Regels voor het mensenpark : kroniek van een debat
Boom 2000, 176 pagina's - € 24,90
Oorspronkelijke titel: Regeln für den Menschenpark. Ein Antwortschreiben zu Heideggers Brief über den Humanismus (1999)
Wikipedia: Peter Sloterdijk (1947)
Korte beschrijving
Het gebeurt niet vaak dat een levende filosoof zoveel weerklank vindt als de Duitse filosoof Peter Sloterdijk (1947); tegelijk zijn zijn geschriften voorwerp van heftige discussies, zoals een lezing die hij hield voor een gezelschap filosofen en die, hoewel niet voor publicatie bestemd, door een journalist op nogal tendentieuze wijze verslagen werd. De lezing ging onder meer over de vraag of er een morele codex mogelijk is met betrekking tot de nieuwe technologisch-biologische mogelijkheden om mensen ingrijpend te veranderen. Sloterdijk wilde uitlokken dat dit onderwerp ook eens door de filosofie serieus bediscussieerd zou worden. In plaats daarvan ontstond er in Duitsland een scherpe polemiek in de kranten die vooral om posities, generatieconflicten en collegiale nijd leek te gaan. Er is een Nederlandse uitgave voor nodig om te weten wat er door diverse mensen gezegd is. Dat maakt dit tot een nuttig boek: de lezer kan zelf oordelen. Opmerkelijk is dat juist de niet-Duitse bijdragen, waarvan sommige heel kritisch, de meest zinnige zijn, zoals die van Paul Scheffer en Jan Vorstenbosch.
Fragment (pagina 7)
Levend in de tijd van het existentialisme,
die men het 'tijdperk van het wantrouwen' noemde,
vatte Sartre het menselijk bestaan samen onder een paradoxale formule:
de mens is een wezen, veroordeeld tot vrijheid.
Dat klopt in een tijd waarin eenzaamheid en engagement
de gevleugelde woorden waren.
Onze tijd echter wordt beheerst door de parolen
coöperatie en communicatie. Daardoor zitten we
gevangen in een andere paradox:
wij zijn veroordeeld tot het vertrouwen.
Dat betekent niet dat we als blinden
de toekomst van de monsterlijke technologie tegemoet rennen,
maar met een onbegrensde vrijheid en op basis van huidige kennis|
discussiëren over de risico's van ontwikkelingen
die allang zijn begonnen.
Peter Sloterdijk, Le Monde, 9 oktober 1999
Het is een kenmerk van het technische en antropotechnische tijdperk dat mensen meer en meer aan de actieve of subjectieve kant van de selectie belanden, ook zonder dat ze zich opzettelijk in de rol van selector hebben hoeven dringen. Men kan bovendien vaststellen: er bestaat onbehagen over de macht van de keuze, en het zal spoedig een optie voor onschuld zijn als mensen expliciet weigeren de macht tot selectie uit te oefenen die ze feitelijk verworven hebben. Maar zodra op een bepaald gebied de macht van de wetenschap positief ontwikkeld is, slaan mensen een slecht figuur wanneer ze - als in de tijden van vroeger onvermogen - een hogere macht, of het nu God is of het toeval of de anderen, in hun plaats willen laten handelen. Aangezien louter weigeren of afhaken op zijn eigen steriliteit pleegt stuk te lopen, zal het er in de toekomst wel op aankomen het spel actief mee te spelen en een codex van antropotechnieken te formuleren. Zulk een codex zou met terugwerkende kracht ook de betekenis van het klassieke humanisme veranderen - want daarmee zou worden blootgelegd en neergeschreven dat humanitas niet alleen vriendschap van de mens met de mens inhoudt; ze impliceert ook altijd - en in toenemende mate expliciet - dat de mens voor de mens de hogere macht vormt.
Iets hiervan stond Nietzsche voor ogen toen hij zichzelf, vooruitkijkend naar zijn invloed in de toekomst, een force majeur noemde. Men kan de ergernis die deze uitlating veroorzaakte laten voor wat zij is, daar het voor de beoordeling van zulke pretenties vele eeuwen, zo geen millennia te vroeg is. Wie heeft adem genoeg om zich een tijdruimte voor te stellen waarin Nietzsche even historisch zal zijn als Plato het vóór Nietzsche was? Het is voldoende zich te realiseren dat de komende lange tijdspanne voor de mensheid een periode van politieke beslissingen inzake de soort zal zijn. Daarbij zal blijken of het de mensheid of haar voornaamste culturele vertegenwoordigers lukt tenminste weer effectieve methodes te ontwikkelen om zichzelf te temmen. Ook in de huidige cultuur (net als de Romeinse) voltrekt zich de titanenstrijd tussen de remmende en de bestialiserende impulsen en hun bijbehorende media. Flinke successen bij het temmen zouden al een hele verrassing zijn, een beschavingsproces in aanmerking genomen waarin een ongekende ontremmingsgolf schijnbaar onstuitbaar voortrolt. Maar of de ontwikkeling op lange termijn ook tot een genetische hervorming van de eigenschappen van de soort zal leiden; of een toekomstige antropotechnologie zal voeren tot een expliciet plannen van eigenschappen; en of de mensheid wereldwijd een omschakeling zal kunnen maken van het geboortefatalisme naar de geboorte-bijkeuze en naar prenatale selectie - dat zijn vragen waarbij, hoe vaag en ongemakkelijk ook, de evolutionaire horizon voor ons begint op te lichten.
Het behoort tot het kenmerk van de humanitas dat mensen voor problemen geplaatst worden die te zwaar voor hen zijn, zonder dat ze zich zouden kunnen voornemen ze vanwege hun zwaarte niet aan te pakken. Deze provocatie van de mens door het onontkoombare, dat tegelijk niet te overmeesteren is, heeft al in het begin van de Europese filosofie een onvergetelijk spoor achtergelaten - en misschien is de filosofie zelf dit spoor in de breedste zin. Na het eerder gezegde is het niet al te verrassend meer dat dit spoor in het bijzonder een discours over het hoeden en telen van mensen blijkt.
Klik hier voor een recensie (Trouw, 25 september 1999)
Terug naar Overzicht alle titels