vrijdag 25 augustus 2023

Jan Drost 2

Dit is niet het einde : een goed leven in de 21e eeuw
De Bezige bij 2023, 287 pagina's  - € 24,99

Wikipedia: Jan Drost (1975)

Korte beschrijving
Een cultuurfilosofisch relaas over een beter mens worden. Een mens kan niet zonder zijn gewoonten, maar het hardnekkig vasthouden aan verkeerde gewoonten heeft ons gebracht waar we nu zijn: in een klimaatcrisis van ongekende proporties. De enige uitweg uit deze crisis is verandering. In het boek zoekt Jan Drost naar een goed leven voor eenentwintigste-eeuwse mensen. Met behulp van schrijvers en denkers als Marcus Aurelius, Søren Kierkegaard en Hannah Arendt en aan de hand van begrippen als rouw, schuld, geweten, liefde en geheeldenken laat hij zien dat we het altijd anders kunnen doen, hoeveel tegenwerking we ook ervaren vanuit de politiek, de samenleving, onze vrienden en familie en onszelf. In heldere, beschouwende stijl geschreven. Voor de meer geoefende lezer. Jan Drost (1975) is een Nederlandse schrijver, docent en cultuurfilosoof. Hij schreef meerdere boeken.

Tekst op website uitgever
Hoe we betere mensen kunnen worden: een filosofisch pad voor verandering

Een mens kan niet zonder zijn gewoonten, maar het hardnekkig vasthouden aan verkeerde gewoonten heeft ons gebracht waar we nu zijn: in een klimaatcrisis van ongekende proporties. De enige uitweg uit deze crisis is verandering. Maar hoe begin je daarmee? Hoe maak je de juiste keuzes? Hoe houd je hoop? Hoe leer je trouw te zijn aan jezelf én aan de aarde?

In Dit is niet het einde zoekt Jan Drost naar een goed leven voor eenentwintigste-eeuwse mensen. Met behulp van schrijvers en denkers als Marcus Aurelius, Søren Kierkegaard en Hannah Arendt en aan de hand van begrippen als rouw, schuld, geweten, liefde en geheeldenken laat hij zien dat we het altijd anders kunnen doen, hoeveel tegenwerking we ook ervaren vanuit de politiek, de samenleving, onze vrienden en familie en onszelf. Drost toont ons hoe we een beter mens kunnen worden. Nu het nog kan.

Fragment uit Over het vertrouwen in de politiek
Ik vraag me af in hoeverre gewoontetrouw zich verhoudt tot vertrouwen, of er een verband tussen beide is. Dat is denk ik niet noodzakelijk. Ik bedoel, dat je nog steeds getrouwd bent met iemand wil niet zeggen dat je diegene ook vertrouwt. En ik heb een vrouw gekend die ter nagedachtenis van haar overleden vader elk jaar op zijn verjaardag in haar eentje een fles wodka van zijn favoriete merk leegdronk (en ondertussen ook wel), maar niet omdat hij nu zo'n heilige was, verzekerde ze me, eigenlijk was hij een enorme klootzak, die goed was in twee dingen: zuipen en iedereen in de steek laten. Maar dat mocht alleen zij over hem zeggen,

Hoe zit het met het vertrouwen in de politiek? Misschien hebben mensen ooit besloten een partij of politicus te vertrouwen en willen ze daarover verder niet meer nadenken - en doen ze dat ook niet. Maar ook dat is niet echt vertrouwen, dat is gewoontetrouw. En zelfs als het wel met vertrouwen begon: als vertrouwen eenmaal is verworden tot gewoontetrouw moet je van goede huize komen om dit nog aan het wankelen te kunnen brengen.

Vaak wordt gezegd dat mensen het vertrouwen in de politiek kwijt zijn. Maar kan dat eigenlijk wel als je in een democratie leeft? Want is dat niet wat op een partij stemmen betekent: dat je je vertrouwen aan die partij schenkt? Zodra je stemt schenk je je vertrouwen. Door niet te stemmen doe je feitelijk hetzelfde: daarmee geef je te kennen dat je erop vertrouwt dat de politiek en je medeburgers het wel zonder jouw inbreng afkunnen. Wat ons vertrouwen betreft lijkt een democratie inclusief: er is geen ontsnappen aan, ze krijgt het hoe dan ook van ons en het telt altijd mee. Dus ook als is je gang naar het stemhokje niet veel meer dan een beweging uit gewoontetrouw en komt er geen bewust vertrouwen aan te pas, er komt wel degelijk vertrouwen aan te pas.

Daarom kunnen we er maar beter voor zorgen dat het vertrouwen dat we schenken (en dat ons sowieso op democratische wijze ontfutseld wordt) een bewust en doordracht vertrouwen is, geschonken aan een partij die dat vertrouwen waard is. Een uit gewoonte geschonken vertrouwen is gevaarlijk, aangezien dat in de praktijk kan neerkomen op blinde steun aan machthebbers, die geen macht meer zouden moeten hebben, ana het goedkeuren van wat je eigenlijk afkeurt, aan het ondermijnen en dwarsbomen van waarden, deugden en idealen die behoren tot wat jij onder het goede leven verstaat. Misschien is het grootste probleem niet zozeer dat mensen geen vertrouwen meer hebben in de politiek (wat dat ook moge betekenen), maar dat mensen sommige partijen en politici nog steeds hun vertrouwen schenken. In vrijwel alle situaties waarin we van vertrouwen spreken, schenken we iemand ons vertrouwen tot het tegendeel te vaak is bewezen. Dan trekken we ons beschadigde vertrouwen in, of is het helemaal weg, en weten we dat de ander ons vertrouwen niet langer waard is (en zoeken we iemand die dat wel waard is). Bij het vertrouwen in de politiek lijkt deze reflectieve beweging dikwijls afwezig, dat lijkt soms wel immuun voor de werkelijkheid en vertrouwensschendingen die hierin plaatsvinden. Daarom is het belangrijk onze gewoontetrouw te wantrouwen, deze te bevragen, ondervragen. En als dat nodig is moeten we ook hier ontrouw zijn, en een andere partij en andere politici zoeken om trouw aan mij te zijn en ons vertrouwen aan te schenken.


Tegelijkertijd is er onder de stemmers een andere categorie gewoontepsychopaten, zij die hun vertrouwen wel degelijk bewust (in elk geval bewuster) schenken aan politici die ze beter niet kunnen vertrouwen. Hun 'vertrouwen' gaat vrijwel zonder uitzondering naar politici die de door hen gekoesterde gewoonten zeggen te vertegenwoordigen. Die beloven dat als je op hen stemt alles bij het oude blijft. Die zeggen dat 'het wel leuk moet blijven' en dat zij hun stinkende best doen om ervoor te zorgen dat de mensen gewoon van het leven kunnen blijven genieten, dat wil zeggen van hun vliegvakanties, hun dagelijkse bal gehakt, dat zij kunnen blijven boeren en zakendoen zoals zij altijd hebben gedaan, enzovoorts. Politici daarentegen die wijzen op de destructieve kanten van die gewoonten en die pleiten voor andere en betere gewoonten worden door deze gewoontepsychopaten ronduit gewantrouwd. Ze voelen zich zelfs persoonlijk door hen aangevallen. Het bekritiseren van hun gewoonten is voor hen iets existentieels bedreigend. En wie hun gewoonten afwijst, wijst ook de mensen af van wie zij die gewoonten geleerd hebben: kom je aan mijn gewoonten, dan kom je aan mijn familie, dan kom je aan mij. Beide aspecten van gewoontetrouw - trouw uit en trouw aan de gewoonte - komen hier samen in een zich onverzettelijk vastklampen aan en schrap zetten tegen. Een tunnelvisie die ertoe leidt dat mensen met liefde een gehaktbal boven de aardbol verkiezen, dat wat hen betreft de hele wereld mag vergaan zolang zij maar hun gewoonten hebben. Dit verklaart eveneens waarom hun vertrouwen vaak niet te schokken lijkt: ze vertrouwen erop dat de partijen waarop zij stemmen de door hen gekoesterde gewoonten verdedigen en zolang het eventuele wangedrag van politici ergens anders plaatsvindt, niet raakt aan het gebied van hun gewoonten en zij er dus niet de dupe van zijn (denken ze), vinden ze veel, zo niet alles best. (pagina 155-158)

Lees ook: Denken helpt (2015)

Terug naar Overzicht alle titels

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen