Ten Have 2024, 317 pagina's - € 24,99
Oorspronkelijke titel: Against Empathy: The Case for Rational Compassion (2016)
Wikipedia: Paul Bloom (1963)
Korte beschrijving
Een diepgaand betoog tegen empathie en vóór rationele compassie als morele leidraad. Hoogleraar Paul Bloom betoogt dat empathie geen degelijke basis voor moreel handelen is, maar een kortzichtige en irrationele emotie, die mensen vooral voelen voor anderen die op hen lijken. Hij stelt dat empathie op korte termijn werkt, maar op lange termijn schadelijke gevolgen heeft; denk hierbij aan racisme of chauvinisme. Bloom baseert zijn argumenten op uitgebreid wetenschappelijk onderzoek en pleit voor rationele compassie als basis voor humane en morele beslissingen. Intelligent en vaardig geschreven. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep.
Paul Bloom (Montréal, 1963) is een bekende Canadese hoogleraar psychologie aan Yale. Hij schreef vele Engelstalige boeken. Dit is zijn eerste werk dat in het Nederlands werd vertaald.
Tekst op website uitgever
We denken vaak dat empathie de ultieme bron van goedheid is. Volgens Paul Bloom is niets verder van de waarheid. Overtuigend toont hij dat empathie een grillige en irrationele emotie is, die we vooral voelen voor mensen zoals wijzelf.
Gebaseerd op grondig wetenschappelijk onderzoek, houdt Bloom een pleidooi voor rationele compassie. Juist op basis daarvan kunnen we humane en morele beslissingen nemen. Tegen empathie werd bij verschijning in 2016 direct een moderne klassieker in de psychologie.
Fragment uit hoofdstuk 6. Tijd van de rede
Aristoteles omschreef de mens als een rationeel dier, maar hij had nog nooit van de Third Pounder gehoord.
In de jaren tachtig bedacht restaurantketen A&W een burger die kon concurreren met de populaire Quarter Pounder van McDonald's. Zo kwamen ze met de Third Pounder, die meer rundvlees bevatte, goedkoper was én beter presteerde in blinde smaaktesten. Het werd een mislukking. Uit focusgroepen bleek dat de naam het probleem was. Klanten hadden het idee dat het bedrijf er re veel voor rekende. Ze gingen ervan uit dat een derde pond rundvlees minder was dan een kwart pond rundvlees, aangezien de 3 in 1/3 een lager getal is dan de 4 in 1/4.
In sommige opzichten sluit dit verhaal over rekenkundig gestuntel goed aan bij het thema van dit boek tot nu toe. Ik heb betoogd dat we onze oordelen en ons gedrag al te gemakkelijk laten sturen door onze buikgevoelens en emotionele reacties. Dat is misschien niet echt een rekenkundige fout, maar niettemin een vergissing die tot onnodig lijden leidt. Wij gedragen ons vaak als irrationale dieren.
Tegelijkertijd veronderstelt mijn betoog tegen empathie ook rationaliteit. Beweren dat 'dit soort oordelen gebrekkig zijn', daar zelf van overtuigd zijn en van jou verwachten dat je het gelooft, veronderstelt een psychologisch vermogen dat niet aan dezelfde gebreken onderhevig is. Het argument is dus dat we weliswaar worden beïnvloed door buikgevoelens zoals empathie, maar daar geen slaaf van zijn. Dat kan beter, bijvoorbeeld door te vertrouwen op een kosten-batenanalyse bij de beslissing om een oorlog te beginnen, of door te erkennen dat het leven van een vreemde net zo belangrijk is als het leven van ons eigen kind, ook al houden we van ons kind en koesteren we gene speciale gevoelens tegenover mensen die we niet kennen.
Het idee dat de menselijke natuur twee tegengestelde kanten heeft - emotie versus rede, instinctieve gevoelens versus zorgvuldige en rationele overweging - is misschien wel de oudste en meest veerkrachtige psychologische theorie van allemaal. We vinden haar al bij Plato, en ze vormt tegenwoordig de essentie van wat handboeken ons vertellen over cognitieve processen. Die gaan uit van een dichotomie tussen 'hete' en 'koude' mentale processen, tussen een intuïtief 'Systeem 1' en een deliberatief 'Systeem 2'. Dit contrast wordt mooi weergegeven in de titel van Daniel Kahnemans bestseller, Thinking, Fast and Slow - Snel en langzaam denken.
Toch zijn er velen die mensen dat het delibertatieve deel - 'koude cognitie', Systeem 2 - grotendeels machtellos is. Pleiten voor de centrale rol van weloverwogen redeneren wordt gezien als filosofisch naïef, psychologisch, ongekunsteld en zelfs politiek verdacht.
Ik schreef onlangs een kort artikel voor The New York Times waarin ik een samenvatting gaf van verschillende onderzoeken naar de vraag hoe moeilijk het is om te begrijpen wat er in de hoofden van andere mensen omgaat. Ik betoogde in dat artikel dat we slecht zijn in wat soms 'cognitieve empathie' wordt genoemd. Ik had gedacht dat veel mensen het niet met me eens zouden zijn, en dat was ook zo, maar wat me verraste was de reactie op de slotzin van mijn artikel, die luidde: 'Onze inspanningen moeten in plaats daarvan gericht zijn op het ontwikkelen van het vermogen om een stap terug te doen en een objectieve en eerlijke moraal te ontwikkelen.'
Ik vond dit een redelijk en eigenlijk behoorlijk saai slot, maar veel commentatoren vielen me erop aan. Ze vroegen zich - vaak met enige minachtig - af wat deze objectieve en eerlijke moraal dan wel zou moeten zijn. Bestond er wel zoiets? En als dat zo was, waarom zou daarop vertrouwen dan een goede zaak zijn? In dezelfde geest schreef een hoogleraar sociologie mij ooit. Hij vertelde mij vriendelijk dat mijn nadruk op de rede een tamelijk westers, wit en mannelijk perspectief was. Hij gebruikte die woorden niet, maar de essentie van zijn beleefde brief was dat ik me meer bewust zou moeten zijn van mijn privileges.
Dit soort reacties verbijsteren me. Er is veel serieuze discussie over het soort moraal dat we zouden moeten hebben - moraalfilosofie is een moeilijke zaak - maar het pleidooi voor een objectieve en eerlijke moraal lijkt me evident. Zouden we de voorkeur moeten geven aan een subjectieve en oneerlijke moraal? (pagina 239-241)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen