Sterck & De Vreese 2021, 288 pagina's - € 25,95
Website Hans Plets (19?)
Korte beschrijving
De auteur, fysicus, sterrenkundige en filosoof, schreef een geschiedenis van fysica en kosmologie, die soms een raakvlak heeft naar de filosofie, zoals bij de Klassieke Oudheid en de Wiener Kreis en Popper. Hij doet dit met een grote kennis van zaken en stofbeheersing. Daarbij heeft hij een heldere stijl, waarmee hij de materie begrijpelijk maakt. Als het toch moeilijk wordt, ligt dat aan de onderwerpsmaterie. Plets behandelt de hele geschiedenis vanaf de vroege Grieken via Plato en Aristoteles, Alexandrië en de Middeleeuwen. Dan de revolutionaire ontwikkeling in de Renaissance naar de huidige wetenschap. Hij houdt niet op bij de kwantumfysica, maar gaat verder tot de eigen tijd. Opvallend is dat de ontwikkeling van de wetenschap niet tot meer zekerheid, maar tot steeds meer twijfel leidt. Voor wie thuis wil raken in deze materie, is dit een onmisbaar boek.
Tekst op website uitgever
De mens stond eeuwenlang in het centrum van een behapbaar en geborgen universum, tot Copernicus de mens uit het centrum van de kosmos verjoeg, en we uiteindelijk zelfs verbannen werden naar een uithoek van de Melkweg, een onbeduidend stipje in een onpeilbaar groot universum. Hoe meer we weten, hoe raadselachtiger de wereld blijkt. Een kosmos geregeerd door toeval, zonder plan, zonder doel. Vandaag zijn we nog steeds op zoek naar het ultieme inzicht in de fundamenten van de werkelijkheid en onze verhouding tot de kosmos. Is onze eindbestemming wel bereikbaar? Zijn we niet stilaan hopeloos verdwaald? Hans Plets is fysicus, sterrenkundige en filosoof. In dit boek combineert hij deze drie domeinen bij zijn zoektocht naar onze kennis over de werkelijkheid en komt tot unieke inzichten op het gebied van de wetenschap, filosofie en geschiedenis.
Hans Plets is fysicus, sterrenkundige en filosoof. In dit boek combineert hij deze drie domeinen bij zijn zoektocht naar onze kennis over de werkelijkheid en komt tot unieke inzichten op het gebied van de wetenschap, filosofie en geschiedenis.
Fragment uit (de) Inleiding
De sofisten in het antieke Griekenland wisten het al: de mens is de maat van alle dingen. We bekijken de wereld steeds vanuit ons standpunt en meten alles af aan onze eigen standaard. Atomen vinden we onooglijk klein, sterrenstelsels reusachtig groot. Het leven van een eendagsvlinder is voorbij in een zucht, de levensduur van een Groenlandse walvis onvoorstelbaar lang.
Met deze homo-mensura-stelling maken we onszelf misschien belangrijker dan we zijn, maar het alternatief, ten volle beseffen dat je, ruim gemeten, honderd jaar doorbrengt op een onooglijk klein plekje in een gigantisch groot universum dat bijna veertien miljard bestaat, klinkt dan ook niet bijster aantrekkelijk.
Zo denken we dan ook dat ons bestaan speciaal en betekenisvol is. Precies tijdens die honderd jaar van mijn bestaan en juist op dit plekje van de kosmos, gebeurt iets bijzonders, God openbaart zich, de wereld zal vergaan, aliens zullen ons hun bestaan onthullen, ik ben in dit leven geroepen met een missie. Of iets subtieler: het denken over de werkelijkheid bevindt zich juist nu op een kruispunt.
En toch is dit laatste wat de meeste wetenschappers echt denken. Aan het eind van de negentiende eeuw beschouwden natuurkundigen de fysica nog als min of meer afgerond. Een van de latere grondleggers van de kwantumfysica kreeg in die periode zelfs de goede raad zijn talent niet te verspillen aan natuurkunde en iets nuttigers te gaan doen met zijn leven. Maar even later zette die kwantumfysica, samen met de relativiteitstheorie, ons denken over de werkelijkheid helemaal op zijn kop.
Sindsdien regent het successen. De nieuwe theorieën doen de gekste voorspellingen en die komen nog uit ook, akelig precies zelfs. Eeuwenlang hebben we met de fijne kwast van een archeoloog stof en vuil weggeveegd om, met de nodige tegenslagen en dwaalsporen onderweg, laagje na laagje dieper tot de werkelijkheid oor te dringen. Met de komst van de kwantumfysica en relativiteitstheorie lijkt het of we er met de grove borstel doorheen gaan en in één beweging verschillende lagen stof verwijderen.
Maar net wanneer de hoop het grootst wordt dat we in de buurt van de ultieme onderliggende kern komen, wil het plotseling allemaal niet meer zo goed lukken. O ja, we boeken nog steeds schitterende successen, zoals de ontdekking van het higgsdeeltje of de waarneming van de klank van botsende zwarte gaten die ruimte en tijd vervormen. Maar ondanks schitterende ideeën van verbluffend bekwame wetenschappers, komen we al een tijdje niet echt dieper bij het ontrafelen van de ware aard van de werkelijkheid.
Integendeel, hoe dieper we graven, hoe vreemder de ondergrond. Onze kennis gaat slechts over een klein stukje van de werkelijkheid. Over 95% ervan weten we nagenoeg niets. Dezelfde problemen schreeuwen al enkele decennia tevergeefs om een oplossing. Tegelijkertijd heeft de wetenschap ons een kijk op de werkelijkheid gegeven waar je niet meteen vrolijk van wordt. We zijn het resultaat van blind toeval, er schuilt geen enkele zin, betekenis of doelgerichtheid in het heelal, ons bestaan doet er niet toe, de werkelijkheid is per slot van rekening helemaal niet op onze maat geschreven.
Wat doe je wanneer je het even niet meer weet? Misschien even een stap opzijzetten en kijken welke weg we tot dusver afgelegd hebben om onze verhouding tot de werkelijkheid te verhelderen. Want de mens heeft zich altijd al afgevraagd hoe de wereld in elkaar zit. Misschien kunnen we de vraag naar onze plaats in de kosmos op die manier in en breder perspectief plaatsen. (pagina 9-10)
Terug naar Overzicht alle titels