woensdag 23 oktober 2024

Timothy Snyder 3

Over vrijheid
Balans 2024, 454 pagina's € 32,50

Oorspronkelijke titel: On freedom (2024)

Wikipedia: Timothy Snyder (1969)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Wat is vrijheid? Waarom is onze vrijheid in gevaar? En waarom is vrijheid onze enige kans om te overleven? Vrijheid is de kern van onze westerse wereld, het hart van onze democratie, maar we zijn uit het oog verloren wat het betekent, met crisis als resultaat. Te veel mensen beschouwen vrijheid als de afwezigheid van staatsmacht. We denken dat we vrij zijn als we kunnen doen en zeggen wat we willen en zo min mogelijk worden gehinderd door de overheid. Maar echte vrijheid is niet zozeer vrijheid van als wel vrijheid om – om te gedijen, om dingen op het spel te zetten voor een toekomst die we samen kiezen en waar we samen aan werken. Vrijheid is de waarde die alle andere waarden mogelijk maakt. Op basis van het werk van filosofen en politieke dissidenten, gesprekken met hedendaagse denkers, zijn eigen ervaringen en reportages uit onder meer Oekraïne, waar hij president Zelensky sprak, beschrijft Snyder wat er nodig is voor een toekomst waarin wij en de generaties na ons kunnen floreren. Daarbij heeft hij zowel oog voor het belang van tradities (die door rechts worden verdedigd) als voor de rol van de instituties (de prioriteit van links). Over vrijheid is het even briljante als urgente, hoogst actuele nieuwe boek van de beroemde historicus en auteur van onder andere de bestsellers Bloedlanden en Over tirannie.

Timothy Snyder is hoogleraar geschiedenis aan Yale University. Van zijn hand verscheen in 2009 Bloedlanden. Europa tussen Hitler en Stalin, dat internationaal lovend werd besproken en bekroond werd met onder meer de Hannah Arendt Prijs en de Leipziger Boekenprijs. Samen met Tony Judt publiceerde hij Denken over de twintigste eeuw


Fragment uit 5. Solidariteit

Isolatie is een essentieel onderdeel in de politiek van het 'rationele', behavioristische programma. De communisten bleven aan de macht doordat ze mensen bij elkaar vandaan hielden. Alle relaties draaiden om macht, en die stroomde van het politbureau omlaag naar het volk. Toen de laat-communistische samenlevingen nog stabiel waren, hielpen burgers mee een publieke sfeer van hele en halve leugens te creëren. Ze geloofden niet langer in de ideologie, maar ze deden alsof. Havel was bezorgd dat een dusdanig ingesleten, halfbewuste leugenachtigheid de onvoorspelbare levensterreinen zou verstoren, waar de authentieke belangen van mensen elkaar konden overlappen. Het was lastig voor mensen om spontane menselijke contacten op te doen doordat ze het gevoel hadden dat ze zich voortdurend moesten conformeren als ze de dag heelhuids wilden doorkomen.
De dingen waar ze om gaven begonnen schandelijk en stiekem te lijken. Voor de dissidenten betekende de civil society horizontale relaties, betrekkingen op basis van de dingen waar mensen echt van hielden.
  Het grote succes van de civil society in Oost-Europa was de Poolse vakbond Solidarność. In 1980 gingen de Poolse arbeiders niet alleen staken voor economische doelen maar ook voor mensenrechten onder het verstandige motto 'Geen vrijheid zonder solidariteit!' De arbeiders dwongen het communistische regime om hun eisen in te willigen en hun vakbond had al snel tien miljoen leden. Zolang Solidarność legaal was in het communistische Polen, waren de alcoholconsumptie en het zelfmoordcijfer laag. Ofschoon Solidarność in 1981 onderdrukt werd, vormden de veteranen ervan in 1989 de eerste procommunistische regering van Oost-Europa,
  In 1989 wees Polen dankzij de civil society de weg naar een postcommunistische toekomst. Vrijheid vereist tenslotte meer dan alleen de afwezigheid van Sovjetgeweld. Vrijheid vereiste ook een positief begrip van een nieuwe politieke orde. Adam Michnik zette, nadat hij uit de gevangenis was vrijgelaten, de leus van de vakbond in het impressum van een krant: GEEN VRIJHEID ZONDER SOLIDARITEIT! Een paar maanden later werd Havel tot president van Tsjechoslowakije gekozen. In Poging om in je waarheid te leven erkende Havel de praktische noodzaak van solidariteit als ene stap in de richting van bevrijding. As onvrijheid een collectief project was, schreef Havel, dan was vrijheid dat ook. Hij wees op 'het overweldigende besef dat vrijheid ondeelbaar is'. 
  De filosoof Charles Taylor, die sympathiseerde met de Solidarność-beweging, brak op zijn manier een lans voor solidariteit en vrijheid: 'Het vrije individu dat zichzelf aldus benoemt, heeft een verplichting om de maatschappij waarin deze identiteit mogelijk is, te vervolmaken, te herstellen of te steunen.' Als vrijheid een recht is, hield de filosoof Joseph Raz vol, dan is ze ook een plicht. Vrijheid kan niet zelfzuchtig zijn. Verklaren dat je vrij bent, is hetzelfde als beloven dat je je zo zult gedragen dat anderen vrij kunnen zijn. We moeten ons een samenleving van vrije mensen voorstellen en die proberen op te bouwen. In moreel, logisch en politiek opzicht bestaat er geen vrijheid zonder solidariteit. (pagina 282-284)


Alleen samen kun je vrij zijn, ziet schrijver Timothy Snyder (gesprek van Lex Bohlmeijer, De Correspondent, oktober 2024)

Lees ook: Over tirannie : twintig lessen uit de twintigste eeuw (uit 2017) en De weg naar onvrijheid : Rusland, Europa, Amerika (uit 2018).

Artikel: Charles ‘Phaedrus’ Taylor? (oktober 2024)

Terug naar Overzicht alle titels

dinsdag 22 oktober 2024

Sander Schimmelpenninck 2

De domheid regeert : hoe opzettelijke onwetendheid een politieke strategie werd
De Correspondent 2024, 172 pagina's € 22,--

Wikipedia: Sander Schimmelpenninck (1984)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
In deze messcherpe analyse laat Sander Schimmelpenninck zien hoe domheid Nederland steeds meer in zijn greep heeft.

Het is een groot taboe in Nederland: domheid benoemen. Want domheid wordt geassocieerd met ‘lage intelligentie’. De domheid in dit boek is geen eigenschap, maar een politieke strategie. Beter weten, of kunnen weten, en toch vasthouden aan bewezen onwaarheden, onterechte beschuldigingen en misleidende frames. In deze messcherpe analyse laat Sander Schimmelpenninck zien hoe dat soort domheid Nederland steeds meer in zijn greep heeft. Het vult talkshows, bepaalt verkiezingen en maakt je tot een influencer van formaat. Maar het tast ook de democratie, de rechtsstaat, de wetenschap en de journalistiek aan. Daarom moet domheid als strategie worden ontmaskerd. Niet om mensen als dom ‘weg te zetten’, maar om te beschermen waar domheid het op gemunt heeft: de open, democratische samenleving. Sander Schimmelpenninck (1984) is journalist, columnist bij de Volkskrant en presentator van de Zelfspodcast. In de tv-serie Sander en de kloof stelde hij kansenongelijkheid aan de kaak, in zijn boek Sander en de brug (ruim 27.000 verkocht) deed hij voorstellen om daar iets aan te doen. Reacties: ‘Lekker betoog’ – Sheila Sitalsing ‘Een bevlogen afrekening’ – Bas Heijne ‘Aanstekelijk’ – Karin Amatmoekrim

Fragment uit (de) Proloog
Om meteen maar wat zorgen weg te nemen: dit boek draait niet om werkelijk 'domme' mensen. Wanneer ik het over 'domheid' heb, doel ik niet op een lage intelligentie, maar op een houding, een sociale conditionering, een cultuur.
  De gebruikte term 'domrechts' is in het verlengde daarvan geen benaming voor rechtse stemmers die niet intelligent zouden zijn, maar een benaming voor een radicaal-rechtse en antirechtsstatelijke politieke stroming die domheid als kernelement en als strategie kan hebben.

  Domheid, zoal sik haar in dit boek bedoel, heeft meerdere verschijningsvormen, maar gaat altijd over zaken waarop mensen zelf invloed hebben. Ik zie domheid als een glijdende schaal, die begint met tamelijk onschuldige blufferigheid, maar langzaam overgaat in nalatige of opzettelijk domheid, om te eindigen in kwaadaardigheid. Het gaat dus nadrukkelijk níét over onveranderlijke eigenschappen waar mensen nu eenmaal niets aan kunnen doen.
  Het gaat over een cultuur waarin onwetendheid en primitieve reacties worden gevierd als 'volks' en kennis en doordachtheid worden verworpen als 'elitair'.
  Het gaat over mensen met politieke en (sociale)mediamacht die zich van de domme houden, domheid veinzen of zich opzettelijk onwetend houden - júíst terwijl ze helemaal niet onintelligent zijn. Die domheid kan zich bijvoorbeeld manifesteren in het opzettelijk verspreiden van onzin, het etaleren van domheid om 'gewoon normaal' over te komen of het debiliseren van het publieke debat met persoonlijke aanvallen en andere rookgordijnen.
  Overigens is niemand - ik ook zeker niet - alleen maar 'slim', of alleen maar 'dom'. Dit boek gaat over de politiek van opzettelijke onwetendheid; een politieke stroming die domheid als wezenskenmerk heeft. (pagina 11-12)

Fragment uit (de) Epiloog
Een pleidooi voor polarisatie

Een bepaalde vorm van polarisatie is, in weerwil van wat zogenaamd redelijke burgers regelmatig verzuchten, cruciaal bij de bestrijding van domheid. Het is helemaal niet erg als tegenstellingen tussen mensen scherper worden of groeien, zolang iedereen het debat maar volgens dezelfde regels voert. Er is geen redelijke weg uit dit moeras van domheid; er zal retorische strijd geleverd moeten worden. Het is in het publieke debat belangrijk om mensen te dwingen om te kiezen: wil je werkelijk bij de leugenaars en opzettelijk dommen horen?
  Want er is helemaal niet altijd een midden in de discussie; wie wil er nou neutraal zijn in een strijd tussen goed en fout, tussen feiten en leugens? Zeker in een land als Nederland waar lafheid regelmatig verward wordt met redelijkheid of fatsoen, is het helemaal niet gek om mensen kleur te laten bekennen. (pagina 141)

Lees ook: Sander en de brug : vijf voorstellen voor een eerlijker Nederland (2023).

Lees bijvoorbeeld ook Domheid, een menselijke gave : de psychologie van de stupiditeit (een bundel uit 2019), 
De wetten van menselijke stupiditeit van Carlo M. Cipolla (uit 2016), 
Dubbelganger : een reis naar de spiegelwereld van Naomi Klein (uit 2023), 
Over tirannie : twintig lessen uit de twintigste eeuw van Timothy Snyder (uit 2017), 
Bullshit jobs : over zinloos werk, waarom het toeneemt en hoe we het kunnen bestrijden van David Graeber (uit 2018), 
Eigen welzijn eerst : hoe de middenklasse haar liberale waarden verloor van Roxane van Iperen (uit 2022), 
Ons feilbare denken (de klassieker) van Daniel Kahneman (uit 2011), 
Tegen verkiezingen van David Van Reybrouck (uit 2013)  of 
Verloren land : de zeven stappen van democratie naar dictatuur van Ece Temelkuran (uit 2019).

Artikel: Charles 'Phaedrus' Taylor (oktober 2024)

Byung-Chul Han 5

De palliatieve samenleving : pijn vandaag de dag
De Nieuwe wereld/Ten Have 2022, 95 pagina's  € 16,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl 

Oorspronkelijke titel: Palliativgesellschaft (2020)

Wikipedia: Byung-Chul Han (1959)

Korte beschrijving
Persoonlijk getint essay over de hedendaagse maatschappij waarin pijn in de breedste betekenis als angstaanjagend wordt ervaren en maatschappelijk vermeden wordt.. - In zijn nieuwe essay ‘De palliatieve maatschappij’ werpt Byung-Chul Han een kritisch licht op onze hedendaagse maatschappij. Dit essay gaat over ‘algofobie’ – een alomtegenwoordige angst voor pijn. Aan conflicten en controversen, die tot pijnlijke gesprekken leiden, wordt in onze samenleving steeds minder ruimte geboden. Zelfs liefdespijn is iets waar we bang voor zijn. Ook de politiek is in de greep van dit fenomeen. Conformiteitsdwang en consensusdruk nemen de overhand. Met het oog hierop analyseert Han in dit essay ook de corona-epidemie.

Tekst op website uitgever
Kritisch filosofisch essay over waarom we als samenleving niet meer met pijn en lijden kunnen omgaan.

In zijn nieuwe essay ‘De palliatieve maatschappij’ werpt Byung-Chul Han een kritisch licht op onze hedendaagse maatschappij. Dit essay gaat over ‘algofobie’ – een alomtegenwoordige angst voor pijn. Aan conflicten en controversen, die tot pijnlijke gesprekken leiden, wordt in onze samenleving steeds minder ruimte geboden. Zelfs liefdespijn is iets waar we bang voor zijn. Ook de politiek is in de greep van dit fenomeen. Conformiteitsdwang en consensusdruk nemen de overhand. Met het oog hierop analyseert Han in dit essay ook de corona-epidemie.

'Han laat zien dat we het aan moeten durven om de palliatieve sluier van ons bestaan te trekken en te accepteren dat sommige dingen niet door ons gecontroleerd kunnen worden. Dit boek is absoluut briljant' - Ewald Engelen

'Het is alsof Han een steen in de de vijver gooit en je moet er wel op reageren. Hij doet me hiermee denken aan Michel Houllebecq.' - Christiaan Weijts

Fragment uit

Lees ook: De vermoeide samenleving (uit 2012),Infocratie : digitalisering en de crisis van de democratie (uit 2022), De crisis van het verhaal (uit 2024) en Vita contemplativa : over inactiviteit (uit 2023).

Terug naar Overzicht alle titels


Byung-Chul Han 4

 

Vita contemplativa : over inactiviteit
De Nieuwe wereld/Ten Have 2023, 156 pagina's € 14,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl 

Oorspronkelijke titel: Vita contemplativa : oder von der Untätigkeit (2022)

Wikipedia: Byung-Chul Han (1959)

Korte beschrijving
Een filosofisch en maatschappijkritisch pleidooi voor inactiviteit van Byung-Chul Han. Wat ooit werd beschouwd als het hoogst bereikbare – een contemplatief leven, een beschouwelijk leven, een leven van ‘inactiviteit’ – lijkt voor ons verder weg dan ooit. We leven in een wereld die aan onze ‘activiteit’ ten onder dreigt te gaan. In dat licht en in een kritisch gesprek met de 'Vita activa' van Hannah Arendt houdt Byung-Chul-Han een warm pleidooi voor alle vormen van ‘inactiviteit’, van contemplatie, van ‘niets doen’ of ‘niet doen’. Intelligent en met diepgang geschreven. Uitsluitend geschikt voor geoefende lezers met verregaande interesse in en voorkennis van filosofie. Byung-Chul Han (Seoel, 1959) is een beroemde Koreaans-Duitse filosoof en hoogleraar aan de Universiteit voor de Kunsten in Berlijn. Eerder verscheen van zijn hand onder meer 'De vermoeide samenleving' (2012) en ‘De palliatieve samenleving’ (2022).

Tekst op website uitgever
De Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han is een van de belangrijkste denkers van dit moment. In zijn nieuwe boek biedt hij een inspirerend alternatief voor het Vita activa van Hannah Arendt. Inactiviteit is volgens Han namelijk geen ontkenning, geen weigering, niet louter afwezigheid van activiteit, maar een onafhankelijk vermogen. Byung-Chul Han spoort de rijkdom, pracht en magie van nietsdoen op en ontwerpt een nieuwe manier van leven.

Fragment uit De komende maatschappij
De huidige crisis van de religie valt niet simpelweg te herleiden tot het feit dat we elk geloof in God hebben verloren of dat we wantrouwig zijn geworden ten aanzien van bepaalde geloofsartikelen. In diepere zin wijst deze crisis erop dat we in toenemende mate het contemplatieve vermogen aan het verliezen zijn. De toenemende dwang tot productie en communicatie bemoeilijkt het contemplatieve verwijlen. Religie veronderstelt een bijzonder soort aandacht. Malebranche noemt aandacht het natuurlijke gebed van de ziel. Vandaag de dag bidt de ziel niet meer. het is eerder zo dat ze zichzelf produceert. Juist haar hyperactiviteit kan verantwoordelijk worden gesteld voor het verlies van de religieuze ervaring. De crisis van de religie is een crisis van de aandacht.
  De vita activa met haar pathos van het handelen verspert de toegang tot religie. Handelen hoort niet bij de religieuze ervaring. In Über die Relegion verheft Schleiermacher de contemplatieve aanschouwing tot de essentie van de religie en stelt haar tegenover het handelen: 'Haar wezen is denken noch handelen, maar schouwing en gevoel. Ze wil het universum schouwen, ze wil het (...)  devoot beluisteren en zich met kinderlijke passiviteit door zijn onmiddellijke invloeden laten aangrijpen en vervullen.' Het schouwen in kinderlijke passiviteit is een vorm van inactiviteit. De religie heft, aldus Schleiermacher, 'alle activiteit op in een verwonderd schouwen van het oneindige.' Wie handelt heeft een doel voor ogen, en daarbij raakt het geheel uit zicht. En het denken richt zijn aandacht op het ene object. Alleen aanschouwing en gevoel hebben toegang tot het universum, namelijk het zijnde in zijn geheel. 
  Het atheïsme sluit religie niet uit. Voor Schleiermacher is religie ook zonder God heel goed denkbaar: 'Religie hebben betekent het universum schouwen (...) Als jullie niet kunnen loochenen dat de idee van god zich naar elke schouwing van het universum voegt, dan moeten jullie ook toegeven dat een religie zonder god beter kan zijn dan een met god.' Essentieel voor de religie is niet god, maar het verlangen naar het oneindige, dat in de aanschouwing van het universum in vervulling gaat. 
  Het werkwoord voor religie is 'luisteren', terwijl 'handelen' het werkwoord is voor geschiedenis. Bij het luisteren als inactiviteit verstomt het ik, dat de plek is voor onderscheidingen en afgrenzingen. Het luisterende ik verdiept zich in het geheel, in het onbegrensde, in het oneindige. Deze mooie versregels uit Hölderlins Hyperion brengen poëtische ter sprake wat Schleiermacher met religie als het schouwen van het universum bedoelt: 'Mijn hele wezen verstomt en luistert, wanneer de zachte golven der lucht spelen langs mijn borst. In 't eindeloos blauw verliest zich dikwijls mijn bliek omhoog, naar de ether gericht of neerwaarts ter heilige zee (...) Eén te zijn met alles, dat is der Godheid leven, is des mensen hemel. Eén te zijn met alles wat leeft, in zalige zelfvergetelheid terug te keren in 't al der Natuur, dat is het toppunt van denken en vreugdevoelen, dat is de heilige bergspits, de plaats der eeuwige rust.'(pagina 124-127)

Lees ook: ok: De vermoeide samenleving (uit 2012),Infocratie : digitalisering en de crisis van de democratie (uit 2022) en De crisis van het verhaal (uit 2024) 

Terug naar Overzicht alle titels

woensdag 16 oktober 2024

Philipp Blom 5

Hoop : over een verstandige houding tot de wereld
De Bezige bij 2024, 175 pagina's  - € 22,99

Oorspronkelijke titel: Hoffnung. Über ein kluges Verhältnis zur Welt  (2024)

Wikipedia: Philipp Blom (1970)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Nog niet zo lang geleden betekende de toekomst een belofte van een betere wereld. Intussen zijn we eraan gewend geraakt het ergste van de toekomst te verwachten. Is er dan echt geen goede reden meer om te hopen? vraagt Philipp Blom zich af. En wat houdt hoop eigenlijk in? Hij vindt de oorsprong van de hoop in een religieus begrip van de wereld, waar je in het heden niet veel meer aan hebt: het bestaan was zinvol omdat het zou leiden tot het eeuwige leven. Vandaag de dag zou de behoefte aan hoop ons ertoe moeten aanzetten een zinvol leven te leiden door doelen na te streven voor een betere wereld: rechtvaardigheid bijvoorbeeld, of duurzaamheid. Dat is het tegenovergestelde van naïef optimisme. Blom stelt een verstandige houding ten opzichte van de wereld voor. Die is meer dan ooit nodig.

Fragment uit Oplichters
De hoop is vaak van gezicht veranderd, of in elk geval van kostuum. Maar ze vertelt altijd verhalen. Ze nodigt je uit om haar te geloven, haar te volgen, haar te vertrouwen, ook al raadt je verstand dat af. Niet luisteren, lispelt ze, ik ben je kans, je geliefde, je bestemming. Ik ben het antwoord op je verlangen anar zin. Als we over hoop willen spreken, moeten we daarom ook over verhalen spreken, want elke hoop vertelt je een verhaal.
  Elke hoop begint als een oplichtster. Het is net als bij ritselaars en tasjesdieven op een station, een drukke plek, klem tussen mensen in de metro. Ieder van hen weet wat hij doet. Iedereen heeft zijn trucje. Een jonge knul met een braadworst in zijn hand kliedert mosterd op je jasje en begint zich meteen te verontschuldigen en je omstandig schoon te vegen, terwijl de hand van een ander in je achterzak verdwijnt; er is het meisje dat dringend twintig euro voor haar treinkaartje nodig heeft en het station niettemin nooit verlaat; er is de jongeman met zijn verhaal over de huur die hij per se vandaag nog moet betalen, anders wordt hij op straat gezet, en de jonge vrouw met baby, die hetzelfde verhaal vertelt. Vroeger waren er nog jongens die geld tegen een fantastische koers wisselden of designerhorloges aanboden, nu zijn er de telefoontjes en berichten van helplines en banken, kleinkinderen of Aziatische schoonheden, die op een leeggeroofde bankrekening uitlopen. Ze vertellen je allemaal een verhaal, ze willen allemaal dat je hen gelooft, net lang genoeg, tot ze met hun buit in het niets kunnen verdwijnen. 
  Ook de hoop vertelt roerende verhalen en belooft je de hemel op aarde. Maar je kunt haar foefjes leren begrijpen, haar kleine bedrog waarmee ze je zakken leeghaalt en je gevoelens manipuleert. Je kunt zien en reconstrueren hoe en welke verhaaltjes ze je vertelt, en is het beter mogelijk te begrijpen hoe die verhalen jou en je relatie met de toekomst beïnvloeden en vormen, hoe ze je leven van alledag en je gevoelens en principes bepalen. Ja, dat zit allemaal in verhalen die de hoop ons sinds onze vroegste kinderjaren toefluistert.
  Voor Camus zijn wij daarom allemaal Sisyphus, de persoon uit de Griekse mythologie die door de goden werd gestraft om steeds weer een rotsblok de berg op te rollen, dat ook steeds weer naar beneden rolt. En hij begint opnieuw, zet zijn schouders tegen de steen, stap voor stap tot aan de top - en opnieuw valt de steen terug in het dal. Het leven is absurd, zelfmoord de enige oplossing, denkt Camus, als we niet leren de absurditeit van ons eigen leven te accepteren en ons Sisyphus voor te stellen als een gelukkig mens.
  Albert Camus vertelt een mythe opnieuw. Zijn Sisyphus is modern, het antwoord op de vaak bezworen zinscrisis van de moderne tijd. Zoek niet naar zin, accepteer de zinloosheid van je leven en wees gelukkig terwijl je je steen voortrolt. Dat is de laatste rebellie die resteert.
  Die koele analyse heeft de Franse filosoof beroemd gemaakt. Maar je kunt het verhaal (zoals altijd!) ook anders lezen: Camus vertelt een oude mythe opnieuw, en door dat te doen komt hij voor mijn gevoel dichter bij een antwoord op zijn eigen vraag dan met zijn conclusie. Als zijn vraag was hoe het mogelijk is met de absurditeit van het leven om te gaan, dan is het antwoord misschien je met een leven als Sisyphus vertrouwd te maken of dat absurde leven te beëindigen. Maar met zijn moderne versie van een oude mythe doet Camus ook iets anders: hij vertelt een verhaal waarin we ons leven kunnen spiegelen, hij schept zin. Hte antwoord is niet rotsblokken verslepen omdat dit nu eenmaal moet, maar verhalen vertellen over de vraag wat we doen en waarom, zin scheppen. (pagina 96-98)

Lees ook: Het verborgen genootschap : de vergeten radicalen van de Verlichting (uit 2010),  Wat op het spel staat (uit 2017), Het grote wereldtoneel : over de kracht van verbeelding in crisistijd (uit 2020), De onderwerping : een geschiedenis van de verhouding van de mens tot de natuur (uit 2023)

Boeken over onze nieuwe omgang met niet-dieren en dingen

Terug naar Overzicht alle titels

dinsdag 15 oktober 2024

Martijn van Calmthout

Niet normaal : natuurgeweld in een opwarmende wereld
Uitgeverij Lias 2024, 112 pagina's € 18,50

Korte bio van Martijn van Calmthout (1961)

Korte beschrijving
Een informatief essay over extreme weersomstandigheden in de huidige tijd en een pleidooi voor een nieuwe kijk op de gevaren van klimaatverandering. Het boek onderzoekt hoe de geleidelijke opwarming van de aarde steeds vaker leidt tot extreem weer zoals stormen, hittegolven, stortregens en overstromingen. Deze weersomstandigheden zijn geen toevallige uitschieters meer, maar vormen een gevaarlijk nieuw normaal. Het boek pleit voor een nieuwe kijk op de gevaren van klimaatverandering en roept op tot het serieuzer nemen van de uitschieters in het klimaat en in de modellen. In heldere, wetenschappelijk onderbouwde stijl geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep.  Martijn van Calmthout (1961) is natuurkundige en werkte lang bij de Volkskrant. Hij is hoofd communicatie van Nikhef en schrijver van vele boeken, waaronder ‘Alles smelt’*, ‘Het eiland dat Higgs heet’** en de biografie van Gerard 't Hooft ‘Maar dat kan ik’***..

Tekst op website uitgever
WEERSEXTREMEN VORMEN EEN GEVAARLIJK NIEUW NORMAAL Wat is nog een normale regenbui en wanneer is een stortbui een teken van klimaatverandering? Wanneer is hitte niet meer gewoon zomers heet, maar extreem weer? In NIET NORMAAL onderzoekt natuurkundige en schrijver Martijn van Calmthout hoe de geleidelijke opwarming van de aarde steeds vaker leidt tot onevenredig heftig weer. Stormen, hittegolven, stortregens, overstromingen zijn geen toevallige uitschieters meer, maar vormen een gevaarlijk nieuw normaal. NIET NORMAAL is een pleidooi voor een nieuwe kijk op de gevaren van klimaatverandering. ‘Klimaatwetenschappers, burgers en beleidsmakers moeten af van de angst om alarmistisch te klinken. Extreem weer is gevaarlijk. Juist de uitschieters in het klimaat en in de modellen moeten we daarom veel serieuzer nemen. We moeten leren denken in termen van gevaar. En ernaar handelen.‘ Met een voorwoord van Peter Kuipers Munneke. Het boek is geïllustreerd met foto’s en infographics. Martijn van Calmthout is natuurkundige en werkte lang bij de Volkskrant. Hij is hoofd communicatie van Nikhef en schrijver van ruim tien boeken, waaronder Echt Quantum, Echt Nano, Alles smelt (samen met Peter Kuipers Munneke), Het eiland dat Higgs heet (samen met Stan Bentvelsen), en de biografie van Gerard ’t Hooft Maar dat kan ik.

Martijn van Calmthout was chef wetenschap van de Volkskrant. Tegenwoordig is hij werkzaam bij het Nationaal instituut voor subatomaire fysica.Tjerk Gualthérie van Weezel was opinieredacteur van de Volkskrant. Tegenwoordig is hij verslaggever Amsterdam en omstreken voor die krant.De commissie-Dijkgraaf bestaat uit Louise Fresco, Salomon Kroonenberg, Frans van Lunteren, Bas Haring, Harry Lintsen, Sander Bais en Robbert Dijkgraaf. Tot zijn aantreden als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen maakte ook Ronald Plasterk deel uit van het gezelschap.

Alles van Martijn van Calmthout

Fragment uit Niet normaal, een essay
Dit essay is een poging om met meer urgentie te leren denken over klimaatverandering en te handelen naar wat we geleerd hebben. Het begint met het natuurgeweld zoals we dat kennen en dat vaak gerelateerd is aan noodweer: hitte, stortregens, overstromingen, droogte, natuurbranden. Het jaar 2023 werd erdoor overheerst. Vraag daarbij is of het hier gaat om gewone uitschieters van de grillige natuur of om klimaatverandering. We bekijken vervolgens wat we inmiddels weten van de opwarming van de aarde. En we ontdekken welke methodes de wetenschap intussen ontwikkelt om de vraag naar de exacte rol van klimaatverandering te beantwoorden: het nieuwe vakgebied van klimaatattributie. Dan bestuderen we hoeveel gevaarlijker het natuurgeweld nog kan worden als de voorspelde klimaatverandering doorzet en waarom het belangrijk is om het juist daarover te hebben. Waarna ten slotte de belangrijkste vraag aan de orde komt: willen en kunnen we er iets tegen doen, en wat dan? NIET NORMAAL besluit met een kort eerbetoon aan wijlen Geert Jan van Oldenborgh.
  Het essay is geen vrolijk opstel. Het vooruitzicht van extreem weer en natuurgeweld in een opwarmende wereld is verre van rooskleurig en inmiddels leidt dat bij een groeiende groep zelfs tot somberheid of depressie en besluiten sommigen zelfs af te zien van kinderen. Maar uiteindelijk moet juist dát toch nog een extra aansporing zijn om het klimaatprobleem echt aan te pakken.

De titel NIET NORMAAL is overigens losjes geïnspireerd op een column die NOS-weerman en gletsjeronderzoeker Peter Kuipers Munneke een jaar geleden publiceerde in NRC. Samen met Kuipers Munneke schreef ik eerder het boek Alles smelt, over verdwijnend ijs in een opwarmende wereld. Dat boek gaat over de gletsjers en ijskappen in de wereld, die tegelijk een wezenlijke rol spelen in het klimaatsysteem én zichtbaar maken hoe hard het gaat met de opwarming. In onze lange gesprekken in het kader van dat boek ging het vaak over extremen en waarom juist díe zo belangrijk zijn om te kennen en te tonen. En ernaar te handelen, bijvoorbeeld omdat de zee gevaarlijk stijgt.
  De inspirerende column van Kuipers Munneke gaat over een wandeling die hij in het voorjaar van 2023 maakte op de Hoge Veluwe, vroeg in de morgen. Het regent nog even, het is stil. Dan klaart het op en beginnen hoog in de lucht leeuweriken te zingen. Op dat moment realiseert hij zich opeens waarom dat bijzonder is. Zijn grootouders hoorden boven hun Friese dorp elke dag leeuweriken zingen, ze wisten niet beter. Wij daarentegen weten niet beter dan dat ze nu en dan boven een natuurgebied te horen zijn. En dat alleen als we vroeg zijn en va wandelen houden en geluk hebben. (pagina 11-13)


Wennen aan achteruitgang is niet moeilijk - Peter Kuipers Munneke (13 mei 2023 - NRC)
Vorige maand maakte ik een prachtige wandeling over de Hoge Veluwe. Zoals wel vaker dit voorjaar regende het nogal, vooral vroeg die ochtend. Tussen de plassen door reed ik de parkeerplaats op, die nog helemaal leeg was, zoals ik al vermoedde. Na tien jaar weermanschap weet ik inmiddels dat Nederlanders massaal binnenblijven als er ook maar een druppel regen in de weersverwachting zit. De vrouw bij de kassa schrok wakker uit een halfslaap voor haar eerste klandizie.

Na een uur werd het wandelen door de regen beloond en klaarde het op. Door een paar felblauwe gaten in het donkergrijze wolkendek joeg het zonlicht over de heide. Overal schoten veldleeuweriken op en trakteerden me op een prachtig zangkoor dat de hele hemel leek te vullen. Het voelde als een bijzondere scène uit een natuurdocumentaire. En dat is verontrustend.

De generatie van mijn ouders hoefde in het voorjaar maar het dorp uit te lopen en de leeuwerik klonk overal. Natuurlijk, er zijn in Nederland nog flink wat plaatsen te vinden waar je ze nog steeds kunt horen. Op de Wadden, in Drenthe en Groningen, en langs de uiterwaarden van de grote rivieren. Maar dat is wel een enorm verschil met een halve eeuw geleden. Toen was de leeuwerik nog een vast onderdeel van het Nederlandse boerenlandschap. Eén generatie aan landbouwmodernisering heeft de leeuwerik teruggedwongen naar beschermde natuurgebieden en speciaal beheerde akkers. De populatie in Nederland is met bijna 50 procent achteruitgegaan in de afgelopen 30 jaar. Leeuweriken zijn daarin niet alleen. Grutto: min 69 procent, tureluur: min 36, kievit: min 57. In dertig jaar tijd. Hetzelfde geldt voor vlinders: kinderen van nu groeien op met bijna 85 procent minder vlinders dan hun overgrootouders.

We weten niet beter meer
De achteruitgang is indrukwekkend. Althans op papier. Want wij mensen wennen er heel snel aan. Binnen een generatie weten we al niet beter meer. Iedere generatie groeit op met een beeld van wat op dat moment normaal is. Omdat veel natuur achteruit holt, zijn we de lat steeds lager gaan leggen. Dit shifting baseline syndrome dook in de jaren 90 voor het eerst op in de wetenschappelijke literatuur, als een ‘geleidelijke verandering in de aanvaarde normen voor de gesteldheid van het milieu door een gebrek aan ervaringen, geheugen of kennis’. Als je je niet herinnert, niet weet of niet ervaren hebt hoe het vroeger was, kun je veranderingen hooguit afzetten tegen je eigen standaard, niet tegen de historische. Zo wennen we ons een biodiversiteitscrisis in.

Ik denk dat de shifting baseline ook op de opwarming van de aarde van toepassing is. De Nederlandse temperatuurstijging van twee graden in een halve eeuw bestaat op papier, maar niet meer in het gevoel. Dat merk ik deze lente. Na een paar warme lentes met veel zon is het geklaag dit jaar niet van de lucht nu de temperatuur iets achterblijft. Toch is dit voorjaar net zo zonnig en warm als gemiddeld dertig jaar geleden. Een meimaand in april, hittegolven, 35 graden, twee dagen sneeuw in een hele winter, we wennen er snel aan. Bosbranden, droogte, temperatuurrecords, overstromingen, het wordt steeds moeilijker om het in de media te agenderen. Het is al normaal, en daarmee geen nieuws meer.

Al passen we ons snel aan een nieuwe werkelijkheid aan, laten we onze hand niet overspelen. Er zijn grenzen. De opwarming van de aarde leidt tot steeds meer weersextremen, en de toename daarvan verloopt bovenproportioneel. Wie in 2020 geboren wordt zal in zijn leven zevenmaal zo vaak zelf extreme hitte meemaken als wie in 1960 geboren is. Tenzij landen hun huidige beloftes niet nakomen, dan wordt het nog veel meer. Op het gebied van biodiversiteit zijn gekwantificeerde uitspraken lastiger. Maar iedereen begrijpt dat het regenwoud, het koraal of de Waddenzee op een gegeven moment gewoon ophouden te bestaan als we het kaartenhuis te ver laten instorten.

Het kan van vandaag op morgen
Er is een positieve keerzijde. We kunnen ons vermogen om te wennen ook in ons voordeel inzetten. Binnen een generatie zijn we goeddeels van het roken afgestapt, dragen we een autogordel, is de lucht schoner geworden. Op dezelfde manier kunnen we makkelijk toe naar een duurzame levensstijl. Driekwart minder vliegen, 80 procent minder vlees eten, het kan van vandaag op morgen en het went echt snel, kan ik uit ervaring vertellen. Zeker als regels en prijzen een handje helpen.

En de shifting baseline, hoe weren we ons daartegen? Zo veel en zo vaak mogelijk met de natuur in aanraking komen. In de krant, op social media, op school. Daar ligt een mooie taak voor wetenschappers, docenten, meesters en juffen, ja iedereen met een innerlijke Freek Vonk. Vertel verhalen, laat iedereen zien hoe mooi de wereld is. Neem je klas mee op zoek naar kievieten en leeuweriken. Het zijn herinneringen en verhalen die de achteruitgang kunnen stoppen.

Terug naar Overzicht alle titels

vrijdag 11 oktober 2024

Maarten van Heems & Alex Klusman

Het campagnebureau : tien lessen voor politieke en maatschappelijke verandering
Uitgeverij Pluim 2024, 219 pagina's  € 24,99

Korte bio van Maarten van Heems (1979) en Alex Klusman (1969)

Korte beschrijving
Een eigentijdse gids met tien lessen om succesvol campagne te leren voeren voor maatschappelijke of persoonlijke doelen. 'Het campagnebureau' van Maarten van Heems en Alex Klusman laat zien wat er gebeurt in de machinekamer van winnende en mislukte campagnes. Het boek biedt praktische oefeningen om doelen scherp te stellen, een campagnestrategie te bedenken en media-aandacht te genereren. De auteurs nemen de lezer mee in wat er omgaat in de hoofden van politici, journalisten, activisten en influencers en delen hun eigen campagne-ervaringen. Inzichtelijk, maar ook onderhoudend geschreven. Met enkele zwart-witillustraties.  Maarten van Heems en Alex Klusman zijn partners bij campagnebureau BKB. Ze voeren campagnes over gelijke kansen, veteranen, vluchtelingen, wetenschap, de toekomst van de zorg en andere maatschappelijke thema's.

Tekst op website uitgever
Dit boek is een gids voor wie mensen wil mobiliseren voor een doel, oftewel succesvol campagne voeren. Of je de beste influencer van Nederland wil worden of tot de gemeenteraad van je dorp wil doordringen, hier vind je tien lessen om dat te bereiken. Wat moet er gebeuren om je doel scherp te stellen en wie moet je daarvoor bereiken? Hoe doe je onderzoek en stel je een strategie op? Het campagnebureau voorziet je van praktische oefeningen en beeldende anekdotes. Van het schrijven van een sterke slogan en boodschap tot hoe je daarmee aan tafel komt in een talkshow. Hoe gaat het er eigenlijk aan toe op redacties? Wat gaat er om in de hoofden van journalisten, activisten en influencers? Dit boek laat je inzien wat er gebeurt in de machinekamer van winnende en juist hopeloos mislukte campagnes. De afgelopen 25 jaar werkte het campagnebureau BKB aan meer dan duizend kleine en grote campagnes die iets in beweging moesten zetten in de Nederlandse samenleving. Van de vluchtelingenproblematiek tot gelijke kansen in het onderwijs, van duurzaam beleggen tot wetenschapsprogramma’s op Lowlands en Zwarte Cross. In opdracht, maar zeker ook op eigen initiatief.

Fragment uit

Terug naar Overzicht alle titels

Grace Blakeley

Aasgierkapitalisme : bedrijfsmisdaden tegen de menselijkheid
De Arbeiderspers 2024, 470 pagina's € 24,99

Oorspronkelijke titel: Vulture Capitalism: Corporate Crimes, Backdoor Bailouts, and the Death of Freedom (2024)

Wikipedia: Grace Blakeley (1993)

Korte beschrijving
Een omvattende (470 p.) aanklacht tegen het kapitalisme als mondiaal systeem waarvan alleen de superrijken profiteren. Schrijver en journalist Grace Blakely analyseert de huidige mondiale economische situatie en legt het corrupte systeem bloot dat overal om ons heen faalt. Ze neemt de lezer mee op een reis langs honderd jaar bedrijfscriminaliteit en politieke manipulatie, waarmee economische elites een mondiaal systeem van 'aasgierkapitalisme' hebben verankerd waarvan alleen de superrijken profiteren. Het boek stelt dat vrijheid voor iedereen alleen kan worden gegarandeerd door de economie te democratiseren. Helder en bevlogen geschreven. Geschikt voor de meer geoefende lezer.  Grace Blakeley (Basingstoke, 1993) studeerde filosofie, economie, politiek en Afrikaanse studies aan de Universiteit van Oxford en is schrijver en journalist. Ze schreef eerder ‘Stolen' en 'The Corona Crash’. Haar werk wordt in meerdere landen uitgegeven.

Tekst op website uitgever
De ‘vrije markt’ is in werkelijkheid een planeconomie van de superrijken

Oorlog, klimaatcrisis, polarisatie en ongelijkheid: kijk naar de wereld en je voelt je al snel machteloos. Zonder kapitalisme geen welvaart, is ons altijd verteld. Maar als de economie wankelt, waarom redden overheden dan grote bedrijven en aandeelhouders, maar laten ze gewone mensen aan hun lot over? Grace Blakeley legt het corrupte systeem bloot dat overal om ons heen faalt. Ze neemt ons mee op een reis langs honderd jaar bedrijfscriminaliteit en politieke manipulatie. Daarmee hebben de economische elites een mondiaal systeem van ‘aasgierkapitalisme’ verankerd waarvan alleen de superrijken profiteren. Alleen door onze economie te democratiseren kunnen we vrijheid voor iedereen garanderen.\

Fragment uit

Terug naar Overzicht alle titels


dinsdag 8 oktober 2024

Wouter Mensink

Hoe we uit het dorp vertrokken : filosofie tussen stad en platteland
Boom 2024, 192 pagina's  € 23,90

Korte bio van Wouter Mensink (1979)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Persoonlijke en filosofische zoek
tocht naar gedeelde ervaringen om stad en platteland dichter bij elkaar te brengen.

‘In zijn boeiende boek maakt Wouter Mensink duidelijk dat een andere dialoog over stad en platteland nodig én mogelijk is, met meer nadruk op wat ons bindt.’ -  – Kim Putters

‘Met enorme souplesse onderzoekt, ontleedt en ontmaskert Wouter Mensink de vermeende tegenstellingen tussen stad en platteland. Een belangrijk boek voor iedereen die zich wil bevrijden van polarisatie en kortzichtigheid.’ - Peter-Paul Verbeek

Wat betekent het om stedeling te worden? En hoe kijk je als nieuwe stedeling naar het platteland? In Hoe we uit het dorp vertrokken verbindt Wouter Mensink persoonlijke ervaringen van plattelandverlaters met algemene reflecties over de relatie tussen stad en platteland. Hij neemt de lezer mee op een reis door een denkbeeldig platteland. Daarbij laat hij dorpelingen en stedelingen samen in vreugdevuren staren, bouwt hij machines in de tuin en moedigt hij familieleden die door het hele land wonen aan om meer te praten over wat ze delen en wat elk familielid uniek maakt. Voorbij de kloof opent hij de weg naar een broodnodige nieuwe dialoog over stad en platteland.

Wouter Mensink (1979) werkte als onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau en is nu conflictbemiddelaar en gespreksbegeleider bij Public Mediation. Eerder schreef hij Kun je een betere wereld kopen? (shortlist Socratesbeker 2016). Hij woont niet meer op het platteland.

Fragment uit Conclusie - Naar een dialoog
Verplaatsingservaringen

De ervaring die in dit essay centraal staat, is die van de plattelandverlating. Door de ene plek letterlijk te verlaten verplaats je je naar een andere omgeving, in dit geval de stad. Als ik kijk naar mijn eigen ervaringen, dan hield het daarmee niet op. Na mijn verhuizing naar verschillende steden probeerde ik me ook weer te verplaatsen in het platteland. Soms was dat letterlijk, door bijvoorbeeld een rondreis te maken op het platteland van de zuidelijke staten van de VS of door onderzoek te doen in Oost-Groningen, maar ik bedoel het hier eerder figuurlijk.
  De ervaring dat je probeert je in de ander te verplaatsen, of je eigen leven zodanig te veranderen dat je daardoor zelf een ander perspectief krijgt, kan heel behulpzaam zijn bij relatieherstel. Ik noem dat hier voor het gemak maar even 'verplaatsingservaringen'. 
  De metafoor van jezelf 'een nieuwe jas aanmeten' bleek nuttig om zo'n ervaring te duiden, en dan in het bijzonder een waarin je je eigen leven probeert te veranderen. Ik kocht letterlijk een nieuwe jas toen ik probeerde stedeling te worden in Boedapest, maar de figuurlijke betekenis van die jas is belangrijker. Het symboliseert het idee van iets nieuws uitproberen: in mijn geval een rurale identiteit verruilen voor een stedelijke. 
  Veel denkers leggen de nadruk op de 'oude jassen' die we met ons meedragen. Die kunnen ons weliswaar helpen om dingen gedaan te krijgen, omdat we tijdens het dragen van die jassen gereedschappen hebben verkregen die we in de zakken meedragen. Maar tegelijkertijd kunnen ze ons er ook van weerhouden om iets nieuws te proberen. Soms kopen we een nieuwe jas ook 'op de groei' en hebben we een beetje pretentie nodig om hem met verve te dragen. Hoe irritant pretentie ook kan zijn, als ervaring kan het heel nuttig zijn, zowel op het moment zelf als in retrospectief. Door te reflecteren op je eigen pretentie kun je 'verplaatsingservaringen' beter leren duiden.
  Ook mijn poging om het platteland te herontdekken nadat ik naar de stad was verhuisd, bracht weer verplaatsingservaringen et zich mee. Die waren van een andere aard dan de voorgaande ervaringen, in die zin dat ik niet letterlijk probeerde om weer plattelander te worden, of terug te verhuizen naar het platteland. Dat klinkt triviaal, maar het is een belangrijk punt, al was het maar omdat het jaren duurde voordat ik het zelf begon te begrijpen. Wat ik me de afgelopen jaren begon te realiseren, is dat ik me niet probeerde te verplaatsen in het 'echte' platteland, maar in het verbeelde. Anders gezegd: ik gebruikte beelden die anderen van het platteland hebben geschetst, die mijn verplaatsingservaring 'bemiddelden'.  En om het nog erger te maken, waren dat ook nog eens beelden van een ander platteland dan waar ik zelf was opgegroeid, namelijk het Amerikaanse. Ik gebruikte fictieve persona's, 'rurale simulacra' en plattelandsmythes om toegang te krijgen tot een platteland dat me interesseerde.
  Ik weet het, dat klinkt als een dubieus idee. Ik heb mezelf ook wel eens achter de oren gekrabd toen ik al schrijvende ontdekte wat ik eigenlijk aan het doen was. Er zijn zonder meer risico's verbonden aan het idee om een belevingswereld die niet aansluit bij je eigen afkomst te leren kennen door de beelden die anderen hebben gecreëerd. Beelden van het platteland zijn bijvoorbeeld vaak in de stad geproduceerd, waardoor ze niet noodzakelijkerwijs overeenkomen met de manier waarop plattelanders zich graag gerepresenteerd zouden zien. Bovendien kunnen beelden, en zeker mythische beelden, heel stereotiep zijn. Door stedelingen gekoesterde mythes over het platteland - zoals de duivelsmythe in bluesmuziek - kunnen ronduit beschadigend zijn voor groepen die in de mythische verhalen worden beschreven -, zoals in dit geval zwarte bluesmuzikanten.
  Dat wil echter niet zeggen dat we ons daarom maar beter volledig afzijdig kunnen houden van beeldvorming, bijvoorbeeld over het platteland. Wel zou het beter zijn als plattelanders een hoofdrol zouden krijgen in de productie van beelden over hun levens en gemeenschappen. Ik heb voorbeelden gegeven van plattelanders die dat doen, bijvoorbeeld door zichzelf een fictief persona te creëren, door bewust rurale simulcra te maken die voor henzelf betekenisvol zijn en door bestaande mythes zo te vertellen dat ze er zelf kracht aan ontlenen.
 Net zoals ik over de 'nieuwejaservaring' zei, geldt ook hier dus dat het belangrijk is om bewust bezig te zijn met wat je doet. Wees je ervan bewust als je een verbeeldingswereld binnenstapt, en probeer te begrijpen hoe die werkt en wie die wereld maakt. Verbeelding kan echt helpen om je te verplaatsen in de ander, maar wel pas als je snapt waarin je je precies verplaatst. De ene verbeeldingswereld is beter dan de andere, net zoals de ene jas je beter staat dan de andere. (pagina 163-165)

Lees bijvoorbeeld ook: Een klein land met verre uithoeken : ongelijke kansen in veranderend Nederland van Floor Milikowski (uit 2020).

Terug naar Overzicht alle titels

Naomi Woltring

De marktconforme verzorgingsstaat : Nederlands neoliberalisme in de lange jaren negentig
Boom 2024, 352 pagina's - € 29,90

Korte bio van Naomi Woltring (1984)

Korte beschrijving
Een boek over Nederlandse politieke geschiedenis en neoliberalisme. Het boek behandelt wanneer en hoe het neoliberalisme in Nederland vaste voet aan de grond kreeg en met welke naoorlogse instituties het marktdenken verweven is. Aan bod komen verschillende politici, ambtenaren en wetenschappers die na de Tweede Wereldoorlog het neoliberalisme in de Nederlandse politiek algemeen gangbaar maakten. Het boek gaat diep en vanuit algemeen perspectief op de materie in. Vooral geschikt voor geoefende lezers. Bram Mellink (1985) is een Nederlandse auteur en historicus aan de Universiteit van Amsterdam. Merijn Oudenampsen (1979) is als socioloog verbonden aan de Université Libre de Bruxelles.

Tekst op website uitgever
Cruciale inzichten in de dynamiek van politieke en maatschappelijke veranderingen

‘Ik heb het boek gelezen met herkenning – ja, zo ging het, soms met verbazing – oh, zo kun je er dus ook tegenaan kijken, en soms ook met schaamte – waarom hebben we niet meer bijgestuurd?’ – Jet Bussemaker

‘Fascinerend!’ – Maarten van Rossem

In De marktconforme verzorgingsstaat analyseert Naomi Woltring de transformatie van de Nederlandse verzorgingsstaat onder invloed van het neoliberalisme. Woltring duikt in de complexe interacties tussen politieke ideologieën, beleidsvorming en de dagelijkse praktijk van de verzorgingsstaat. Haar baanbrekende boek biedt een diepgaande analyse van de beleidsmatige, sociale en economische verschuivingen in Nederland tussen 1989 en 2008.

Neoliberale ideeën veranderden zowel de visie van politici op de rol van de staat, marktwerking en individuele verantwoordelijkheid, als de verzorgingsstaat zelf. Nederlandse beleidselites wisselden voortdurend van rol, wat deze verandering mogelijk maakte. Of het nu gaat om de privatisering van woningcorporaties of de inperking van de sociale zekerheid, Woltring laat zien dat hedendaagse crises hun oorsprong vinden in de doelbewuste verspreiding en de vanzelfsprekende omarming van marktconforme sturing in de lange jaren negentig.

Naomi Woltring promoveerde op de geschiedenis van het neoliberalisme in Nederland. Ook schreef ze het laatste hoofdstuk van de moderne klassieker Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis van Merijn Oudenampsen en Bram Mellink. Ze was werkzaam bij de Wiardi Beckman Stichting en het Humanistisch Verbond. Bij het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis onderzoekt ze het financieel-economische beleid van de kabinetten-Lubbers.

Fragment uit 5. Epiloog: neoliberalisme in de lange jaren negentig
Lessen in consolidatie

Ten eerste is de inperking van de verzorgingsstaat ons niet overkomen. Het was de bedoeling. Beleidsmakers, politici, ambtenaren en wetenschappers wilden dat de doelgroep van sociale huurwoningen werd ingeperkt, dat de huurprijzen marktconform zouden worden, dat het percentage sociale huurwoningen zou krimpen en het percentage koopwoningen zou groeien. Zij wilden dat de drempel voor uitkeringen verhoogd werd, dat de uitkeringen verlaagd werden en de duur verkort. Tussen 1991 en 1995 halveerde het bedrag van de volkshuisvestingsuitgaven op de rijksbegroting, om daarna nog verder te krimpen. De uitgaven aan sociale zekerheid halveerden tussen 1984 en 2008. Zo moest de Nederlandse economie concurrerender worden, en kon en passant de samenleving zorgzaam en verantwoordelijk worden gemaakt, het individu onafhankelijker, vrijer en geëmancipeerd, kon de Leviathan waarin de verzorgingsstaat dreigde te veranderen worden ingetoomd. 
  Vervolgens waren echter lang niet alle effecten en uitkomsten op de lange termijn zo bedoeld. Dat de macht van grote investeerders toenam, terwijl het armere deel van de bevolking aan steeds verdergaande vormen van controle werd onderworpen, namen beleidsmakers op de koop toe, maar was dat niet de intentie. Dat de prikkels die mensen moesten activeren tot het accepteren van werk nauwelijks effect hadden en dat de hervormingen in de sociale zekerheid tot de groei van de groep werkende armen leidde, was ronduit pijnlijk en contrair aan de bedoelingen. Ook onbedoeld was dat de hervormingen en hun uitkomsten op langere termijn resulteerden in een nieuw normaal: een geneoliberaliseerde samenleving met een kern van werknemers met vaste contracten, en een steeds grotere 'schil' van mensen met flexibel en precair werk, gegroeide ongelijkheid en een repressief stelsel van sociale zekerheid, gecombineerd met hoge hypotheekschulden, een groeiend aantal woningen dat fungeert als beleggingsobject en een tekort aan betaalbare woningen. Maar zonder neoliberale overtuigingen waren de hervormingen niet op deze manier doorgevoerd en had de Nederlandse verzorgingsstaat er in 2008 vermoedelijk heel anders uitgezien. Intenties hadden geen eenduidige gevolgen, maar die gevolgen vloeiden wel voort uit ideologische gemotiveerde hervormingen.
  Wie de hervormingen van de jaren negentig wil begrijpen, moet daarom de ideeën van beleidselites begrijpen. DE hervormingen werden ontworpen door topambtenaren, politici en wetenschappers die behoorden tot een gemeenschap van overwegend economisch of economisch-juridisch geschoolde mannen. Zij deelden neoliberale aannames, om te beginnen de overtuiging dat de verzorgingsstaat de Nederlandse concurrentiepositie aantastte. Daarom moest de verzorgingsstaat 'marktconform' worden: de kosten moesten omlaag - bijvoorbeeld van volkshuisvesting - en het beroep op sociale zekerheid moest worden ingeperkt. Wat tot de minimale kern van de verzorgingsstaat behoorde, diende de overheid uit te voeren. Zaken waar de overheid zich vanuit neoliberaal perspectief niet mee moest bemoeien, waren aan de markt. De overheid moest de sfeer van de markt uitbreiden, de concurrentie aanjagen en optreden als marktmeester. De operatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (MDW)  belichaamde deze consensus, fungeerde als ideologische richtingaanwijzer en socialiseerde via 71 werkgroepen ambtenaren van vrijwel alle ministeries in de neoliberale manier van denken en beleid maken. 
  De opvattingen van deze beleidselite konden zo invloedrijk worden, omdat Nederlandse beleidselites allemaal door dezelfde draaideur gingen. Topambtenaren, wetenschappers en politici kwamen elkaar telkens weer tegen op wisselende posities: de ene keer in toga, vervolgens met partijspeldjes op en dan weer met ambtelijke geloofsbrieven in de hand. In die posities dachten zij beleidsideeën uit, vertaalden die naar wet- en regelgeving, handhaafden en reflecteerden erop en gaven er een wetenschappelijke legitimatie aan. Via die draaideur bevestigden zij elkaars neoliberale ideeën en gaven daaraan een aura van vanzelfsprekendheid. Dat was geen 'complot'. Mensen maakten gewoon carrière. Dat betrokkenen bij de MDW-operatie terechtkwamen op centrale plekken in het openbaar bestuur, de wetenschap en de vertegenwoordigende democratie was daar de zichtbare manifestatie van. (pagina 193-195)

Lees ook: Neoliberalisme : een Nederlandse geschiedenis van Bram Mellink & Merijn Oudenampsen (uit 2022) of Ontspoord kapitalisme : hoe het kapitalisme ontspoorde en na de coronacrisis kan worden hervormd van Bert de Vries  (uit 2020).

Terug naar Overzicht alle titels

Tom Hannes

U bevindt zich hier : zingeving voor aardbewoners
Horizon 2024, 447 pagina's € 24,99

Website Tom Hannes (1970)

Korte beschrijving
Een filosofische bespreking van spiritualiteit en zingeving in tijden waarin de klimaatcrisis oproept tot handelen maar traditionele filosofische ideeën zorgen voor verstarring. De auteur benadrukt de ontoereikende reactie op de klimaatverandering en de alarmerende berichten van wetenschappers. Hij zet zijn visie op een nieuwe zingeving uiteen aan de hand van inzichten uit het zenboeddhisme en analyses van klassieke en moderne schilderijen. Spitsvondig en verdiepend geschreven. Met zwart-witillustraties. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep.  Tom Hannes (1970) was lange tijd zenboeddhistisch monnik en is therapeut, theatermaker en columnist bij De Standaard. Ook doctoreert hij aan de Technische Universiteit Eindhoven over klimaat, technologie en zingeving. Hij schreef eerder 'Zen, of het konijn in ons brein', 'Een kleine meditatiegids' en 'Leven in het nu’.

Tekst op website uitgever
Een urgent boek over zingeving voor aardbewoners

Er trekt een gigantische klimaatverschuiving over onze Aarde, maar toch reageren we traag en ontoereikend op de vele alarmerende berichten van wetenschappers. Hoe komt dat? Tom Hannes toont hoe we verlamd worden door stokoude, achterhaalde filosofische ideeën. Ideeën die zingeving ergens anders zoeken dan hier, in het dunne, levensvatbare laagje rond de Aarde. Gewapend met zijn oude liefde, het zenboeddhisme, en een handvol klassieke en moderne schilderijen, biedt hij een alternatieve zingeving aan. Een die ons oproept tot actie en die begint met de evidentie zelve: 'u bevindt zich hier'.

Fragment uit U bevindt zich hier
Vier alternatieve oedipuscomplexen

Het basisbeeld dat in dit boek  gebruikt werd om over die kantelingen en die nieuwe zingeving te spreken, komt uit die late negentiende eeuw: Des caresses van Fernand Khnopff. Hoewel dat beeld eerder toevallig als kapstok werd gebruikt - ik stuitte erop tijdens ene museumbezoek -, is het een vruchtbaar beeld gebleken. Alleen al het jaar waarin het geschilderd werd, 1896, keerde een aantal keren terug in ons verhaal over hoe het mogelijk was dat we zo afkerig bleven om onze penibele ecologische conditie ernstig te nemen. Svante Arrhenius beschreef in 1896 de klimaatverandering door het broeikaseffect. In 1896 werd het eerste Belgische festival van de automobiel georganiseerd. De automobiel, hoewel een uitgesproken elitair genotsmiddel, werd van meet af aan opgevoerd als hét icoon van d eonvermijdelijke vooruitgang door technologische overmeestering. In realiteit kunnen we echter net zo goed zeggen dat wij door de technologie overmeesterd werden. En de rol van de technologische omgeving in de bepaling van wat onze zingeving hoort te zijn, werd uitgewerkt met het voorbeeld van de digitale technologie van de aandachtseconomie. Dit heeft een immense macht over onze verbeeldingskracht en vult onze zingeving in als een zaak van de free flow van makkelijk te scoren bevredigingen.
 


In 1897 bedenkt Freud zijn oedipuscomplex. Hoewel de plausibiliteit van dat complex omstreden is, is het wel degelijk een iconische theorie geweest. Ze weerspiegelt een andere oorzaak van de halsstarrigheid waarmee we wegkijken van de klimaatverandering: de neiging van de moderne westerling om de hele zin van het bestaan te reduceren tot zijn eigen persoonlijke welzijn. We hebben dat gezien als datgene wat overblijft van de axiale zingevingsblauwdruk als de macrokosmische pool (God, zeg maar) 'vermoord' werd, zoals Nietzsche dat graag stelde in de tijd van Khnopff en Freud. Zelfexpressie, je wil volgen, je ware passie vinden, je losmaken van de relaties met je omgeving lijken op die manier de enig overgebleven postaxiale zingeving. Zingeving reduceren tot microkosmisch welzijn is meer dan een eeuw later zo gemeengoed zijn geworden dat ze de platgekauwde standaardverhaallijn vormen van bijna elke blockbustertekenfilm voor kinderen.
  Net als Freud haalt Khnopff voor Des caresses de inspiratie bij Oedipus. Hij sluit daarbij aan bij de negentiende-eeuwse schilderkunstige mode om aan de hand van het thema van Oedipus en de sfinx commentaar te geven op de zingevingsvraagstukken van zijn tijd. Geheel in overeenstemming met de symbolistische gewoonte is zijn commentaar allesbehalve makkelijk leesbaar. Het voordeel is dat het werk zich leende als projectiescherm voor onze zoektocht naar een ecologisch plausibele zingeving. Achteraf bekeken zouden we kunnen zeggen dat we op die manier op en aantal alternatieve oedipuscomplexen zijn gestuit. Een eerste alternatief zouden we het ecologische oedipuscomplex kunnen noemen. Bij Sophocles (en Freud) moesten de relaties gescheiden blijven: je ouders of je kinderen mogen niet je liefje worden. Anders raakt de boel bezoedeld. Bij het ecologische oedipuscomplex liggen de zaken anders. De Kritische Zone is getroffen door de pest van de klimaatverandering, net omdat we onze relaties te zeer gescheiden hebben. We hebben te weinig ingezien dat Gaia niet alleen onze moeder kan zijn - in de zin dat we uit haar zijn voortgekomen - maar ook onze geliefde móét zijn, met wie we samen een heden en een toekomst uit te bouwen hebben. Gaia is onze moeder, onze vrouw, onze zus, onze verre tante, ons kind, ons nichtje, ons kleinkind.... We hebben alle mogelijke familiebanden met Gaia. We zijn niet alleen bij haar betrokken als schepsel, maar ook als bewoner, deelnemer, vormgever, medeschepper, parasiet, symbiont, samen met alle andere actoren. Die relaties en interacties zijn niet uit elkaar te houden, ze vormen één grote levendige, veranderlijke, onoverzichtelijke en ontzagwekkend complexe Kritieke Zone. Ze zijn niet eenduidig. Soms zijn ze liefelijk, soms adembenemend ontroerend, soms gewrongen en vreemds, soms levensgevaarlijk. Net zoals de moeilijk samen te vatten relatie van Khnopps Oedipus met de sfinx is ons ecologisch netwerk een amalgaam van menselijke, niet-menselijke, levende en niet-levende, machinale en voor wie wil goddelijke aspecten. (pagina 395-396)

Terug naar Overzicht alle titels

Peter Pomerantsev 2

Zo win je een propagandaoorlog : de propagandist die Hitler te slim af was
Spectrum 2024, 359 pagina's  € 24,99

Oorspronkelijke titel: How to win an information war (2024)

Wikipedia: Peter Pomerantsev (1977)

Korte beschrijving
Een verdiepend boek over nazipropaganda, ‘Der Chef’ en hedendaagse autoritaire propaganda. In dit boek vertelt Peter Pomerantsev over Thomas Sefton Delmer, een Britse propagandist die tijdens de Tweede Wereldoorlog de strijd aanging met de Duitse oorlogsmacht. Hij creëerde een karakter, Der Chef, en bereikte Duitse militairen en burgers via een radioprogramma waarin hij speeches gaf. Maar wanneer tijdens Pomerantsevs onderzoek de oorlog in Oekraïne losbarst, wordt hij zelf opgeroepen om autoritaire propaganda te bestrijden. In dit boek verweeft hij zijn persoonlijke verhaal met dat van Delmer en het huidige conflict tussen Oekraïne en Rusland. Hij stelt scherpe vragen over de aard en de strategieën van propagandaoorlogen en laat zien hoe het tij van een informatieoorlog gekeerd kan worden. In vloeiende, verhalende stijl geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Peter Pomerantsev is een Britse auteur. Hij schreef ‘Niets is waar en alles is mogelijk’*, dat in 2016 de RSL Ondaatje Prijs won, en 'Dit is geen propaganda’, dat in 2020 de Gordon Burn Prize won.

Tekst op website uitgever
De Tweede Wereldoorlog werd niet alleen op het slagveld, maar ook in de media uitgevochten. Beide fronten zetten propaganda in om de opvattingen van burgers te beïnvloeden. Op dit strijdtoneel ging de Britse propagandist Thomas Sefton Delmer het gevecht aan met de Duitse oorlogsmacht.

Door een fictioneel karakter, Der Chef, te creëren, kon Sefton Delmer de Duitse militairen en burgers bereiken tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij had een radioprogramma en hield speeches die in de Duitse straten en in huizen te horen waren.

Journalist en onderzoeker Peter Pomerantsev kwam deze bijzondere figuur op het spoor en ziet een duidelijke parallel met de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Hitler en Poetin gebruiken beiden de leugen om hun doel te bereiken. Pomerantsev confronteert ons met scherpe vragen over het bestaan van informatieoorlogen: wat als je niet tegen de leugen kunt vechten? En kan een propagandaoorlog wel gewonnen worden?

Peter Pomerantsev is journalist en onderzoeker aan de Johns Hopkins University. Hij is de auteur van Niets is waar en alles is mogelijk, dat in 2016 de Royal Society of Literature Ondaatje Prize won, en van Dit is geen propaganda.

Fragment uit hoofdstuk 11. Zo win je een propagandaoorlog
Delmer zag in dat mensen bevrediging halen uit propaganda. En vaak geldt: hoe smeriger, hoe effectiever. De schofterigste leiders krijgen volgelingen door een manier aan te bieden waardoor je je via hen machtig voelt en doordat zij anderen vernederen. Der Chef maakte op dezelfde manier gebruik van de rancune en de ontaarding van de Duitsers, hij doorbrak het monopolie van de nazi's met het uiten van hun sterkste, geheimste emoties. Hij gebruikte dezelfde taal van haat, superioriteit en sadisme die de nazi's gebruikten. Maar dan keerde hij de propaganda tegen hen. Hij legde het vitriool er zo dik op dat de paranoia ervan begon over te stromen en er zoveel viezigheid loskwam dat die over de oevers klotste, waardoor ze 'naar het belachelijke' begon te reiken.
  Door te laten zien hoe eenvoudig het was de propaganda van de nazi's zelf tegen hen te keren en haar verdraaiingen uit te vergroten, herinnerde Delmer de Duitsers eraan hoe namaak die nazipropaganda was, en dit ondermijnde de fundamenten van hun macht. Delmer zag hoe propaganda mensen een gevoel gaf van identiteit in een verwarrende en instabiele wereld. De nazi's wilden dat jij de smerige rollen die zij aanboden, zou vervullen: als SS'ers, ariërs, Volksgenossen en meer. Door er constant een schijnwerper op te richten om te laten zien dat die rollen slechts toneelrollen waren, toonde Delmer je dat je ervoor kon kiezen ze niet te spelen, of dat je ze kon veranderen.
  Delmer heette je altijd welkom in zijn spelletjes waarin je de controle terug kon nemen en jezelf definiëren. De Sender betrok je bij een maskerade waarvan je wist dat de Britten erachter zaten, en de Britten wisten dat jij het iets, maar iedereen hield zich aan het rollenspel omdat daardoor bepaalde gecensureerde waarheden aan het licht kwamen. Je zou niet langer passief zijn en je overgeven aan de kracht van de propaganda, een onderdeeltje in een massale, gecoördineerde show; in plaats daarvan had je weer macht.
  Delmer richtte zich constant op het in staat stellen van mensen om iets te ondernemen wat goed was voor hen en slecht  voor de nazi's. Het oproepen tot een run op kleren en rantsoenen, of je een handleiding geven over hoe je een ziekte moest faken om van het front naar huis te worden gestuurd, was niet alleen belangrijk voor hun directe impact op de Duitse oorlogsinspanning, maar brak ook de gewoonte om zich meer neer te leggen bij de nazidictatuur.
  Door deze vier processen - het in het leven roepen van mediagemeenschappen die sterker zijn dan die van de propagandisten; het breken van het monopolie van de propagandisten op het uiten van de donkerste gevoelens; het mensen bewust maken van hoe de sociale rollen van de nazi's een demonisch cabaret waren waaraan je niet mee hoefde te doen; en mensen stimuleren zich onafhankelijker te gedragen - schiep Delmer afstand tussen het Duitse volk en de nazipropaganda. En toen die afstand er eenmaal was kon hij beginnen op heel andere wijze met het Duitse volk te communiceren.
  Delmers doel was echter nooit om de van haat vervulde politieke cultus te vervangen door een andere. het was niet de bedoeling dat de luisteraar Der Chef net zo zou gaan vereren als Hitler en met een of andere gehypnotiseerde menigte zou veranderen. Delmer geloofde altijd dat mensen nooit helemaal overweldigd zouden worden door propaganda. Volgens hem zat er altijd iemand in ons allemaal - gestoeld op realiteit - die klaarstond om zich los te maken van de propagandisten als er voldoende reden was om dat te doen. Het is onze taak die reden te vinden. En dit proces kan beginnen met het meest fundamentele eigenbelang en overleven. 
  Een groot deel van de hedendaagse propaganda is ontworpen om je overweldigd te laten voelen door de hoeveelheid verwarrende kennis die er is en het verschil tussen leugens en waarheid ondergraaft, terwijl deze verwarring ook voor opluchting zorgt als je je vertrouwen stelt in een leider die de wereld verkleint tot enorme samenzweringen. Daardoor komt dat factchecks zelden werken als ze een politieke identiteit rechtstreeks uitdagen. Wat we moeten doen is mensen de motivatie verschaffen om weer te geven om de waarheid.
  Delmer had alleen maar radio en drukwerk om mee te spelen. Wij hebben zoveel meer om mensen te betrekken: algemene online bijeenkomsten, en sociale mediakanalen, interactieve websites, streamingplatforms, messengers, pop-upadvertenties die je online op een spoor zetten, en de kans om films, toneel, lezingen en audio uit te zenden naar de meeste gesloten gemeenschappen. We beschikken over veel meer manieren dan Delmer om ons publiek, hun motieven en hun reacties te analyseren. Dictators en autoritaire propagandisten gebruiken deze hulmiddelen voortdurend - en wij zouden daarmee de concurrentiestrijd moeten aangaan. Wat we echter niet altijd hebben is Delmers slimheid, zijn vermogen af te dalen naar de oorsprong van de propagandamacht om die dan naar eigen hand te zetten. (pagina 298-300)

Lees ook: Dit is geen propaganda : de oorlog tegen de waarheid (2019)

maandag 7 oktober 2024

Hans Schnitzler 4

De mens, de machine & de therapeut
Bot Uitgevers 2024, 64 pagina's € 6,99
Essay Maand van de Geschiedenis

Wikipedia: Hans Schnitzler (1968)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
De menselijke geschiedenis laat zich lezen als een proces waarbij mens en machine steeds verder met elkaar versmelten, tot op het punt dat we langzaam maar zeker in cyborgs veranderen – half mens, half machine. Dat punt zijn we met rasse schreden aan het naderen. Naarmate we meer van onze menselijke vermogens gaan uitbesteden aan machines wordt de vraag naar ons mens-zijn steeds relevanter. Wat maakt, in tijden van kunstmatige intelligentie, digitalisering en robotisering, het menselijk bestaan tot een menswaardig bestaan? Dat is de vraag die filosoof Hans Schnitzler in De mens, de machine & de therapeut centraal stelt en in historisch perspectief plaatst. Om te begrijpen wat we nu zijn, moeten we onderzoeken hoe we zo geworden zijn. Daartoe nodigt hij de lezer uit om, samen met hem, in technotherapie te gaan. Waar komt onze fascinatie met technologie vandaan en wat staat er mogelijkerwijs op het spel? Veranderen we misschien zelf in robots? Heeft het onderscheid tussen echt en nep nog wel betekenis in een wereld van virtual reality en deepfakes? Aan welke angsten en dromen komt het leven in cyberspace eigenlijk tegemoet? Er zit niets anders op dan te graven in ons verleden om hier meer zicht op te krijgen.

Fragment uit Sessie VI
De mens staat dus niet onafhankelijk of 'objectief' tegenover de realiteit. Wij zijn dieren die verhalen vertellen over onszelf en de wereld; en vertellen is geen tellen, Therapeut. Hoewel dat voor jou misschien niet geldt: mensen zijn historische wezens, die de geschiedenis in zich dragen. Dat bracht Gadamer tot de overtuiging dat de geschiedenis niet aan ons behoort, maar wij aan de geschiedenis (wat ik, maar dit terzijde, een troostrijke en nederig stemmende gedachte vind).
  Kortom, ook opvattingen over echt en nep komen niet uit de lucht vallen en zijn geladen met betekenissen die ons vanuit de traditie zijn overgeleverd. Als er één verhaal is dat onze ideeën hierover heeft gekleurd, dan is het wel de grot-allegorie van Plato, die hij heeft opgetekend in de Politeia. Ik durf te stellen dat Plato's gedachte-experiment over een groep mensen die in een grot opgesloten zit en die de schaduwen die ze daar op de wand zien voor de waarheid houden, een treffende metafoor is voor de situatie waarin we ons vandaag de dag bevinden - met dien verstande dat bij Plato een aantal grotbewoners zich nog uit de grot kon bevrijden om te ontdekken dat ze in een schijnwerkelijkheid leefden. Voor databewoners daarentegen zal het, in tijden van generatieve AI die kunstmatig tekst, beeld en muziek genereert, steeds lastiger worden zich aan de digitale schaduwwereld te onttrekken; die is namelijk overal en nergens, en tendeert ernaar om ons volledig onder te dompelen (denk aan Zuckerbergs Metaverse) en alle facetten van het leven te betoveren, tot op het punt dat we de dualistische wereldbeschouwing van echt versus nep, schijn versus wezen, feit versus fictie als een relikwie uit analoge tijden mogen beschouwen.
  Er is nog een reden waarom Plato's grotvoorstelling ons een adequate en actuele spiegel voorhoudt. De mensen in Plato's grot zitten daar vastgeketend en kijken naar een schimmenspel dat veroorzaakt wordt door poppenspelers achter hen, die met behulp van een onzichtbaar vuur schaduwen op de grotwand projecteren. Dat die schimmen een illusie zijn, schaduwen van de echte werkelijkheid, laat onverlet dat ze hun toeschouwers weten te betoveren en misleiden. Klinkt herkenbaar, nietwaar Therapeut? Ook vandaag laten we ons immers betoveren en misleiden, maar dan door een bits-en-bytes-versie van de fysieke realiteit die ons in een digitaal gegenereerde schimmenwereld onderdompelt. Soms nemen die schimmen de hoedanigheid aan van door AI geconstrueerde deepfakes, die van een Instagram-filter - zoals FaceApp, waarmee je je een Barbiepop-uiterlijk kunt aanmeten - of anders wel de vorm van een verleidelijke Chatbot-stem die verdacht veel lijkt op die van actrice Scarlet Johansson uit de film Her (waarin de hoofdpersoon verliefd wordt op zijn besturingssysteem, in casu de stem van Johansson; sciencefiction uit 2013 die elf jaar later verraderlijk realistisch is). (pagina 46-48)

Lees ook: Het digitale proletariaat (uit 2015), Kleine filosofie van de digitale onthouding (uit 2017) en Wij nihilisten : een zoektocht naar de geest van digitalisering (uit 2021).\

Terug naar Overzicht alle titels