Querido 2024, 207 pagina's - € 20,--
Website Tom van der Meer (1980)
Korte beschrijving
Een kritische analyse van de Nederlandse politiek in de afgelopen decennia, met een focus op de Rutte-jaren. Auteur Tom van der Meer stelt dat het politieke midden inhoudelijk politiek conflict heeft verwaarloosd, waardoor het richtingloos, waardenloos en alternatiefloos is geworden. Dit heeft geleid tot een democratie die vastzit tussen technocratie en populisme. De auteur betoogt dat middenpartijen in hun streven naar een brede kiezersbasis juist inwisselbaar zijn geworden, en dat hun afhankelijkheid van technocratie de kiezer een echte keuze heeft ontnomen. Het boek laat zien waarom juist deze alternatiefloze politiek een voedingsbodem gaf aan het succes van BBB, NSC en PVV in 2023. Scherpzinnig en met diepgang geschreven. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep. Tom van der Meer (1980) is hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. In 2017 publiceerde hij 'Niet de kiezer is gek', dat de Prinsjesboekenprijs won voor het beste politieke boek van dat jaar.
Tekst op website uitgever
Het politieke midden heeft het belang van inhoudelijk politiek conflict verwaarloosd. Daardoor is het richtingloos, waardenloos en alternatiefloos geworden. De democratie is klemgeraakt tussen technocratie en populisme. Kunnen de middenpartijen zich nog bevrijden uit deze crisis?
Dit boek biedt een scherpe analyse van de Nederlandse politiek in de afgelopen decennia, en de Rutte-jaren in het bijzonder. In hun poging een zo groot mogelijke groep kiezers na te jagen, maakten middenpartijen zich juist inwisselbaar. Elf jaar lang namen zij hun toevlucht tot middencoalities. Op de grote politieke vraagstukken van onze tijd – van het Groninger gas tot stikstof en corona – vertrouwden deze opeenvolgende regeringen op technocratie. Het gevolg was dat een echte keus aan de kiezer werd ontnomen. Tom van der Meer laat zien waarom juist deze alternatiefloze politiek een voedingsbodem gaf aan het succes van BBB, NSC en PVV in 2023.
Fragment uit 2. De Nederlandse politiek in vier paradoxen
Continuïteit ondanks verandering
De eerste paradox is de toegenomen vluchtigheid van partijvoorkeuren van kiezers hoewel zij zeer consistente ideologische opvattingen hebben. Aan de ene kant laten verkiezingsuitslagen forse schommelingen zien. Van verkiezing tot verkiezing eindigen tientallen Tweede Kamerzetels in handen van andere partijen. In 2023 wisselde ruim een derde van de Kamerzetels van eigenaar, door de opkomst van NSC (+20) en de groei van de PVV )+20), fusiepartij GL/PvdA (+8) en BBB (+6). De vluchtigheid van partijvoorkeuren uit zich ook in de Eerste Kamer. Decennia geleden verschilde de partijpolitieke samenstelling van de Eerste Kamer nauwelijks van de Tweede Kamer, tegenwoordig is het veel lastiger om een meerderheid te vinden in beide Kamers. Tussen 2010 en 2023 konden alleen de coalitiepartijen achter kabinet-Rutte III enige tijd rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer. Negentien maanden om precies te zijn. Dat Kabinet verloor de meerderheid bij de Eerste Kamerverkiezing van 2019. Hoewel Nederlandse Kamerverkiezingen tot in de jaren zestig gekenmerkt werden door relatieve stabiliteit en voorspelbaarheid, behoren we inmiddels met Italië en Frankrijk tot de West-Europese landen met de meest wisselende verkiezingsuitslagen.
Toch betekent dat niet dat de ideologische opvattingen van kiezers wezenlijk veranderen. Na veel verkiezingen lijkt het of de kiezer een ruk aan het stuur heeft gegeven. Maar dat ligt een stuk genuanceerder. Het Nationaal Kiezersonderzoek monitort al decennia de ideologische opvattingen van Nederlandse kiezers, en daaruit blijkt dat het electoraat ideologisch opmerkelijk stabiel is. Gemiddeld plaatsen Nederlanders zichzelf al tientallen jaren iets rechts van het midden. Het zwaartepunt van de politiek ligt zodoende ook aan de rechterzijde van het midden: rechtse partijen zijn in Nederland al decennia gemiddeld groter dan linkse partijen, waardoor rechtse en centrumkabinetten elkaar afwisselen. De publieke opinie is overigens genuanceerder dan de grofmazige indeling tussen links en rechts. Economisch zijn Nederlanders gemiddeld links (een ruime meerderheid wil meer herverdeling), over migratie en de Europese Unie gemiddeld rechts (een ruime meerderheid wil meer terughoudendheid). maar ook die opvattingen zijn gemiddeld tamelijk constant.
Hoe vallen die constanten in de publieke opinie te rijmen met de veranderlijkheid van de verkiezingsuitslagen? Allereerst, zelfs als de voorkeuren van kiezers gelijk blijven, veranderen hun prioriteiten met veranderende omstandigheden. Deels worden die veranderende prioriteiten gedreven door omstandigheden als de Grote Recessie (in 2010 en 2012), de Syrische vluchtelingencrisis (in 2015-2016) of de coronapandemie (in 2021). Deels weerspiegelen ze ook de problemen die media en politieke paftijen centraal zetten in de verkiezingstijd. Een tweede, meer structurele verklaring voor de paradox benadrukt de afvlakking van inhoudelijke verschillen tussen politieke partijen in het midden. Doordat kiezer minder verschillen zien tussen partijen is het makkelijker om tussen die partijen over te stappen. Partijen die een breder electoraat najagen, maken zichzelf inwisselbaar en lokken zo veranderlijk stemgedrag uit. (pagina 25-26)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen