impliceren tussen ons als gebruiker en de natuur als leverancier. Nee, het gaat er veel fundamenteler om dat we onze afhankelijkheid moeten erkennen, bevestigen en omarmen, dat w eons realiseren dat leven overgave impliceert. We kunnen het niet alleen.
Voor moderne mensen klinkt 'overgave' spannend, kwetsbaar. Maar uiteindelijk ligt aan die overgave een nog veel mooier inzicht ten grondslag. We hoeven het niet alleen! We hebben het ook nooit alleen gekund. Het naakte feit dat wij leven impliceert namelijk niet alleen die overgave van jou en mij, maar impliceert ook dat onze omgeving er voor ons is, dat onze omgeving ons steunt, ons leven mogelijk maakt. Het vertrouwen in onze omgeving - in de natuur, het klimaat, de samenleving - dat we nodig hebben om die overgave te durven toelaten, te durven omarmen, is een vertrouwen dat niet geschaad is, althans dat niet geschaad is door onze omgeving, onze oikos. Dat vertrouwen wordt echter wel bedreigd door onze ontkenning, door onze zelfvervreemding, door het wantrouwen dat aangewakkerd wordt door ons slecht begrepen verlangen naar radicale onafhankelijkheid. (pagina 17-19)
Lees ook: Laat je niets wijsmaken : over de macht van experts en de kracht van gezond verstand (uit 2013) en Gevormd of vervormd? : een pleidooi voor ander onderwijs (uit 2019)
Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen