W Books 2021, 509 pagina's - € 34,95
Korte biografie van Jan Lucassen (1947)
Korte beschrijving
Een overzicht van verschuivingen in de arbeidsverhoudingen vanaf de prehistorie tot nu, inclusief een blik op de toekomst. Centraal staan samenwerking en ondergeschiktheid (horizontale en verticale arbeidsverhoudingen) en de relatie tussen inspanning en beloning. Deze worden uitgewerkt in zes historische periodes. De eerste periode is die van het jagen en verzamelen. Men leefde in huishoudens en kleine leefgemeenschappen waarin samenwerking centraal stond en opbrengsten gelijkelijk verdeeld werden. Vervolgens ontstond de vroege landbouw waarin tevens grotere opbrengsten mogelijk waren dan nodig voor het eigen gebruik. Daarmee kon arbeidsdeling ontstaan en ongelijkheid. Met het ontstaan van steden kwam het werken buiten het huishouden tot bloei en vormden zich verschillende vormen van arbeidsverhoudingen, zoals we die nu ook nog kennen. Daarop volgenden de perioden van werken voor de markt, de eerste globalisering middels kolonialisme, en de industriële revolutie. Het is een boek met diepgang en een aanrader voor iedereen die in arbeidsverhoudingen geïnteresseerd is. Het boek is voorzien van illustraties, literatuurverwijzingen en een register.
Tekst op website uitgever
In het imposante De wereld aan het werk beschrijft historicus Jan Lucassen het verhaal van de werkende mens. Deze eerste echte wereldgeschiedenis van menselijke arbeid, volgt hoe de prehistorische jager-verzamelaar zich ontwikkelt tot de hedendaagse kantoormens. Een fascinerende geschiedenis die ons de weg wijst naar het begrijpen van de rol van werk in onze samenleving.
Mensen werken omdat het moet, maar ook omdat we er plezier en voldoening aan bleven. Volgens Lucassen werken we niet alleen om te leven maar is het ten diepste een manier waarop we uitdrukking geven aan onze identiteit en behoeften. Dat doen we door net als ooit de jager-verzamelaars samen te werken met anderen.
De mens geeft over de hele wereld vorm aan werk. Van China en India tot Afrika en Europa, overal wordt gewerkt. Dichtbij huis in het huishouden, maar ook in stammen, steden en staten. De verdeling van arbeid tussen mannen, vrouwen en kinderen, de rol van geld en de collectieve vereniging van arbeiders komen aan bod. Lucassen staat stil bij de impact van slavernij, migratie en jawel, vrije tijd. De wereld aan het werk is een uniek boek dat in oktober verschijnt tijdens de Maand van de Geschiedenis met als thema ‘Aan het werk.’
Fragment uit (het) Voorwoord
Het idee voor dit boek is ontstaan in de jaren negentig, in die optimistische tijd na de val van de Berlijnse muur. Het staatssocialisme had gefaald en daarmee schijnaar ook het denkbeeld dat de uitgebuite arbeider alleen bevrijding kon vinden in een volledig 'klasseloze' samenleving. In plaats daarvan kwam een nieuwe utopische droom bovendrijven. Die werd geboren in het Westen maar werd al gauw overal omarmd, met evenveel enthousiasme als waarmee Coca-Cola wereldwijd was verwelkomd. Van nu af aan, zo leek het wel, zou het ons lukken ons inkomen te vergaren als zelfstandig ondernemer door onze creatieve talenten te verhuren aan de hoofste bieder. We zouden misschien maar een paar uur per dag of zelfs per week hoeven werken. Ja, we zouden zó succesvol zijn dat we uiteindelijk tijd zouden overhouden - zeeën van verrukkelijke vrije tijd. Niet productie zou ons leven definiëren, maar consumptie.
Cruciaal in deze utopie is het idee dat alleen losers werken voor iemand anders; de nieuwe ware winnaars zijn de zzp'ers en de ondernemers, en iedereen hunkert naar een 'portfoliocarrière'. En hoewel de bankencrisis van 2008 en meer recent de wereldwijde coronapandemie het enthousiasme enigszins hebben getemperd , is deze utopie nog springlevend, al was het maar door gebrek aan een serieus alternatief. De ondernemer een held, de gewone werknemer een loonslaaf.
Deze misvatting is wijdverbreid. Ze leeft immers niet alleen onder voorstanders van de 'vrije' markt, maar is evenzeer een bron van links utopisch denken; hier uiteraard niet door het ophemelen van zelfstandig ondernemerschap, maar door de verheerlijking van loonarbeid voor de gemeenschap en, daarmee samenhangend, de notie van welverdiende vrije tijd.
Ik ben me steeds meer gaan storen aan deze kijk op mensen die gewoon hun werk doen als hetzij uitgebuite slachtoffers, hetzij weinig vindingrijke en fantasieloze sufferds. Niet dat ik iets heb tegen de ondernemingsgeest van het individu. Maar is werk - en daarmee bedoel ik hier specifiek loonarbeid en het kleine ondernemerschap zonder de utopische vergezichten van grenzeloze expansie - een uitstervende dagvulling? Vinden we de geschiedenis van het werk van de gewone man en vrouw dan ook niet meer belangrijk? En wat betekent de verheerlijking van vrije tijd en ondernemerschap voor de vrouwenemancipatie en het streven naar gelijke kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt (om nog maar te zwijgen over de waardering van huishoudelijk werk)? (pagina 7)
Lees vooral ook: Werk : een geschiedenis van de bezige mens - van de oertijd tot heden van James Suzman (uit 2020), Werk in de 21e eeuw : arbeid, macht en welvaart in het digitale tijdperk van Ryan Avent (uit 2017) of De ambachtsman : de mens als maker van Richard Sennett (uit 2008)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen