Cossee 2024, 218 pagina's - € 22,99
Oorspronkelijke titel: Fitopolis, la città vivente (2023)
Wikipedia: Stefano Mancuso (1965)
Korte beschrijving
Een pleidooi voor een groenere leefomgeving. Stefano Mancuso nodigt de lezer uit om het stadse leven te heroverwegen aan de hand van de volgende paradox: de opwarming van de aarde zal het stadse leven voorgoed veranderen, maar de stad zélf is daar de belangrijkste oorzaak van. Hij pleit ervoor om steden niet langer te bouwen met de mens als voorbeeld, maar de stad te zien als een plant: een levend, circulair en duurzaam organisme. Met behulp van diverse voorbeelden laat de auteur zien hoe dit gerealiseerd kan worden. Intelligent en bevlogen geschreven. Met zwart-witfoto’s en -illustraties. Met name geschikt voor geoefende lezers. Stefano Mancuso (Catanzaro, 1965) is hoogleraar aan de universiteit van Florence, leidt het International Laboratory for Plant Neurobiology en is medeoprichter van de International Society for Plant Signaling and Behavior. Hij schreef meerdere boeken. Voor 'Briljant groen’ ontving hij de prestigieuze Galileiprijs. Zijn werk wordt in meerdere landen uitgegeven.
Tekst op website
Eeuwenlang is de mens bezig geweest met het zoeken naar en veroveren van nieuwe leefgebieden. De laatste honderd jaar hebben we de stad als beste woonomgeving verkozen – in 2070 zal zeventig procent van de mensen in de stad wonen. Het is de plek waar we onze overlevingskansen het hoogst inschatten, waar we een goede levenskwaliteit verwachten. Maar daarmee hebben we de natuur geëlimineerd uit ons denken.
In De levende stad daagt Stefano Mancuso ons uit het stadse leven te heroverwegen aan de hand van de volgende paradox: de opwarming van de aarde zal het stadse leven voorgoed veranderen, maar de stad zélf is daar de belangrijkste oorzaak van. En dus moeten we niet alleen onze steden, maar ook ons denken vergroenen.
Hoog tijd om de stad niet meer te bouwen met de mens als voorbeeld (met een centrum als hart en woonwijken als longen), maar de stad te zien als een plant, een levend en circulair organisme: duurzaam en gedecentraliseerd. Op enthousiaste toon en met veel verrassende voorbeelden laat Mancuso zien wat ons nu te doen staat.
Fragment uit hoofdstuk 5. Het stedelijk metabolisme
We zagen dat 27 procent van de ecologische voetafdruk van een Europese hoofdstad als Rome bestemd is voor voedsel. Bijna altijd is voedsel de meest belastende factor in de meting van de ecologische voetafdruk van ene stad. In de steden met de laagste inkomens is het niet ongebruikelijk dat voedsel uiteindelijk zo'n 50 procent van de ecologische voetafdruk beslaat. Wat zegt dat over het verbruik van de hulpbronnen van onze planeet? Of beter gezegd, hoeveel aardoppervlak is, gelet op deze data, bestemd voor voedselproductie? Die cijfers zouden we moeten kennen om te begrijpen hoe ons leven in de stad rechtstreeks verbonden is met wat er op de rest van de planeet gebeurt, te beginnen bij kennis over de manier waarop het landoppervlak op dit moment voornamelijk wordt gebruikt. Met uitzondering van oppervlakken die bedekt zijn met ijs, die ongeveer 10 procent van het totale landoppervlak beslaan, en onvruchtbaar land zoals woestijnen, straten, rotsen, enzovoort, die samen 19 procent innemen, wordt 50 procent van het resterend elandoppervlak gebruikt voor de landbouw. Dat is ronduit ene gigantisch percentage. Om de omvang van dat oppervlak te visualiseren moet je denken aan een gebied van vijf keer de Verenigde Staten. Er wordt wel gedacht dat het landoppervlak dat voor voedselproductie bestemd is niet kleiner kan worden, want we moeten toch eten, en als dat de hoeveelheid land is die nodig is, dan kunnen we er verder niet veel aan doen. Maar dat is niet waar, want als we gaan kijken hoe die gigantische hoeveelheid land wordt benut, zien we dat 77 procent ervan bestemd is voor de veeteelt en slechts 23 procent voor de productie van plantaardig voedsel. Dat is zo'n onlogische aanpak dat je nauwelijks kunt geloven dat een intelligente soort die heeft bedacht: we reserveren 77 procent van het land dat voor voedsel bestemd is voor het houden van vee, dat slechts 18 procent produceert van de calorieën die bestemd zijn voor mensen! Is dat écht nodig? Is het verdedigbaar, of zelfs maar vaag voorstelbaar, dat een intelligente soort een oppervlak van vier keer de Verenigde Staten gebruikt om 18 procent van de benodigde calorieën te produceren? Ik weet zeker dat zelfs de meest overtuigde voorstander van de consumptie van dierlijke producten zich bij deze cijfers achter de oren zal krabben. Vooral omdat we om al dat land geschikt te maken voor de veeteelt een groot deel van onze bossen en wouden hebben moeten vernietigen.
Bijna driehonderdduizend jaar sinds het verschijnen van Homo sapiens is de aarde bedekt geweest met bossen. Naar schatting werd nog maar duizend jaar geleden slechts 4 procent van al het land dat niet met ijs bedekt en geen woestijn was, vooral ontbost om ruimte te maken voor akkers ten behoeve van de voedselproductie. De gematigde wouden, die in de achttiende eeuw wereldwijd, nog meer dan vierhonderd miljoen hectare besloegen, zijn helemaal verdwenen, en ook de tropische wouden nemen in omvang sterk af. Waar het op neerkomt is dat we sinds het jaar 1700 tot nu toe 1,8 miljard hectare woud hebben gekapt om ruimte te maken voor onze behoefte; iets minder dan twee keer het totale oppervlak van de Verenigde Staten, om die vergelijking nog maar eens te maken. Binnen een tijdsbestek van een paar jaar hebben we het oppervlak dat bestemd was voor bossen gereduceerd tot een magere 37 procent van al het bewoonbare landoppervlak om ruimte te maken voor ongelimiteerde landbouwgrond, die we in werkelijkheid helemaal niet nodig hebben. (pagina 121-123)
Lees ook: Reizend groen : de wonderbaarlijke migratie van planten (uit 2019), De universele rechten van de plant (uit 2020) en Plantenrevolutie : hoe planten onze toekomst bepalen (uit 2018) en Bomen van de wereld (2022).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen