Atlas Contact 2023, 214 pagina's - € 20,--
Korte bio van Milio van de Kamp (1991)
Korte beschrijving
Een persoonlijk verslag over de impact van armoede en kansenongelijkheid. Milio van de Kamp beschrijft zijn kansarme jeugd en hoe hij uiteindelijk uit de armoede is ontsnapt. In het huis waarin hij opgroeide was regelmatig geen licht of warm water en in de buurt waar hij woonde was criminaliteit aan de orde van de dag. Van de Kamp bespreekt de gevolgen van armoede — vervreemding van de familie, je nergens volledig thuis voelen, hoge schulden, depressie — en de stigma’s waar hij tegenaan liep. Het boek legt de complexiteit van maatschappelijke ongelijkheid bloot en is tegelijkertijd een erkenning van de onvoorstelbare veerkracht van mensen die van jongs af aan geconfronteerd worden met hun ongelijke startpositie in het leven. In persoonlijke, engagerende stijl geschreven. Voor een brede tot geoefende lezersgroep. Milio van de Kamp (1991) is socioloog en werkzaam als universitair docent aan de UvA. In 2022 werd hij verkozen tot FMG Docent van het Jaar. Eerder schreef hij over kansenongelijkheid en armoede in onder andere de Volkskrant en Het Parool..
Tekst op website uitgever
In het huis waarin Milio van de Kamp opgroeit is regelmatig geen licht of warm water en in de buurt waar hij woont is criminaliteit aan de orde van de dag. Toch lukt hem uiteindelijk wat zovelen niet lukt: ontsnappen uit armoede. Hoewel zijn docent hem adviseert ‘iets lager te mikken’, slaagt hij erin vanuit het vmbo de universiteit te bereiken. Maar de sociale stijging komt niet zonder offers. In Misschien moet je iets lager mikken vertelt Milio aan de hand van zijn eigen ervaringen over de impact van armoede en kansenongelijkheid. Vervreemding van je familie, je nergens volledig thuis voelen, hoge schulden, depressie. Steeds weer loopt hij tegen de stigma’s rondom armoede aan. Dit boek legt glashelder de complexiteit van maatschappelijke ongelijkheid bloot. Het is geen lofzang op het idee dat je alles kunt bereiken, mits je hard genoeg je best doet. Wél is het een erkenning van de onvoorstelbare veerkracht van mensen die van jongs af aan geconfronteerd worden met hun ongelijke startpositie in het leven
Fragment uit Ontwaking
Het tweede jaar aan de universiteit kun je gerust een ontwaking noemen. In mijn eerste jaar was ik vooral bezig mijn weg te vinden in alle informatie en de nieuwe wereld waar ik me ineens in bevond. In mijn tweede jaar had ik wat meer inzicht in de manier waarop de universiteit werkte en kon ik me tegelijkertijd gaan specialiseren. Ik begon steeds meer te lezen van en over klassieke denkers als Karl Marx. Zijn ideeën over het proletariaat, de lagere en arbeidersklasse, die onderdrukt worden door de heersende klassen, ook wel de elite of de bourgeoisie genoemd, gaven me een eerste, kleine verklaring voor mijn eigen ervaring. Tot dat moment kon ik namelijk niet goed plaatsen waarom ik me niet thuis voelde op de universiteit. De gevoelens van ongelijkheid waren er van het begin af aan geweest, maar de woorden om het te begrijpen ontbraken me. Klasse is tegenwoordig immers geen bewust onderdeel meer van onze identiteit, we classificeren ons bijvoorbeeld niet meer als onderdeel van de arbeidersklasse maar eerder in termen van bijvoorbeeld ras, etniciteit, religie, gender en seksualiteit. Je zou kunnen zeggen dat Marx mij de eerste lettergrepen bood om mijn eigen identiteit, mijn klassenidentiteit, te begrijpen.
Terwijl ik een paper schreef kwam ik bij toeval op een andere denker uit, een die ook schreef over ongelijkheid maar daarvoor een andere invalshoek had gekozen dan Marx: Pierre Bourdieu. Hij richtte zich meer op manieren waarop de heersende klasse zichzelf in stand houdt en de afstand tot de lagere en arbeidersklasse bewaakt (of zelfs vergroot). Hij gaf mij de spelling en grammatica om het leven van mezelf en anderen zoals ik vanuit een wetenschappelijk onderbouwd standpunt te beschrijven en begrijpen. Het lezen van zijn werk, en het werk dat op zijn gedachtegoed is gebaseerd, was de grootste openbaring in mijn prille academische carrière. Tot aan dat moment schreef ik alles toe aan individueel falen, ik was bijvoorbeeld boos op mevrouw Pinas, die had gezegd dat ik iets lager moest mikken, op mijn mbo-docent die me door zijn fout onnodig in de luidsprekerwinkel liet werken en de psychologiedocent die riep dat 'het hier geen mbo was'. Bourdieu leerde me de structuren te zien die onder al die individuele handelingen lagen, alsof ik de tralies van het klassensysteem waarin mijn omgeving gevangen zat ineens zo helder kon zien dat ik de ijzeren tralies bijna kon vastpakken.
Zo schreef Bourdieu over de onzichtbaarheid van klassenongelijkheid in het onderwijs vanuit het idee dat hij 'cultureel kapitaal' noemt, het gevoel en de kennis die je hebt van de cultuur, de mores, de gebruiken en de normen in een bepaalbepaalde omgeving, zoals bijvoorbeeld de universiteit. Het gaat om een feel for the game, om aanvoelen hoe je regens hoort te praten, bewegen en je gedragen. Hij liet zien hoe de middenklasse en elite het onderwijs domineren en vormgeven. Zij bepalen de normen en waarden die er gelden en beschermen, reproduceren en bestendigen zo de cultuur van de heersende klassen en daarmee de middenklasse en elite zelf. (pagina 185-186)
Draadje (december 2023)
Lees bijvoorbeeld ook De onmisbaren : een ode aan mijn sociale klasse van Ron Meyer (uit 2021).
Artikel: Starry night aan het eind van de Shifttalks 2023 (november 2023); met een aanvulling over het boek van Milio van de Kamp (december 2023).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen