Ten Have 2024, 278 pagina's - € 22,99
Wikipedia: Irene van Staveren (1963)
Korte beschrijving
Een verzameling columns van Irene van Staveren, waarin ze kritiek levert op het idee dat er een vrije markt bestaat, en bepleit dat het nastreven van dat ideaal schadelijk is voor de mens en de natuur. Van Staveren analyseert tekortkomingen van het neoliberale beleid waarin de woningcrisis, stagnerende lonen en toenemende ongelijkheid heersen. Haar betoog gaat verder dan alleen kritiek: ze biedt ook hoopvolle perspectieven die aantonen dat een rechtvaardigere en duurzamere economie van verbinding mogelijk is. Op een toegankelijke manier nodigt ze lezers uit om na te denken over de toekomst van onze economie aan de hand van korte teksten met herkenbare voorbeelden. In heldere en inzichtelijke stijl geschreven. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Irene van Staveren is hoogleraar Economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is columnist voor Trouw en schreef eerder ‘Wat wij kunnen leren van economen die (bijna) niemand meer leest' en 'De professor als proefkonijn'. De columns werden oorspronkelijk gepubliceerd in Trouw.
Tekst op website uitgever
In De vrije markt bestaat niet belicht Irene van Staveren scherpzinnig sociaal-economische kwesties, doordrenkt met een verfrissende dosis maatschappelijk engagement. Als hoogleraar economie en ethiek brengt ze diepgaande inzichten in de complexe relatie tussen economie, rechtvaardigheid en duurzaamheid.
Haar heldere schrijfstijl en toegankelijke benadering maken het boek inspirerend voor een breed lezerspubliek. Van Staveren daagt lezers uit na te denken over een rechtvaardigere en duurzamere samenleving.
Fragment uit 55. Hoe het kapitalisme langzaam instort (22 februari 2022)
Grote bedrijven en rechtse politici bezingen graag de verworvenheden van het kapitalisme. Hoge economische groei sinds de industriële revolutie en daarmee ook stijgende welvaart voor iedereen. Kapitalisme geldt als algemeen economisch principe, omarmd door economen en onderwezen aan studenten. Maar dit beeld en de verworvenheden zelf beginnen slijtage te vertonen.
De welvaart wordt sinds de jaren tachtig niet meer zo breed gedeeld als in de twee eeuwen daarvoor. De ongelijkheid neemt toe, vooral aan de top, maar ook in diverse ontwikkelingslanden, zoals in China. In het Westen is de groeimotor al een decennium aan het sputteren: de groeipercentages van de jaren vijftig tot zeventig halen we niet meer.
Zorgwekkender is dat we de aarde met elk percentage kapitalistische groei geweld aandoen en het klimaat in de richting van een onherstelbare verandering duwen. Want kapitalistische groei draait om meer spullen maken en via marketing mensen ervan overtuigen dat we die ook nodig hebben, al is het maar om ons te onderscheiden van anderen.
De ironie is dat marktwerking daarbij steeds wordt opgevoerd als meest efficiënte manier om iedereen te laten genieten van de welvaart. Maar we zien steeds vaker het omgekeerde: steeds minder concurrentie tussen steeds grotere bedrijven en steeds minder mensen die daarvan profiteren.
De economische theorie die het kapitalisme verklaart en met beleidsadviezen probeert te vervolmaken loopt ook tegen grenzen op. Want als efficiëntie het enige criterium is om welvaart te evalueren, hoe controleert het dan grote bedrijven met markmacht die juist steeds efficiënter produceren? Hoe oordeelt de theorie over de afruil tussen welvaart (zo veel mogelijk producten tegen een zo laag mogelijke prijs) en afnemende keus voor de consument, schending van privacy door big tech, toenemende inkomens- en vermogensongelijkheid en aantasting van het milieu?
Die afweging heeft de theorie steeds doorgeschoven naar de politiek, maar het excuus dat economen zich alleen maar bezighouden met welvaart maximaliseren, en dat de politiek normatieve keuzes moet maken. Alsof welvaart maximaliseren voor een steeds kleinere groep een normatieve keuze is. Nu private bedrijfsvoering op een steeds verder geconcentreerde markt niet automatisch welvaart voor iedereen brengt, hebben we zowel een betere economische theorie nodig als een systeem dat minder leunt op het dogma van het kapitalisme.
Gelukkig is er een onderstroom in de economische wetenschap die daaraan werkt. Ze hebben studenten van de Kritische Rethinking Economics-beweging onlangs een prachtig boek geschreven, Economy Studies, waarin ze laten zien hoe andere theorieën een plaats kunnen krijgen in het universitaire onderwijs.
Ook groeit onder economen de interesse in het succes van niet-kapitalistische bedrijven zoals werknemerscoöperaties en rentmeesterschapsbedrijven (waarbij vrijwel alle dividend naar een goed doel gaat). Zo blijken coöperaties het tijdens de corona-epidemie wereldwijd beter te hebben gedaan dan winstgedreven bedrijven en interesseren bedrijven zich steeds vaker voor het certificaat B-Corporation, waarin maatschappelijke doelen minstens zo belangrijk zijn als winst maken.
Het kapitalisme omverwerpen lukt niet. Maar een langzame implosie is misschien al begonnen. (pagina 171-173)
Terug naar Overzicht alle titels
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen