Thomas Rap 2022, 414 pagina's -
Oorspronkelijke titel: Otherlands : a world in the making (2022)
Thomas Halliday (1989)
Korte beschrijving
Een informatief en onderhoudend boek over de aarde zoals die ooit was, en de werelden die bestonden voor de komst van de mens. Terugreizend in de tijd naar het begin van complex leven dompelt Thomas Halliday de lezer onder in oeroude landschappen. Van de mammoetsteppe in de ijstijd naar de weelderige regenwouden van het Antarctica in ecoceen met zijn kolonies reuzenpinguïns. Deze verdwenen werelden lijken verzonnen, maar elke beschrijving ervan – of het nu de kleur is van het schild van een kever of het ritme van een pterosaurus in vlucht – is terug te vinden in de fossielen die Halliday bestudeert. ‘Oerland’ is in een heldere stijl geschreven, met ruimte voor het persoonlijke perspectief en de professionele praktijk van de auteur. Het boek bevat kaarten en gedetailleerde illustraties van uitgestorven plant- en diersoorten in zwart-wit. Voor geoefende lezers met verregaande interesse in het onderwerp. Thomas Halliday is paleontoloog, evolutiebioloog en wetenschappelijk medewerker van het Natural History Museum.
Tekst op website uitgever
Terugreizend in de tijd naar het begin van complex leven, dwars door alle zeven continenten, dompelt Thomas Halliday ons onder in oeroude landschappen. Van de mammoetsteppe in de ijstijd naar de weelderige regenwouden van het Antarctica in het eoceen met zijn kolonies reuzenpinguïns, naar het Australië van het ediacarium waar de maan veel meer roze was dan onze huidige maan. Deze verdwenen werelden lijken verzonnen, maar elke beschrijving ervan – of het nu de kleur is van het schild van een kever of het ritme van een pterosaurus in volle vlucht – is terug te vinden in fossielen.
Oerland is een epische, adembenemende reis naar het verre verleden en laat de aarde zien zoals die ooit was, en de werelden die er voor ons waren.
Fragment uit (het) Nawoord: Een dorpje met de naam Hoop
De stabiliteit van het systeem van atmosferische stromingen wordt in stand gehouden door de verschillen in temperaturen tussen de hoge en de lage breedtegraden. Als op het noordelijke halfrond de poollucht naar het zuiden en de warmere lucht naar het noorden beweegt, komen ze samen in één stroming - de straalstroom - die dankzij de draaiing van de aarde naar het oosten trekt. Een zware luchtmassa mengt zich moeilijk met een lichtere luchtmassa, zodat in het algemeen de zware poollucht en de warmere, lichtere lucht uit het zuiden niet versmelten. Daardoor ontstaat er op het vlak waar ze elkaar treffen een sterke stroming. Als de aarde opwarmt en de temperatuurverschillen tussen de poolstreken en de gematigde streken kleiner worden, raken luchtmassa's met elkaar vermengd. Daarbij wekken ze kleine wervelwinden op en wordt de stroom turbulenter, waardoor de cohesie van de polaire vortex vermindert. De grens tussen de polaire en gematigde cellen vervaagt en wordt instabiel, zodat het pad van de straalstroom veel verder naar het noorden en het zuiden reikt, vooral in de winter. Door de relatieve temperatuurverschillen boven continenten heeft bijvoorbeeld de straalstroom boven Noord-Amerika de neiging om in de winter ver naar het zuiden te zakken en koude poollucht over een groot deel van het continent te blazen. Als gevolg daarvan heeft Noord-Amerika de afgelopen jaren regelmatig te maken gehad met regionale koudegolven, die veroorzaakt zijn door de wereldwijde temperatuurstijging en de temperatuurnivellering. Op 9 februari 2020 meldde een weerstation op Seymour Island ene nieuw warmterecord voor Antarctica in de moderne tijden: 20,75 graden Celsius; en de gemiddelde temperatuur gaat al decennialang jaar na jaar gestaag omhoog.
Dit mag geen verrassing zijn. Door onze atmosfeer te vergelijken met die in het verleden kunnen we voorspellen hoe wereldwijde klimaten eruit zouden moeten zien. De huidige atmosfeer lijkt qua samenstelling op die van het oligoceen, de overgangsfase tussen broeikas en sneeuwbal. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) verwacht dat we - als we de huidige plannen uitvoeren - nog binnen de levensduur van onze jongste kinderen een CO2-niveau in onze atmosfeer bereiken dat sinds het eoceen niet meer zo hoog is geweest. En mocht dat gebeuren, dan zullen we uiteindelijk ook de temperaturen uit het eoceen bereiken. De onzekerheid ligt niet in de hoogte van de uiteindelijke temperatuur, maar uitsluitend in de hoeveelheid tijd die het de atmosfeer kost om zich aan te passen, aangezien de terugkoppelingssystemen van het milieu van de aarde zorgen voor een vertraging tussen het bereiken van atmosferische stabiliteit en een uiteindelijk temperatuurniveau. Er is maar één manier om deze concentraties - en daarmee deze temperaturen - te voorkomen: de zuurkoolemissie sneller verminderen dan momenteel is gepland.
Het merendeel van de koolstofemissies is afkomstig van fossiele brandstoffen: olie die is ontstaan uit de lichamen van plankton, en steenkool die is ontstaan in de lycopodenmoerassen. Tot dusverre zijn er drie biljoen ton aan koolstof in fossiele brandstoffen ontdekt, waarvan slechts zo'n half biljoen ton is verbrand; en toch voelen we de effecten al. Het fossielenarchief toont ons de omstandigheden die tot de vorming van deze voorraden hebben geleid, en de uitgestrekte tropische moerassen van het carboon zullen vandaag de dag niet meer terugkeren. De wereld verkeert simpelweg niet in de positie om de koolstofreserves op een natuurlijke wijze op te slaan in de hoeveelheid die vereist is om klimaatverandering tegen te gaan. Planten zijn nog steeds het grootste koolstofriool in de moderne tijd, en verhoogde CO2-niveaus zullen fotosynthese enigszins stimuleren. Maar we hebben nog niet de bosrijke ecosystemen en uitgestrekt emoerassen die nodig zijn voor de vorming van genoeg steenkool om ons verbruik te compenseren. (pagina 338-340)
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen